40 jaar ouder dan James Gandolfini

Dit stukje gaat niet over de schielijk overleden James J. Gandolfini Jr.
Goed, hij is de acteur die gestalte gaf aan de onsterfelijke Tony Soprano zonder in karikaturen te vervallen. En zonder Soprano’s hadden HBO en Showtime en de rest nooit besloten dat er misschien toch een publiek voor kwaliteitsseries bestond.
Dus zonder James Gandolfini geen Deadwood, geen Dexter, geen Boardwalk Empire, geen Breaking Bad, geen Game of Thrones.
Maar goed, dit stukje gaat niet over James Gandolfini, want over die man heeft Annelies Verbeke hier al een mooi in memoriam geschreven. Neen, dit stukje gaat over een oud vrouwtje dat vorige week zondag een pintje ging drinken op Sint-Anneke.

Zondagnamiddag en ik was op wandel. Dolen helpt als je aan een nieuw boek werkt en je je hoofd wil leeg maken. (Vraag dat maar aan Bent Van Looy.) Ik had de voetgangerstunnel overgestoken en liep het pad af langs de Scheldedijk, toen er iemand achter me ‘hallo’ riep. Ik had eerst niet door dat de vrouw mij aan het begroeten was, ze moest haar groet herhalen voor ik me wilde omdraaien. Ik zag een bejaard vrouwtje naar me wuiven. Natuurlijk zette ik me intuïtief schrap. De gemiddelde Belg is immers niet gewend om aangesproken te worden door onbekende, bejaarde vrouwtjes, en als dat toch gebeurt, denkt de gemiddelde Belg dat bejaarde vrouwtjes dat doen om hem terecht te wijzen – intuïtie is vaak een mooi woord om lelijke vooroordelen mee te verpakken.

Ze wilde me de les niet spellen. Ze moest op Sint-Anneke zijn – had er op een terras afgesproken – en was niet zeker of ze de kortste weg bewandelde. Als je een wandelstok van doen hebt, vallen omwegen te vermijden. Ik zei dat ik toch die kant uit moest en vertraagde mijn pas. Aanvankelijk ging het over koetjes en kalfjes. Dat ze van haar schoondochter kwam, dat het toch zo’n mooi weer was, waarom ‘t stad die twee vuile groene dozen naast het MAS had “neergepladijsd”. Mijn vraag of ik niet te snel liep, wuifde ze weg. Ze tilde haar wandelstok op. ‘Sportknie,’ legde ze uit.

Dat ze haar leven lang had gesport. Zwemmen en basketbal, dat waren haar ding. Op de inhuldiging van het Sint-Albertkanaal had ze mee het kanaal overgezwommen. Ze was ook één van de oprichters geweest van een vrouwenbasketbalploeg in het Wilrijkse Nachtegaelpark – één van de eerste – maar kon zich niet meer herinneren of dat voor of na den oorlog was geweest. Ze woonde in de Sint-Laureisstraat, aan den Bell. Ik vertelde dat ik negen jaar lang in haar straat had gewoond (2001-2010). ‘Wel nondeju,’ zei ze.

Een meanderend gesprek, daar langs de Schelde. Op haar bestemming namen we aarzelend afscheid. Ze adviseerde het volgende: veel lichaamsbeweging en af en toe een pintje. Goede raad voor jou en mij en James Gandolfini.

91 jaar was ze.

over bijen (2)

Vorige keer bevonden we ons in Californische amandelgaarden. Wil je weten hoe het de bijen daar is vergaan? Wel, ze hebben hun best gedaan. Alle bloemen zijn bevrucht, en de kasten zitten tjokvol honing. En daar komen de machines van de imker al. De kasten belanden op een lopende band en grijpgrage armen schrapen de zorgvuldig verzamelde honing van de raten. Om de bijen niet van honger te laten omkomen, worden de kasten vervolgens volgespoten met suikerwater.
Kunnen bijen zwemmen? De gedachte overviel me in het donker van de cinemazaal. Mijn Zwijndrechtse buurvrouw werd niet geplaagd door dergelijke aardse gedachten. Zij lag rustig te snurken, haar hoofd in een oncomfortabele hoek gescharnierd.

Dat het niet goed gaat met het bijenvolk. Zelfs op de idyllische alpenweide hebben Herr und Fraülein imker af te rekenen met bijensterfte. Er zijn de neonicotinoïden. Er is de varoamijt die bijen verzwakt en ziek maakt. Tussen haakjes, naar bijenmaat heeft de varoamijt de grootte van een konijn. Zie je de mens al rondlopen met… Jaaa, u komt ook uit bij Monty Python & the Holy Grail?

Wetenschappers breken zich het hoofd over het hoe en waarom van de bijensterfte. Is de neergang dan zo verwonderlijk? Zolang we die beestjes in het industriële keurslijf van de homo economicus dwingen, zolang we bijen en de rest van de planeet blijven beschouwen als een te ontginnen grondstof, zullen er vodden van blijven komen. Vraag dat maar aan de Chinezen, waar hele regio’s hun bijen kwijt zijn, en landarbeiders met een zakje stuifmeel en een borsteltje de hort worden opgestuurd (foto hierboven).

Ik eindig met een positieve noot: de geafrikaniseerde honingbij, killer bee in de volksmond, doet het niet slecht. Ze mogen dan even lichtgeraakt zijn als de broertjes Gallagher op een familiefeestje, ze trekken hun plan. De film eindigt namelijk met een Amerikaanse imker die – bandana op zijn hoofd – een zwerm uit het dak van een opa peutert en in een kast stopt. De volgende dag blijkt de kast leeg en de zwerm verhuisd naar een mooie spelonk in de bergen. In hun nieuwe room with a view kan zelfs Winnie the Pooh niet met zijn poten aan de raten.

Of hoe de killer bee zijn dikste vinger opsteekt naar de bandana-imker.

Tussen haakjes, vandaag heeft Dirk Draulans himself het in Knack over bijen, neonicotinoïden en genetisch geëxperimenteer. Voor wie er niet genoeg van krijgen kan.

over bijen (1)

Studio Rubens is een kleine cinemazaal in Zwijndrecht die de komst van de multiplexen heeft overleefd. Je kunt je glas Duvel zomaar mee naar binnen nemen en nergens hoor je popcorn vermalen worden tussen kiezen. Op het programma: More Than Honey, een documentaire over het bijenvolk. Bart Staes leidde in en sprak een twintigtal minuten over bijensterfte en het tijdelijke EU-verbod op de pesticiden genaamd neonicotinoïden. (Wie meer wil weten, klik hier.) Daarna doofden de lichten.

De film opent idyllisch: een alpenwei in de lente en een boom waarin een gonzende zwerm bijen. Een eenzame grijsaard loopt de heuvel op, klapt een laddertje open en zet een emmer onder de tak. Eén houw van zijn bijl en de zwerm valt pardoes in de emmer. Even later wordt die leeggeschud in een bijenkast. De scène zet meteen de toon. Want met hoeveel liefde deze Oostenrijkse imker ook over zijn vak spreekt, het blijft een vak dat hij uitoefent. Net zoals de mens koeien- en paarden- en hondenrassen manipuleert in functie van hun voorkomen, zo manipuleren Europese imkers hun bijenrassen al eeuwenlang om ze gedweeër te maken, minder steeklustig, (en intussen misschien ook wel minder resistent). Bijen zijn er immers om te verhandelen en om honing te produceren. Getuige daarvan is een knusse keukenscène waarin de Fraülein van de imker twintig koninginnen in een kartonnen doosje stopt, het doosje dichtniet en het vervolgens in een envelop sluit.
DHL is er niet enkel voor de Amazons of Zalando’s van deze wereld.

De toon is gezet. We verhuizen naar de VS waar een collega-imker een pallet volstapelt met bijenkasten en per vorklift op een oplegger laadt. Die oplegger gaat de volgende maanden de hort op – Maya de bij on tour. Het volkje moeten twee dagen lang kak en pis ophouden, en het gerammel en het lawaai en de dieseldampen van de voortjakkerende wegreus verdragen. De eerste halte is een reusachtige amandelplantage in Californië. De kasten worden uitgeladen, deurtjes gaan open, en – zodra ze kaka en pipi hebben gedaan – gaan de bijen aan de slag. Tenminste, zij die nog leven, want bij elke tocht sneuvelen kasten. De imker betreurt de kadavers, rekent zijn verlies na, en borstelt de kasten uit. Nu weet u meteen waarom Oostenrijkse imkers bijenkoninginnen in enveloppen stoppen.

Wat later onderbreekt de imker zijn handelingen, kijkt recht in de camera en vraagt of we de bijen horen gonzen. ‘That’s the sound of money,’ legt hij uit. Zijn ogen glinsteren.

Drommels, straks loop ik hier de hele film na te vertellen. Volgende keer gaan we verder, en als je meer wil weten over More Than Honey, klik dan op filmtrailer.

fortuinlijke mensen

Wij dus naar Krakau. Wij, dat zijn auteurs Annmarie Sauer, Peter Theunynck, Johan de Boose en mezelf. Dinsdagochtend vertrokken we in alle vroegte en om halfdrie stonden we in het oude centrum, waar ik mocht vaststellen dat het Poolse stadje wat weg had van Ljubljana, en ook wel van Sarajevo, zij het dan zonder de oorlogslittekens. We hadden enkele uren de tijd om de stad te verkennen, en dat deden we onder een stralende zon – vorige week zat Polen aan de juiste kant van de straalstroom. Het Planty-park dat het oude centrum met groen omkranst, de Rynek Glówny met haar Mariakerk en haar Raadhuistoren, de imposante Wawelburcht. In de Kazimiersk-wijk rook het naar pijptabak, de bulderende trams waren gebouwd in Brugge, het bier wordt er in halve liters geserveerd. Eén advies: blijf weg uit de lakenhal: de smeedijzeren lichtarmaturen zijn slechts een lokmiddel, uitgezet door snode souvenirventers – een beetje zoals die lantaarnhengelvis de kleine Nemo in zijn bek wilde lokken met dat biolampje op zijn kop.

Enfin, genoeg voor toeristische gids gespeeld. We waren hier tenslotte niet voor ons plezier, maar voor het tweejaarlijkse PEN & ICORN-congres, dat plaatsvond in het Manggha-museum aan de oevers van de Wyslaw. PEN International verenigt auteurs die ijveren voor vrije meningsuiting en zich inzetten voor vervolgde schrijvers, het International Cities of Refuge Network verenigt steden en regio’s overal ter wereld met hetzelfde doel. Voor de geïnteresseerden: www.penvlaanderen.be en www.icorn.org. Voor alle duidelijkheid, het gaat hier niet om een overgesubsidieerde, uit de staatsruif schransende dinner club maar een stel georganiseerde idealisten die vanuit hun comfortabele positie in het min of meer vrije westen een steentje willen bijdragen.

Dinsdagavond trapte Timothy Garton Ash het congres af in de aula van het Jaglonski College, waar de geborstelde versie van paus Johannes Paulus II welwillend op hem neerkeek. Ash besloot zijn speech met de woorden: speak openly but with civility – waardevol advies voor menig forumvlaming. Woensdag, donderdag en vrijdag hebben we dan geworkshopt, genetwerkt, geluisterd naar panelgesprekken. Er werd geïnformeerd, getuigd, gediscussieerd, en tijdens de koffiepauze werd er aangeschoven voor de sputterende koffie-automaat en de schaal pateekes, want auteurs zijn ook maar mensen.

Ik luisterde er naar de getuigenis van een Russische journaliste die onderdak had gevonden in Helsinki om er twee jaar lang ongehinderd over moedertje Rusland te kunnen schrijven, en nadien Rusland niet meer binnen kon omdat ze zo succesvol was geweest in haar aanpak. Ik hoorde over verdwenen Mexicaanse en gevangen gezette Turkse jounalisten. Tijdens een panelgesprek over wat de Westerse pers gemakshalve de Arabische lente en winter noemt, waren we getuige van een dispuut tussen een Algerijnse en een Palestijnse auteur – een treffend voorbeeld van hoe gevoelig de kwestie ligt en hoe snel een ongelukkige formulering de lont in het kruitvat kan doen belanden.

Niet alle verhalen kenden een slechte afloop. Veel vervolgde schrijvers of journalisten werden uit hun gevangenissen bevrijd of vonden onderdak in een gastland. Maar omdat de mens het nooit zal kunnen laten elkaar de duvel aan te doen, zal het werk wel nooit voltooid geraken.

Toen ik thuiskwam, beheerste BDW en Zulte-Waregem het nieuws. Het is een zorgeloos land waarin zo’n non-item de voorpagina’s haalt. Wat zijn wij toch fortuinlijke mensen.

eskimohut

We stonden voor het raam te praten. Beerschot en Barcelona waren de revue al gepasseerd toen vriend A mijn boek ter sprake bracht. Hoe hij het ’s avonds in bed had liggen lezen. Hoe hij een spellingfout had ontdekt. Hoe hij uit bed was gesprongen – écht gebeurd – en de trap was afgeteend om het aan zijn tv-kijkende vrouw voor te leggen. Hoe zijn vrouw hem overtuigde dat er wellicht geen sprake was van een spellingfout.

Achteroverleunend in de vensterbank, allang content dat mensen drie maanden na publicatie nog steeds bereid zijn het over mijn boek te hebben, stel ik hem gerust, en vertel dat een collega daar aanvankelijk ook een spellingfout in las.
‘De man die ik dat woord in de mond leg, is een barse Chileense dronkenlap met een gewelddadig verleden,’ legde ik uit. ‘Dat woord paste in zijn woordenschat. Hij zegt dus wel degelijk “zo koud als een eskimokut” en niet “zo koud als een eskimohut”.’

Ik wilde terug naar het behaaglijke achteroverleunen, maar de vrienden waren niet overtuigd. Of ik dat proefondervindelijk had vastgesteld. Ik moest ontkennen. Het noordelijkst gelegen plekje waar ik tot op heden ben geweest, is de James Bay in Canada – Eskimovrouwen zijn in die streek nog niet gesignaleerd.

‘Dus je wilde interessant doen,’ zei vriend A.
‘Ik weet niet. Vinden jullie die vergelijking pretentieus of zo?’ zei ik.
‘Pretentieus, pretentieus, gaan we de interessante uithangen,’ zei vriend B.

Ze besloten dat de vergelijking erover was. Ik beloofde plechtig me voortaan te onthouden van vergezochte vondsten. En als ik in de toekomst nog vrouwelijke lichaamsdelen ter sprake breng, zal ik dat eerst proefondervindelijk vaststellen, desnoods met de gewaardeerde hulp van een gynaecologe.

mannen met geweren

‘Nonkel Dimitri, je moet oppassen voor de mannen met geweren.’

Mijn zuster woont met haar echtgenoot en zoontje in Shanghai. Elke week skypen we met elkaar. Eerst praat ik de voorbije week door met mijn zus, daarna vertel ik een verhaaltje aan mijn petekindje. Het maakt niet uit waarover de vertelling gaat, zolang de leeuwenkoning en zoon Simba er maar in voorkomen, want dat zijn z’n helden du jour. Afgelopen zondag, toen het verhaaltje verteld was en we afscheid namen, wilde hij nog één ding kwijt: dat ik moest oppassen voor mannen met geweren. Net vier geworden en al weet hebben van mannen met geweren. Het brak mijn hart.

Ik ben geen helikopternonkel – mocht de term al bestaan – en ik weet dat je een kind niet mag overbeschermen, maar ik had mijn petekind liever geadviseerd hoe hij reuzen of heksen te slim af moest zijn, of hoe hij een draak moest temmen. Tegen mannen met geweren staat mijn verbeelding machteloos.

Toen Kurt Vonnegut – ja, hij weer – aan zijn oud-legermakker Bernard O’Hare vertelde dat hij een boek ging schrijven over hun krijgsgevangenschap in Dresden, schoot Bernards vrouw in een Franse colère. ‘You were just babies in the war!’ riep ze uit. ‘But you’re not going to write it that way, are you? You’ll pretend you were men instead of babies, and you’ll be played in the movies by Frank Sinatra and John Wayne or some of those other glamorous, war-loving, dirty old men.’ Vonnegut nam haar woorden ter harte. Het boek heet voluit Slachthuis 5 of de kinderkruistocht. Hoe bedoel je, je hebt het nog niet gelezen?

Aleppo 2013 – 68 jaar na Dresden, 800 jaar na die Kinderkruistocht waar Thea Beckman ooit een boek aan wijdde. Vaders rouwen om de kapotte kinderlijfjes in hun armen. Vaders zoeken naar hun ten strijde getrokken zonen op het slagveld (zonen die nauwelijks uit de pubertijd zijn). Kinderen verplegen gewonde vaders in onderbemande ziekenhuizen. Hoe moeten die mensen ginder hun kinderen nog troosten als ze ’s nachts ontwaken uit een nachtmerrie? Dat het tentakelmonster onder hun bed niet bestaat? Wanneer staetsmenschen ten oorlog wenschen te trekken, dient men de kleyn mannen in de vuerlinie te plaetschen – het is een ongeschreven regel die al eeuwen meegaat.

Allemaal dingen die door mijn hoofd schoten toen dat vierjarige knulletje me voor onheil wilde behoeden. Ik heb hem gezegd dat hij zich geen zorgen hoefde te maken. Dat het in België al bij al meeviel met de mannen met geweren. Wat kon ik anders?

ocharme Murakami

 

Of ik een luisterboek wilde komen inspreken. De vraag kwam van Luisterpuntbibliotheek, een organisatie die zogeheten Daisy-boeken beschikbaar stelt voor mensen bij wie de ogen niet meer mee willen, of voor wie een boek vasthouden lastig wordt. Luisterpuntbib streeft ernaar om minstens één boek uit een oeuvre door de schrijver zelf te laten inspreken, en ja, dat geldt ook voor hakkelende exemplaren die hun Antwerps accent amper kunnen verhullen. Of ik een luisterboek wilde inspreken?Natuurlijk wil ik dat! Hoe meer lezers, hoe beter (al dienen we hier technisch gesproken van luisteraars te spreken.) Een prima initiatief, eentje waar een uitroepteken bij past. Nog voor ik wist hoe zoiets praktisch in zijn werk ging, en hoeveel verlofdagen ik zoal diende op te nemen, had ik al bevestigd.

Ik kreeg te horen dat de klus in vier sessies geklaard zou kunnen worden, zestig pagina’s per sessie. God zij dank, dacht ik nog, dat De steek van de schorpioen slechts 240 pagina’s telt. (En ook wel: ocharme Murakami als Luisterpuntbib hem ooit opbelt voor zijn Opwindvogelkronieken). We legden agenda’s bijeen, en afgelopen dinsdag toog ik naar Laken voor het eerste inspreekmoment.

En arriveerde prompt te laat. Dat heb je als je in Brussel-Noord op een IC in plaats van een omnibus stapt, en dus niet in station Bockstael kan afstappen. Enfin, zo ben ik ook ’s in Dendermonde geweest. De Luisterpuntbibmevrouw luisterde attent naar mijn excuses, voerde me koffie en duwde me een studiootje in. Drie uur later mochten mijn okselvijvers en ik er weer uit. Mijn oren gloeiden van de hoofdtelefoon, mijn keel was schor en mijn tong had al die moeilijke woorden van die “strekenschrijver” hartgrondig verfoeid, maar de eerste zestig pagina’s waren een feit.

De Luisterpuntbibmevrouw gaf geen feedback maar reageerde wel enthousiast op de hoofdstukken die zich in Argentinië afspeelden – op Ushuaia na had zij er net dezelfde plekken als ik bezocht, en ze was er net zo hard van onder de indruk. Een gelukkig toeval. Zo konden we het daarover hebben, en hoefde ik me niet uit te putten in excuses voor al die keren dat ze de opnames had moeten onderbreken omdat ik het over een “neusheurn” had.

Nooit gedacht nog ’s kennis te kunnen maken met mijn personages. Welke schrijver herleest ook zijn eigen boeken?

schorpioenen, slapstick en Marcel Kiekeboe


Twee maand geleden werd De steek van de schorpioen in De Kleine Hedonist voorgesteld. Sindsdien is er niet zo veranderd. De buitentemperatuur is nog steeds aan de lage kant. Ik maak nog steeds te veel spelingsfouten. Op één staan Goedele, Annelies en Hanne in een nieuw decor, dat wel ja. En het boek werd intussen ook gelezen en gekeurd. Een eerste balans.

De eerste recensie was meteen de kortste: Dag Allemaal – “…een komisch boek.”

De tweede kwam uit onverwachte hoek, met name van de Nederlandse omroep RKK. RKK staat voor Rooms-Katholieke Kerkprovincie, en de recensente wilde in de eerste plaats weten of ik mijn huiswerk had gemaakt. Naar mijn smaak verklapt ze iets te veel van de plot, maar dankzij haar kwam ik te weten dat kardinaal Danneels dezelfde alias als een fictieve paus in mijn boek zou hebben gekozen, mocht hij het ooit tot kerkvader hebben geschopt. Haar oordeel: “Bontenakel is goed thuis in het katholieke milieu” … “Het verhaal heeft voldoende vaart, maar eindigt in een ietwat potsierlijke ontknoping” (de volledige tekst lees je hier al moet ik daarbij wel dit bordje hangen: spoiler alert!)

Film- en literatuurrecensent André Oyen op Ansiel.cinebelblogs.be – “een noir die mooi gedoseerd is in humor en tristesse” (lees meer hier)

Crimezone.nl – “een waanzinnige geschiedenis met slapstickelementen, afgewisseld met prachtige metaforen en harde misdaad, met een fikse knipoog naar zijn eigen vakgenoten” (lees meer hier)

De Nederlandse cultuursite 8weekly.nl – “absurde en komische personages, al blijven het zo wel flat characters” … “Bontenakel kiest voor een eigen stijl door de traditionele schelmenroman nieuw leven in te blazen” (lees meer hier)

De Standaard der Letteren kopte Tussen Tarantino en Kiekeboe – “een uitwaaierende genre-oefening rond de roman noir, zonder pretentie maar ook zonder veel diepgang” (meer op de blog van Mark Cloostermans) 

O ja, en ik schopte het tot een eervolle vermelding op balkanboeken. Sven Peeters is veel dingen maar op zijn blog profileert hij zich in de eerste plaats als Balkankenner, en één van zijn op stapel staande projecten is een roman die de werktitel Balkanmeisje draagt. Wel, op de foto boven dit stukje staat zo’n Balkanmeisje.

Social media & sharing icons powered by UltimatelySocial
Facebook
Instagram