weekberichten – Antigone, arbeidsvreugde en Annelies Verbeke

zaterdag 26 mei
Een jaar geleden werd ik van mijn sokken geblazen door een lezing van de Brits-Pakistaanse schrijfster Kamila Shamsie over schrijvers en hun engagement (ik berichtte er hier eerder over). Ik nam me toen voor om haar hele oeuvre te lezen en – in tegenstelling tot andere beloftes (die tweede marathon lopen, op tijd stoppen met bier op café) houdt deze aardig stand. Vandaag lees ik Home Fire uit, Shamshies hedendaagse bewerking van Sophocles’ Antigone. Zij die mijn vorige bericht hebben gelezen, weten dat ik nogal argwanend tegenover literaire grafschennis sta. Toch dien je die argwaan samen met mij te laten varen, je naar je favoriete boekhandel te begeven en dat boek te kopen – het werd intussen vertaald als Huis in brand. Je zal het je niet beklagen. Je zal van je sokken worden geblazen. Goed, door Antigone te vernoemen, heb ik een beetje de clou verklapt, maar laat dat je vooral niet tegenhouden. De spankracht van het boek is groter dan menig meertouw en het einde is een slag in je gezicht.

Intussen begonnen in Postbode van J. Robert Lennon, de man achter de fijne maar intussen ter ziele gegane schrijversblog Ward Six. Kan me helaas een pak minder bekoren.

maandag 28 mei
Over exact een maand stop ik bij de werkgever die me tweeëntwintig jaar geleden in dienst nam (toen ik net als Luc De Vos zaliger nog jong, mooi en intelligent was). Zij die het fijne willen weten van sociale woonkredieten en hoe dat zit met die nieuwe registratierechten, zullen zich dus moeten haasten, want op 28 juni trek ik die deur voorgoed achter me dicht. Buckle your seatbelts, Dorothy, ‘cause Brussels is going bye bye. Of Bontenakel dan voor het voltijds schrijverschap gaat? Vergeet het, daarvoor ontbreekt het me aan lef, verkoopcijfers en schnabbels in het lezingencircuit.

Sterker: ik hoef helemaal geen voltijds schrijver te worden! Ik heb intussen namelijk een nieuwe werkgever gevonden, in de gedaante van de voltallige raad van bestuur van de Scenaristengilde. Ik ben intussen twee maanden bij hen aan de slag (voor de aandachtige lezers onder jullie: noodgedwongen combineer ik de twee jobs tot mijn opzeg erop zit), en het bevalt me daar uitstekend. Op mijn eerste werkdag kreeg ik al meteen de eerste twee afleveringen van De Dag – de gijzelreeks van Jonas Geirnaert en Julie Mahieu – voorgeschoteld, en da’s natuurlijk torenhoog en mijlenbreed verwijderd van aflossingstabellen en kwaaie notarissen. Op een dag vind je de job van je leven, en dan ben je weg natuurlijk, om het met Suzanne van Interlabor Interim te zeggen. Wat zeg je? Tuurlijk is het deeltijds, er moet immers aan die volgende roman geschreven worden.

vrijdag 1 juni
Acteurscollectief Wunderbaum zakt vandaag met Daar gaan we weer (white male privilege) af naar het Antwerpse Zuiderpershuis. Ik daarheen, niet alleen omdat ikzelf wit, mannelijk en redelijk gepriviligeerd ben, maar omdat ik als Annelies Verbeke-fan niet alleen in haar romans en kortverhalen maar ook in haar toneelwerk ben geïnteresseerd. Ik neem samen met alle andere politiek-correcte denkers plaats in de tribune van een soort van circusarena, met drie acteurs die het in wisselende allianties tegen elkaar opnemen – de politiek-correcte controlefreak, de self-made woman die haar verpauperde verleden achter zich liet (net als Liesbeth – el sympatico – Homans maar daar houdt de vergelijking wel op), de witte, heteroseksuele man die zich geen schuldgevoel wil laten aanpraten. Alle drie worden ze in een soort van zoo-humain te kijk  gezet, en het woord ‘zoo’ staat daar allesbehalve toevallig.

De politiek-correcte vrouw en de heteroseksueel blijken onderling inwisselbaar met mensen uit mijn vriendenkring, en misschien zit er in het publiek wel een kennis die mij in één van de acteurs herkent. Verbeke ging tijdens het schrijven niet over één nacht ijs, ze zakte er samen met het collectief zelfs voor naar de Amerikaanse Bible Belt af, en die ervaring vond zijn weg naar het stuk. Het is een schop onder je politiek-correcte kont, het is ontnuchterend en hilarisch tegelijk, en het ontwikkelt zich tot een, nu ja, zoo-humain waar Stanley Kubrick himself trots op zou zijn. Wat een heerlijk einde is me dat. Komt dat zien, komt dat zien.

Alleen maar positief nieuws te melden dus. Excuses daarvoor. Volgende keer beter… heu, slechter.

Een zomer vol valpartijen

Inspirerend, zo’n tafel vol papier, niet? Ditmaal heb ik zelfs fiches met kernwoorden op kurk geprikt. Om het overzicht te bewaren, maar even goed om er op een onbewaakt moment naar te kunnen kijken en mijn gedachten te laten afdrijven naar het eiland waar het volgende boek zich op zal afspelen. Een kaft vol notities, namen voor mijn protagonisten, een werktitel. Tijd om de mouwen op te stropen en aan die eerste versie te beginnen. Ik zie het helemaal zitten.

Maar ik heb het ook even niet zien zitten. Mijn laatste bericht op deze pagina dateert alweer van voor de zomer – mijn deelname aan het ICORN/WIPC-congres in Lillehammer afgekalfd tot een vage herinnering – en ik heb dimitribontenakel.com dermate verwaarloosd dat er een boete voor verkrotting dreigt. Een mens heeft soms belangrijker dingen aan zijn hoofd dan het onderhouden van zijn online-aanwezigheid.

Ik had nochtans grote plannen met de zomer. Ik had namelijk géén schrijfplannen. Tijdens de zomers van 2013 en ’15 had ik aan Schaduw en vuur zitten werken (in 2014 lag ik in de lappenmand, lees er hier alles over), en in die van 2016 kreeg ik de opdracht voor Gewraakt in de schoot geworpen. Daarom zou dit jaar de zomer van het grote nietsdoen worden. Batterijen opladen, terrasjes doen, het soort dolce far niente waar radiopresentatoren en glossy magazines de mond van vol hebben van zodra de IJsheiligen zijn gepasseerd.

Dolce far niente, mijn kloten. Tijdens een loopronde in het Middelheimpark liep ik mezelf voor de voeten en bevond de bosvloer zich plots op ooghoogte. Resultaat: ligamenten waar de rek uit was, een afspraak met een echograaf in het Middelheimziekenhuis en een kinesistenabonnement. Maar mijn ligamenten bleken het minste van mijn zorgen.

Op het werk – deze jongen heeft nog steeds een deeltijdse kantoorbaan – liep ik mezelf al evenzeer voor de voeten. Ik bespaar u de irrelevante en hoogst irritante details en wijs er enkel op dat stress zoiets is als opstijgend vocht: iets dat zich in alle stilte een woekerende weg naar binnen zoekt. En dan moest het ergste nog komen.

Ik was net terug van Schotland toen ik telefoon kreeg. Of ik het nieuws al gehoord had. Of iemand me al had verteld dat ze zwaar ziek was. Dat ze al enkele weken in het ziekenhuis lag. Dat er al gesproken werd om haar naar palliatieve over te brengen. Toen ik de telefoon neerlegde, kreeg ik geen adem meer.

Ze was het kloppende hart van de scoutsgroep waar ik in een vorig leven bij betrokken was, en ze was het kloppende hart van de groep vrienden die ik uit dat verleden geërfd heb. En ja, ik gebruik welbewust de verleden tijd – ze is intussen ingeslapen. Begin augustus was ze nog naar U2 in het Koning Boudewijnstadion gaan kijken en was er geen vuiltje aan de lucht, een maand later was alle hoop vervlogen, en zal ze in onze herinneringen voorgoed een meisje van achtenveertig blijven. Op vrijdag 8 september hebben we afscheid van haar genomen. Verweesd is een woord dat vaak in deze context gebruikt wordt, en dat klopt ook wel, want ze laat een hoop wezen op deze wereld achter die het in hun verdere leven – hoe lang of hoe kort dat ook moge zijn – zonder haar moet stellen.

Vorige week stelde Diane Broeckhoven haar nieuwe roman ‘Niemand heeft het gedaan’ voor in De Groene Waterman. Vooraan in het boek staat een citaat van Hans Dorrestijn: “De tijd heelt alle wonden maar slaat er nog veel meer.”

Zo is het maar net.

ontmoetingen in Lillehammer

Zij die me een beetje kennen, weten dat ik me inzet voor een vereniging die zich op haar beurt inzet voor de vrije meningsuiting. Mijn vrienden noemen het de schrijversclub, maar PEN Vlaanderen is haar eigenlijke naam. Meestal behelst dat vrijwilligerswerk de afwas doen en de vuilniszakken buitenzetten die door een in-zeven-haasten-vertrokken PEN-flatresident werden achtergelaten, soms behelst het een congres in het buitenland. Het jaarlijkse ICORN/WiPC-congres (ICORN staat voor International Cities of Refuge Network, WiPC voor Writers in Prison Committee) vond dit jaar in Lillehammer plaats. En deze jongen mocht daar samen met mij, twee collega-bestuursleden Isabelle Rossaert en Sven Cooremans heen. Hier leest u een kort verslagje. Voor de uitgebreide versie kunt u terecht op de PEN Vlaanderen-website.

De bijeenkomsten vonden plaats in het Scandic hotel in Lillehammer, een mastodont van een congreshotel waar Nijntje tranen met tuiten huilt om het fonteinbassin te vullen en gebruikte handdoeken niet op de grond maar in de wastafel thuishoren om de ruggen van het hotelpersoneel te sparen. Van ergonomisch verantwoorde werkomgevingen hebben de Noren duidelijk kaas gegeten, van kaas maken dan weer niet: hun bruine geitenkaas is, heu, “an acquired taste”.

Woensdag 31 mei

De conferentie verklaarde zich geopend met de getuigenissen van drie ICORN-residenten: de – ook in het Nederlands – vertaalde Russische dichteres Anzhelina Polonskaya, ICORN-residente in Frankfurt, de Jemenitische filmmaker Abdul Jabbar Alsuhili die als eerste de residentie in Helsingborg in gebruik mag nemen, en de journalist Tesfagiorgis Habte, die van 2009 tot 2013 in een Eritrese gevangenis heeft doorgebracht en sinds dit jaar in Zweden verblijft. We kennen pakkende verhalen als de hunne van onze eigen residenten, en toch viel telkens opnieuw het hoogst individuele parcours op dat een resident bewandelt/moet bewandelen en hoe regimes een brede schaduw kunnen werpen op het dagelijks bestaan van de bevolking die ze verondersteld worden te beschermen.

De eerste workshop droeg de titel Working with resettled journalists. How can we enable journalists in exile to work and use their unique insights in their new local environments and offer them tools to continue their fight for freedom of expression in their home countries?

Een hele mondvol. Jammer genoeg kregen we geen antwoord op deze vraag. Als journaliste en blogger getuigde de Azerbeidzjaansse Gunel Mevlud Imanova over haar ballingschap in Noorwegen. Dat het regime haar niet zomaar gerust zou laten, werd gauw duidelijk. Haar broers werden in 2015 gearresteerd als rechtstreeks gevolg van haar journalistieke activiteiten, en haar familie werd gedwongen haar te verstoten. Ze werd zwartgemaakt in de media en het bewind oefende druk op haar bronnen uit. De journaliste verloor alle contact met vele vrienden en familieleden, niet omwille van de staatspropaganda, wel omdat de mensen doodsbang waren en repercussies vreesden.

Lotta Schüllerqvist van Reporters without Borders bracht verslag uit van de Press Freedom Index 2017 (met de resultaten voor het jaar 2016) en meldde dat in 2/3 de van de 180 landen de persvrijheid verslechterde ten opzichte van het jaar voordien, niet alleen in dictaturen, ook in onze eigen democratieën. 76 journalisten verloren vorig jaar het leven. Meer dan de helft van alle icorn-kandidaat-residenten is overigens actief als journalist, en slechts 17% van de journalisten in ballingschap kan zijn werk blijven doen. De vraag is dan: wat kunnen organisaties doen om gevluchte journalisten te laten rapporteren over de misstanden in hun thuisland?

Niet altijd even veel, zal meteen blijken.

De Noor Olav Brostrup Miller werkte 17 jaar als journalist voor radio, tv en een regionale krant. Hij maakte de kanttekening dat de lijn tussen journalistiek en activisme vaak bijzonder dun is, en dat het daarom niet eenvoudig is om gevluchte verslaggevers aan het werk te zetten. Hij illustreerde dit met een verhaal over een Palestijnse journalist die in zijn krant over de oorlog in Gaza wilde berichten. Omdat de krant zijn bronnen niet mocht controleren, besloot ze het verhaal niét te brengen. Een andere beslissing tot niet-publicatie (ditmaal van gedichten van een Iraanse auteur) had meer pragmatische gronden: in tijden van besparingen en ontslagingsronden was er geen plaats voor correspondentie vanuit het Midden-Oosten, toch niet in een lokale krant. Wetten en praktische bezwaren, weet u wel.

Schüllerqvist en Reporters without Borders droomden van een mentorprogramma waarin journalisten in ballingschap stages zouden kunnen lopen bij kranten en tijdschriften – grátis stages, wel te verstaan, want geld voor gages is niet voorhanden. Een ander idee was om gevluchte journalisten in columns te laten berichten over het dagelijkse leven in hun gastland.

Meteen weerklonk protest uit het publiek van enkele gevluchte auteurs. Want is een stage niet voor studenten, voor beginnelingen? Na tien, twintig of meer jaren in het thuisland gewerkt te hebben, moeten wij nu echt opnieuw onder aan de ladder beginnen? En hoeveel kans krijgt een stagiair om aan diepgravende onderzoeksjournalistiek te doen? Cursiefje schrijven dan maar? De gevluchte journalist in de rol van toeschouwer te dwingen en hem een rolletje te laten spelen als vreemdeling in een vreemd land? Een circusbeer op een eenwieler?

De reacties brachten Schüllerqvist van haar stuk. Ze begreep het protest, zeer zeker begreep ze dat, maar met de beperkte middelen van de organisatie kon ze nu eenmaal geen pasklare oplossingen aandragen.

Ja, dergelijke initiatieven zijn ongetwijfeld goedbedoeld. En ja, (westerse) organisaties krijgen te weinig middelen en te weinig instrumenten aangereikt om gevluchte journalisten naar behoren te laten functioneren. Maar om hen dan maar in een gratis stage te stoppen of gekke stukjes te laten schrijven? Het komt vaak erg paternalistisch over.

Een workshop die geen nieuwe elementen aandroeg. Jammer.

Donderdag 1 juni.

De ochtend begon in de uit duurzame houtsoorten opgetrokken Maihaugsalen, Lillehammers classy concertzaal. De in het Engels schrijvende en in Londen wonende Pakistaanse Kamila Shamsie is de keynote speaker van dienst. Ze sprak alle aanwezige schrijvers op een allesbehalve vrijblijvende wijze aan, en maakte een dermate grote indruk op me dat ik me voornam bij terugkeer haar complete oeuvre te lezen. Enkele citaten:

It is the business of the novelist to know the world we are living in, as it is our business to observe.’

‘Nowadays you often hear: now the gloves are coming off. No! The gloves have always been off, now, the masks are coming off.’

‘Young novelists are often told to “write what they know”. Well, choose to know more!’

‘If we talk about freedom of expression, we generally talk about writers without such freedom. Point the fingers at the other writers for a change, those who cán write with freedom of speech and choose not to write about it. Why are yóu not writing? Why are yóu silent?’

‘The trajectories of history are moving in a certain directed path and will keep on doing so for many years. It is for the novelist to follow that path and observe.’

Across the Great Divide, zo heette de lezing van Larry Siems en Anders Heger over hun tocht door de vs tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Net als Geert Mak dat hen in ‘Reizen zonder John’ voordeed, volgden beide heren in de voetsporen van John Steinbeck toen deze ‘Travels with Charley’ schreef. Siems is een Amerikaanse journalist, Heger een Noorse uitgever en schrijver, en beide heren beschreven hun reis door de States als een reis op twee verschillende planeten maar dan tegelijkertijd.

Het viel Heger op hoe onvaderlandslievend de alt-right-propaganda feitelijk is. In wezen poneren ze het volgende: ‘We are a nation of losers, now is the time of the strong man.’ Mensen raken volslagen getraumatiseerd door de nieuwsbulletins van Fox News en de radioprogramma’s van Russ Limbaugh, waardoor ze zich wapens, bewakingssystemen en flakvesten gaan aanschaffen. Tegelijk maken ze de mensen wijs dat de reguliere media erop uit is eenieders leven zuur te maken. Hetzelfde gebeurde, aldus Heger, met Radio Mille Collines in Rwanda vóór en tijdens de genocide, of tijdens de burgeroorlog in Joegoslavië.

Siems: ‘Dertig, veertig jaar geleden keek je naar Walter Cronkite en wist je dat je de waarheid te horen kreeg over de oorlog in Vietnam, nu zit iedereen in zijn eigen wereld met zijn eigen (sociale) mediakanalen, en volg je enkel wat je zelf gelooft. In Trumpland is persvrijheid iets negatiefs. “Ze praten te veel!” Op die manier wordt alles op zijn kop gezet. There has never been a moment in history with so much progress made: a black president, female candidates… and then you have Fox telling white nationalists that they are losing. Hence, Trump.’

Siems: ‘De gebeurtenissen in Ferguson hebben eenheid gebracht onder de zwarte bevolking. Standing Rock brengt de stammen van de First Nation bij elkaar, en het is de grootste bijeenkomst sinds 1815. Voor die mensen is Trump geen verrassing, voor hen is het altijd de realiteit geweest.’

Is dat niet krék dezelfde boodschap die Shamsie vanochtend bracht? It is not the gloves that are coming off, the gloves have always been off, it is the masks that are coming off.

Beide heren schrokken van het vijandige klimaat. “They talk to the other side as they are talking to the enemy.” Republikeinen én Democraten. Tijdens hun rondreis wisten ze nog niet wie er ging winnen, maar achteraf beseften ze wel dat áls Hillary had gewonnen, er wellicht gevechten zouden zijn uitgebroken. Hetzelfde dreigt te gebeuren in het geval van een afzettingsprocedure. Nu al gelooft het Trump-kamp in een samenzweringstheorie van de cia, de fbi en de vn (en niet te vergeten: Hollywood) tegen Trump.

De volgende spreker is geen onbekende voor – even de puntjes op de i zetten – pen Belgium, Dutch Speaking Centre. ‘Guantanamo Dagboek’ van Mohamedou Ould Slahi en (opnieuw) Larry Siems werd in 2016 door onze eigen pen op het intussen ter ziele gegane Mind the Book onder de aandacht van het aanwezige publiek gebracht. Mohamedou heeft veertien jaar van zijn leven in de gevangenis van Guantanamo Bay doorgebracht. Zijn dagboekaantekeningen werden door zijn advocaten in stukken en brokken naar buiten gesmokkeld en in 2015 gepubliceerd. In oktober 2016 werd de zesenveertigjarige Mauretaniër vrijgelaten. Hij woont thans in zijn vaderland, en mag gedurende twee jaar de grens niet over, heeft er ook de papieren niet voor. Dat is dan ook de reden waarom het gesprek tussen Larry Siems en Mohamedou via skype verloopt.

Ik had het boek gelezen, kende het verhaal van Mohamedou, maar ik kende Mohamedou nog niet als persoon, en – goede god! –  wat een genoegen om hem te zien spreken. Zelden een mens ontmoet die zo genadig, geestdriftig en ja, ook wel luimig in het leven staat.

Enkele citaten:

“Ik miste de televisie, dacht aan al die mensen die televisie konden kijken wanneer ze dat maar wilden. Wist ik veel dat er in deze tablettijden geen hond meer naar de tv keek.”

“Advocaten zijn de laatste die van iets weten op Guantanamo.”

“Aanvankelijk wilde ik het bericht over mijn vrijlating niet geloven. Ze maken gevangenen zo vaak iets wijs. Dat ik plots malariapillen diende te slikken, besloot ik als een goed teken te beschouwen.”

“Bij zijn eerste bezoek deed Larry me een nieuwe printer cadeau. Tot op de dag van vandaag heeft dat ding nog geen letter willen drukken.”

Mohamedou vertelde niet alleen over zijn vrijlating, hij vertelde natuurlijk ook over zijn dagen in de gevangenis, over de verhoren, over de folteringen. Lees het boek als je er meer over wil weten, lees het boek hoe dan ook. En weet dat Mohamedou anno nu zijn bewakers én zelfs de officier die de officier die de folteringen leidde, op zijn Facebook en Whatsapp heeft staan. Daar kan zelfs Gandhi een puntje aan zuigen.

Toen het gesprek ten einde liep en Siems afscheid nam, stonden de tranen in zijn ogen.

Er waren andere sessies, véle andere sessies – een debat getiteld Free Expression in a Post-Truth World, gekaapt door PEN Oekraïne, een lezing van de Noorse schrijver Peter Normann Waage over de vrijheid van meningsuiting. En vele van die sessies werden door de moderator vroegtijdig afgesloten met de gevleugelde woorden ‘food for thought’.  Met het klimmen der jaren lijken de organisatoren hun congressen zodanig vol te stoppen dat er weinig tijd overblijft voor diepgaande gesprekken. Het blijft vaak erg vrijblijvend en algemeen, en dat zorgt voor frustratie bij de congresganger maar ook bij de sprekers, en dan heb ik het vooral over gevluchte schrijvers die zichzelf wel mogen voorstellen, maar vervolgens geen eigen inzichten kunnen formuleren, laat staan reageren op de voorbarige en vaak onbevredigende conclusies van de moderator.

Wat ik persoonlijk miste, en wat ik me van mijn eerste congres in Krakau (alweer vier jaar geleden) wél herinner, was het puur praktische werk – kleinere workshops waarbij enkele ICORN-steden hun ervaringen konden uitwisselen. Ja, daar dienden de pauzes en de avonden voor, maar een congres telt intussen zoveel participanten dat je niet weet wie welke stad vertegenwoordigt en je ook niet weet welke steden interessante feedback kunnen geven. Bovendien ben je na een dag, die loopt van half negen ’s ochtends tot zes uur ’s avonds bepaald murw geslagen om daar later op de avond werk van te maken.

Vrijdag 2 – zaterdag 3 en zondag 4 juni

Ontmoetingen met een twaalfjarige schansspringer die aan het trainen was op de Olympische skischans, een biatleet op rollerski’s, een onfortuinlijke robotmaaier die zich klem had gereden tussen twee keien, een tocht die met natte voeten eindigde, met dank aan de zompige bosvloer van het Noorse hinterland, lezingen van Karl Ove Knausgard, Max Porter, Claire-Louise Bennett, Tishani Doshi, Salma, Andrew McMillan, John Freeman, Lydia Davis, een treinrit in het gezelschap van de Indische transgender-activiste/hogepriesteres/diva Laxmi Narayan Tripathi en een bezoek aan het Edvard Munch-museum in Oslo.

weekberichten – over dode, levende en slempende acteurs

maandag 24 april: kartonnen dozen
Het boek ligt drie maand in de rekken intussen, de voorstellingen – in prachtboekhandels Barbóék, De Groene Waterman, Limerick en Boekuil – zijn achter de rug, de recensies geschreven. Hoog tijd voor een opruimactie en all things Schaduw en vuur van een prominente plek in het schrijfhok naar een minder prominente plek in het schrijfhok te verhuizen. Ik heb geen papierfetisj – er zijn al stapels typoscripten, aantekeningen en kattebelletjes naar het handgeschepte Hiernamaals verscheept – maar ben het wél aan mezelf verschuldigd om één exemplaar van elke versie achter de hand te houden. Op zoek naar een geschikte kartonnen doos dus om dit torentje van zes versies in te huisvesten.

woensdag 26 april: slecht jaar voor Alien-acteurs
De barnumcampagne voor Alien: Covenant is afgetrapt. Zet – zoals ik vandaag deed – een voet op Youtube en je wordt om de oren geslagen met teaser trailers, official trailers, proloogfilmpjes en een onduidelijke spot met een Audi Lunar Quattro.
In space nobody can hear you honk.

Ik herinner het me nog zeer goed. Een jaar of tien was ik, en terwijl moeder haar supermarkt-karretje vulde, zat ik met zus in kleermakerszit voor het stripverhalenrek van de Jawa in Edegem. Een boek met een ei op de kaft trok mijn aandacht. Ik sloeg het open en zag een raar beest met slecht gebit door de ribbenkas van een man breken. Mijn verbeelding sloeg spoorslags op hol. Vijf jaar later zag ik de iconische chestburster scene op een gehuurde moviebox.

Weinig sterfscènes zo legendarisch als die met John Hurt aan boord van de Nostromo. Weinig acteurs zo goed als John Hurt. De man stierf op 25 januari 2017.

Exact een maand later, op 25 februari, stierf Bill Paxton. Game over, man voor Bill. U hoort inderdaad het juiste belletje rinkelen, Paxton speelde private Hudson in de tweede Alien-prent en ging daarin met de helft van de oneliners lopen.

Sigourney leeft nog. Harry Dean Stanton ook. Dat ze toch maar opletten als ze de straat oversteken, zij en Harry en al die andere Alien-acteurs.

donderdag 27 april: de rode loper
Nu ja, een rode loper ligt er niet, daar in het cultureel centrum van Mechelen, maar er zijn boterwafeltjes en Gouden Carolus en dat is toch ook een beetje feestelijk. Vandaag gaat Gewraakt in première, en omdat alle vertoningen uitverkocht zijn én omdat het een maand geleden is dat ik nog een repetitie heb bijgewoond, ben ik een tikje nerveus.

Een jaar geleden introduceerde Annelies Verbeke me bij theatergezelschap Lucky Leo (zie eerdere berichten), en als ik één ding geleerd heb tijdens het maken van mijn allereerste theatertekst, dan is het wel: “laat het los, Bontenakel.”
Loslaten is inderdaad de boodschap. Jij mag als theaterschrijver dan wel de potgrond aanleveren, het is de regisseur die beslist welke groenten in de moestuin verbouwd worden, en het zijn de acteurs die aan het telen slaan. Zo gaat dat.

Me overigens goed geamuseerd op die première. De aders van het marmeren decor waren prachtig geschilderd, het publiek kuchte niet tijdens stiltemomenten en de acteurs waren in vorm, vooral dan de twee magistraten die op de scène aan het slempen sloegen en een fles rode wijn leegden (zonder van hun laddertje te slaan).

vrijdag 28 en zaterdag 29 april: meer wijn
Vrijdag komen de vrienden kijken. De voorstelling loopt wat stroever. Niettemin maken de magistraten een tweede fles soldaat. Een vriend vraagt wat de achterliggende boodschap is, een andere heeft Arthur-van-Schuif af in het publiek zien zitten.
De derde voorstelling loopt op rolletjes. Krijttekeningen en wafelkruimels op de grond, een restje flessengeluk in de wijnkaraf – alles zoals het hoort.

zondag 30 april: geen boterwafels voor Bontenakel
Ik twijfel maar beslis uiteindelijk om de laatste voorstelling van Gewraakt niet bij te wonen. Voeten omhoog vanavond. Wat ik in de plaats heb uitgestoken? Naar de Ridley Scott-prent Prometheus gekeken. De Director’s Cuts van Alien en Aliens had ik al herbekeken, de Assembly Cut van Alien³ ook. (Alien: Ressurrection sla ik over wegens te onnozel voor woorden.) Tijd voor de prequel. Ha ja, over drie weken komt Alien: Covenant in de zalen en daar hoort een mens zich toch een beetje op voor te bereiden.

Casino Royale – boekhandel Theoria verhuist

Komma-in-de-Lucht-1000x500Zomaar zomers upgraden naar Windows 10 doe je niet ongestraft. Toch niet als je zoals ik geen diginaut op de intersnelweg bent. Gevolg: half augustus lag mijn laptop in de lappenmand en werd de schrijver – die voor zijn mobiele telefonie nog altijd op zijn acht jaar oude Nokia rekent – een poos afgesneden van het www.

Zalig.

Maar… het had wel tot gevolg dat ik jullie niet attent kon maken op het nagelnieuwe hoofdstuk 2 van onze Boeken Toe-podcast. Al geluisterd? Dan weet je dat ik voor de rubriek Handel en wandel naar Kortrijk ben afgereisd om er te praten met Pascal Vandenhende, die samen met Annemie Bernaerts boekhandel Theoria uitbaat. Kortrijk bleek maar een treinreis en een ommetje van tien minuten van mijn deur vandaan te liggen, en boekhandel Theoria (klemtoon op de laatste lettergreep) bleek een boekenmekka waar menig literaire pelgrim spontaan van aan het hallelujah’en slaat.

theoria1Pascal zette een kop koffie voor mijn neus en stak van wal. Over hoe ze vijf jaar geleden de zaak overnamen en het contact met de klanten bovenaan het prioriteitenlijstje zetten, over hoe ze zelf schrijvers uitnodigden voor een lezing en daarbij niet wachtten op de goodwill van de uitgeverijen, over hoe het boekenvak wis en waarachtig toekomst heeft… mits men niet bij de pakken bleef zitten.

En Theoria bleef niet bij de pakken zitten. Toen de eigenaar hun twee panden – de boekhandel en het belendende Komma in de lucht – te koop stelde voor een buitensporig hoog bedrag zochten en vonden ze een betere locatie. Het geklasseerde casino van Kortrijk (1844) biedt de ruimte, de grandeur en de mogelijkheden die Theoria nodig heeft voor haar plannen. Niet alleen worden de boekhandel en Komma in de lucht in het casino ondergebracht, er komt een ‘boekenkeuken’ waarin gezonde voeding centraal staat en koks workshops kunnen geven én Theoria zal samen met een partner een webshop voor partituren uitbouwen. Of hoe een voormalige goktempel wordt omgetoverd tot een boekenhuis pur sang.

theoria3

nieuwe locatie: het casino van Kortrijk

We praatten een klein uurtje. Ik maakte een opname van een vijftiental minuten. De montage voor de podcast klokte af op een kleine vijf minuten. Kiezen is verliezen. Twee zaken zijn daarbij op de vloer van de montagecel beland. Eén, een uitvoerig betoog over de vaste boekenprijs, of tenminste zoals hij door ons teergeliefd kibbelkabinet zal worden georganiseerd, en hoe die op maat is gesneden van de grote ketens. Twee, het idee van de partiturenzaak.

Ik had gehoopt beide items op deze website aan te kunnen bieden in een Handel & wandel – the director’s cut. Mijn klaplong-laptop besliste daar anders over. Ik verloor mijn opnamemateriaal. Zij die meer willen weten over de vaste boekenprijs raad ik daarom aan om de trein naar Kortrijk te nemen en het de uitbaters zelf te gaan vragen. Zo krijg je de kans om de boekhandel in al zijn oude glorie te aanschouwen, vóór ze verhuizen naar hun nieuwe locatie. En als je dat gedaan hebt, keer dan in de loop van 2017 nog een keertje terug, om kennis te maken met Casino Royale-Theoria. Iets wat deze jongen alleszins van plan is.

Tussen haakjes, na de opname kocht ik in de winkel Een klein leven van Hanya Yanagihara. Daar moet ik verdikkeme ook nog een en ander over kwijt. Maar dat is voor volgende week.

in de pijplijn

Mijn laatste bericht dateerde van april. Sindsdien liggen de Belgen uit het EK, de Britten uit het EU en Daniël Termont onder vuur. In Canada gaan oerbossen in rook op en in België regent het al maanden oude wijven. Na de winter hebben we de lente overgeslagen, en het ziet ernaar uit dat we de zomer ook gaan overslagen, zodat we er in september een herfst van 365 dagen zullen hebben opzitten. In Florida is de eerste dode gevallen in een ongeval met een zelfrijdende auto – zijn naam is Joshua Brown – en in Liedekerke is parkeerkampioen Eugène – u kent hem van Man Bijt Hond – overleden. De tumult van de tijd, om het met Julian Barnes te zeggen.

www.dimitribontenakel.com heeft dan misschien stilgezeten, Dimitri Bontenakel heeft dat allerminst. Een overzichtje van wat er allemaal in de pijplijn zit:

http://www.boekentoe.be/hoofdstuk-12016-stories-can-save-us/

1. de Boeken Toe-podcast

Zes maanden geleden waren dichteres Lies van Gasse, jeugdboekenrecensente An-Sofie Bessemans en ikzelf in gesprek en toevallig ging het even over de letteren. Hoe jammer het niet was dat Joos ermee was opgehouden op Radio1, dat TV1 er maar niet in slaagt een deftig boekenprogramma te maken. De formele conclusie van dat gesprek was 1) dat we moesten stoppen met zeuren, en 2) dat we de klus dan maar zelf moesten klaren. We haalden er radiomakers Heleen Vander Beken en Sharon Slegers bij en gingen aan de slag. Zes maanden later is de eerste aflevering van onze podcast een feit, en is de tweede in volle voorbereiding. Voor zij die hem nog niet beluisterd mochten hebben, klik op de link boven dit bericht. En als u mij tijdens de zomermaanden met enkele dames op een terras vol boeken en lege glazen ziet zitten, dan weet u waar we mee bezig zijn.

2. een theatertekst voor Lucky Leo

Op het stadsfestival Op.Recht.Mechelen brengt theatergezelschap Lucky Leo Gewraakt, over een vrouw die wordt opgeroepen om in een assisenjury te zetelen. Gewraakt wil een humoristisch onderzoek naar verschillende soorten taal zijn, een onderzoek waarbij gevoel botst met ratio en logica met absurdisme. Alleen… het stuk moet nog geschreven worden. En – Heilige Bimbam! – ik mag dat samen met Annelies Verbeke doen. Als u mij tijdens de zomermaanden in mijn uppie ergens op een terras achter een laptop of een berg papieren ziet zitten, dan weet u dus waar ik mee bezig ben. Zij die mij graag op mijn bek zien gaan, kunnen hier reeds tickets bestellen.

pen vlaanderen3. Alice in ballingschap

Op de Boekenbeurs, en meer bepaald op donderdag 3 november, stelt PEN Vlaanderen Op de andere oever van het verlangen voor, een bundel waarin verhalen en gedichten van Vlaamse schrijvers in dialoog gaan met die van gevluchte auteurs. Mijn verhaal Alice in ballingschap spiegelt zich aan De weg der smarten van Abduallah Maksour. Deze Syrische schrijver en journalist leeft sinds 2014 als politieke vluchteling in Kasterlee. Zijn vlucht uit oorlogsgebied is een barre tocht geweest. Onderweg naar Griekenland zonk zijn boot en heeft hij urenlang in het koude water van de Middellandse Zee doorgebracht. Later zat hij samen met tientallen andere vluchtelingen drie dagen lang opgesloten in de vrachtwagen die hem naar Italië voerde. Begrijpt u nu waarom zijn tekst de titel De weg der smarten draagt?

schaduw en vuur

4. Het vierde boek

Ik kan hem bijna loslaten. Meer wil ik daar voorlopig niet over kwijt. Hij verschijnt in januari 2017. D’r zal een feestje bij horen. De rest is voor later.

weekberichten – een bad vol honing

Mijn vorige bericht is begot drie maanden oud. Eerder heb ik me steeds verontschuldigd wanneer er te veel tijd tussen twee blogs sloop. Dat ga ik deze keer eens niet doen. Ik had per slot van rekening een boek te voltooien. Bovendien heeft een mens niet altijd zin om zijn gedachten in het publieke domein te gooien (ze zijn het vaak ook niet waard).

Maar kijk, ik ga met de swiffer door de weblog, lucht de kamers en strooi een vers vrachtje weekberichten uit.

zaterdag 23 januari
De mama wordt zeventig vandaag en dat wordt met ontbijt en chocolademelk gevierd in een Antwerps etablissement. Omdat moeders van zeventig niet staan te springen op smartwatches en speelgoeddrones, geven we haar een weekendje Zuid-Limburg cadeau, en om toch met iets in geschenkverpakking op de proppen te komen, had ik mijn petekindje gevraagd een mooie tekening te maken met op de achtergrond een knus vakantiehuisje en vooraan op een rijtje de oma, haar vriend, haar twee kinderen en haar kleinkind. En kijk, petekindje komt inderdaad aangedraafd met een rol in rood lint gevat papier in zijn handjes. Op het eerste gezicht heeft het ventje zich uitstekend van zijn taak gekweten. Een koe naast een mooi huisje, oma op de voorgrond. De andere gezinsleden ontbreken evenwel. Naast oma staat Luke Skywalker, zijn lichtzwaard in de aanslag. Op een tweede tekening heeft een x-wing fighter het gemunt op de Death Star.
Het is zoals de mensen zeggen, kunstenaars zijn eigenzinnige mensen.

’s Avonds zit ik met een bende ongeregeld (schrijvers, journalisten – rapalje dus) in de bekendste Indiër van de stationsbuurt. Auteur Heleen Debruyne vraagt me waar ik de kost mee verdien. Ze moet me niet goed verstaan hebben want haar reactie gaat als volgt: ‘Bestaat dat dan, het Vlaams Honingfonds?’
Ik zie een veld vol bloemen en bijen, ik zie een Olympisch zwembad aan de rand van het veld. De kuip is tot de rand gevuld met rijke, goudgele honing, klaar om in tijden van schaarste onder de Vlamingen te worden verdeeld. Ik zie mezelf, laverend tussen kasten, een bijenkap op mijn kop. En word helemaal zen.

dinsdag 26 januari
Avond en ik zit volop informatie te vergaren voor een artikel dat ik in opdracht van het schrijftijdschrift Verzin aan het schrijven ben. Onderweg stuit ik op Ernest Hemingway’s bekende six-word story. U kent het misschien:
For sale: baby shoes, never worn.
Ik vraag me af of ik dat ook kan, een verhaal in zes woorden vatten, en kom uit bij:
Ontdekker noemt dodelijk virus naar ex.
Laat me gerust weten wat u ervan vindt.

vrijdag 29 januari
Ik bekijk een filmpje dat eerder deze week in de Ideale Wereld aan bod kwam. Vliegende reporter Luc Haekens probeert de inwoners van Tienen (Tienenaren? Tieners?) ervan te overtuigen dat de wereld niet rond maar plat is en slaagt opvallend makkelijk in zijn opzet. ‘Ha ja, want als de wereld rond zou zijn, val je ervan af,’ zegt een oude man stellig. Je kijkt ernaar en schudt gniffelend het hoofd… tot je natuurlijk zelf aan de beurt bent om te worden beetgenomen.
Maar wat als pokerface Haekens de mensen andere dingen wil wijsmaken? Dat de aarde niét opwarmt, bijvoorbeeld. Of dat asielzoekers alleen maar naar hier komen om van onze sociale zekerheid te profiteren en onze vrouwen aan te randen. Of dat Donald Trump een prima president zou zijn.
Wat dan?

mijn boek redt levens

Hier had een nieuwe ‘Weekberichten’ kunnen staan, eentje waarin ik onder meer verslag uitbreng over hoe ik afgelopen vrijdag de huid werd volgescholden door een foeragerende eekhoorn. Of een bespreking van Drift, de mooie novelle waarmee collega Ellen van Pelt in september debuteerde. Zo stond het alleszins in de planning.

Maar toen sloeg ik de weekendbijlage van De Standaard open.

Ik moet iets bekennen. Enkele keren per jaar staat er ’s nachts iemand in mijn slaapkamer. Soms staat hij gewoon in een hoek, soms trekt hij me bij mijn enkels omhoog uit bed. Zodra ik me van hem bewust word, word ik wakker, en zit ik met een tweede probleem: ik kan niets tegen hem beginnen. Mijn armen en benen zijn verlamd en mijn oogleden wegen als lood. Pas na een tiental seconden krijg ik mijn ogen open en kan ik me omdraaien. Op dat moment heeft de indringer echter de plaat gepoetst.

Ik verzin dit niet.

De aandoening waar ik aan lijd, heet slaapverlamming of slaapparalyse. Een op de tien heeft er last van. Vooral in tijden van stress verschijnt de nachtelijke bezoeker aan het voeteneinde. Zij die mijn eerder logbericht Tony Soprano en ik hebben gelezen, zullen niet vreemd opkijken wanneer ik zeg dat ik die nachtelijke lastpost toen ook een paar keer over de vloer heb gekregen.

Bij mij blijft het bij de sinistere aanwezigheid en de tijdelijke verlamming, maar het kan erger. De zopas uitgebrachte documentaire The Nightmare – waar De Standaard afgelopen weekend een artikel aan wijdde – verzamelt acht getuigenissen. De Newyorker Chris krijgt ’s nachts bezoek van een reusachtige, zwarte figuur met rode ogen die hem met de dood bedreigt. Zijn vriendin, die er ook last van heeft, wordt wakker met een kat op haar borst die haar in een onverstaanbare taal toefluistert. Bij de Brusselaar Ignace gaat het licht aan en begint er iemand aan zijn bureau te rommelen zonder dat hij zich kan omdraaien om te zien wat er aan de hand is.

Het verschijnsel is niet nieuw. Henry Fuseli schilderde het bekende The Nightmare al in 1781. Vrouwen werden ervoor als heks afgeschilderd en belandden er zelfs voor aan de galg. Zuid-Afrikanen spreken van tokolosh, Japanners van kanashibari, Inuït van uqumanirniq. Guy de Maupassant schreef erover in Le Horla. Zangeres Chelsea Wolfe verwerkte haar ervaringen in haar jongste album The Abyss. En Fox Mulder uit The X-Files zag wellicht nooit buitenaardse mannetjes met grote, zwarte ogen, maar had gewoon last van een foute slaaphygiëne.

Het was trouwens in volle X-Files-periode dat ik mijn meest angstaanjagende episode meemaakte. Net alleen gaan wonen op dat eerste dakappartement aan de Stadswaag waren ze in het holst van de nacht weer aan mijn voeten komen trekken. De maan scheen recht in mijn ogen en ik was er rotsvast van overtuigd dat de kleine, grijze mannetjes met hun bling bling vliegende schotel boven mijn veluxraam hing. Bevrijd uit mijn verlamming heb ik me een kwartier lang in de badkamer opgesloten.

Uit schrik voor een volslagen idioot versleten te worden, heb ik er in mijn leven maar met een of twee vrienden over gesproken. Jammer voor mij hadden die vrienden nooit van de aandoening gehoord. Weet je wat mijn redding was? De research voor mijn volgend jaar te verschijnen boek.

Wederom, ik verzin dit niet.

In volle researchperiode kwam ik per abuis op een Wikipediapagina over slaapverlamming terecht. Mijn oog viel op de term ‘verlamde ledematen’ en ‘slaap’ en ik besloot mijn research even te onderbreken en de pagina onder de loep te nemen. Opgelucht dat ik was! Geen demonen, geen succubusventjes of poltergeisten, nee, gewoon een niet deftig gekalibreerd stel hersenen. Als het dat maar is. Voortaan weet ik dus wat er aan de hand is wanneer meneer enkeltiller me ’s nachts komt lastig vallen. In plaats van me op te sluiten in de badkamer spreek ik mezelf vermanend toe (“Niet zo stressen, Bontenakel.”) en draai me nog eens om.

Mijn volgende boek heeft dus mijn leven gered. Wie weet, misschien kan hij jouw leven ook wel redden? Drommels, daar moeten we het toch nog eens over hebben.

weekberichten – de Goede, de Slechte en de Kletsnatte

2015-08-14 17.32.06Zaterdag 8 augustus – 101 Reykjavik
Zij die zo nu en dan een blik op deze site werpen, weten dat ik een zus in Shanghai heb wonen. Wel, maak van die ‘heb’ maar de voltooid verleden tijd. Ja er is viel passiert sinds mijn laatste bericht. Ik heb op de maan gestaan in IJsland, er over ovenverse lavavelden gelopen, er kou geleden. Ik heb het moeilijkste deel van mijn nieuwe roman herschreven, ik heb mijn zuster en petekind op Zaventem mogen verwelkomen. De container met hun spullen is onderweg.
Amper een maand terug en petekindje heeft zich al enige routines eigen gemaakt. Als de nonkel peter er is, moet er ge-lightsabred worden met échte light sabres (made in China, not in a galaxy far, far away). Met oma kijkt hij naar het VTM-nieuws. En met opa kijkt hij naar Markske-van-de-kampioenen. Ja, de zoveelste generatie klein mannen die met de dagschotels en “ons Neroke” kennismaakt.

zondag 9 augustus – Springende Wolf, een stilleven
Tijdens een broodnodige opruimactie vond ik de teken- en schilderwerkjes terug die ik vijf jaar geleden in opdracht van juffrouw Vera heb gemaakt. Ja, in 2010 koesterde ik grootse plannen. Het manuscript dat later als De steek van de schorpioen zou heten, was af en ik had wat tijd omhanden. Dus besloot ik één: een appartement te kopen, en twee: me in te schrijven voor de cursus illustrator aan de academie van Berchem. Want twee avonden per week tekenen, schilderen, zeefdrukken en linokerven, dat kon er nog wel af.
Niet dus.
Ik kwam terecht in een klas vol mooie, creatieve meisjes. Clan-showrunner Malin-Sarah Gozin was er daar één van, Annelies van Dinter van Echo Beatty en Styrofoam een ander. Maar wat een ontspannen dinsdag- en woensdagavond had moeten worden, werd “nen hoop stress”. Het tekenen ging me minder goed af dan in mijn striptekenende kinderjaren en Photoshop bezorgde me nachtmerries. Ik hield het dapper vol tot april, liep met een kaft vol schetsen naar buiten en keerde niet meer terug. Tot zover mijn toekomst als illustrator. Een mens moet nu eenmaal keuzes maken in het leven.
Maar mijn eerste schilderijtje (acryl op papier – zie foto) dat ik vandaag herontdekte, nemen ze niet meer van me af.

dinsdag 11 augustus – Jury Duty
Vandaag het laatste eindwerk uitgelezen. Samen met jeugdauteur Kirstin Vanlierde en uitgever Rudy Vanschoonbeek mag ik de laatstejaarsstudenten proza aan de Antwerpse SchrijversAcademie jureren. Goeie dingen gelezen, hele goeie dingen. En voor zij die vrezen dat een schrijfschool alleen maar eenheidsworst aflevert, vergeet het. Ik las een fantasyroman voor tieners, een kinderverhaal met elementen uit de Finse Kalevala, het verhaal van een vrouw wier echtgenoot in de wurggreep van ALS zit. Zeven eindwerken en alle zeven even divers. Een hoop leeswerk. Maar het nooit als werk beschouwd.

donderdag 12 augustus – So Much Water So Close To Home
Park Spoor Oost. Martha!Tentatief is net beginnen spelen als het stormfront de lucht verduistert. De wind doet de flanken van een berg zand opstuiven en jaagt de korrels de tribune in. Een jongensstem uit een luidspreker kondigt de eerste druppels op hun speelplaats aan. Profetische woorden want meteen daarna werd fictie werkelijkheid en gingen de hemelsluizen open. Een bui met bijbelse allures. Tot vreugde van driekwart van het publiek wilden Johan Petit en co. blijven spelen. Maar toen de elektriciteit uitviel en het speelveld onderliep, vond de regisseur het welletjes. Wij afgedropen. Wij door enkeldiepe plassen tot aan café Zeezicht gewaad. Gedronken tot de bui over was en nadien nog wat meer gedronken. Een druppelspoor van ’t Zeezicht naar huis getrokken.

vrijdag 13 augustus – de iKloof
Het terras van de koffiebar op de Troonplaats. Naast me een gezinnetje van vijf – mama, papa, drie tienerkinderen. De kinderen kijken naar het scherm van hun iPhone, de ouders naar hun kinderen. De mama wil een gesprek op gang brengen en vraagt haar oudste naar zijn plannen voor Pukkelpop. Ze probeert mee te gaan met haar tijd maar de generatiekloof gaapt te wijd. ze oogst schouderophalens en norse antwoordjes. Tegen Instagram is geen moederhart opgewassen. Als hun glas leeg is, gaan de kinderen naar huis. De ouders nemen nog een flat white. Ik zie ze naast elkaar zitten, zwijgend, koffiedrinkend. Waar moeten ze over praten als hun kroost het huis uit is, hoor ik de mama denken.
Nu ik eraan denk, een van de SchrijversAcademiestudenten heeft daar een mooi kortverhaal over geschreven.

weekberichten

dinsdag 2 juni
Is het verantwoord om een 72-jarige man naar Mad Max- Fury Road te laten kijken? Is het verantwoord om iemand van respectabele leeftijd bloot te stellen aan al dat postapocalyptisch over-en-weer gerij? Die vraag speelt door mijn hoofd terwijl mijn vader en ik de Noorderlaan opdraaien.
Enkele keren per jaar gaan pa en ik samen naar de cinema. We zijn er een veertiental jaren geleden mee begonnen – in de gouden tijden dat elke leegganger met een Proximusabonnement één keer per maand nog voor 3 € naar de film kon – en het was goed dat we met die kleine traditie zijn begonnen. Na de echtscheiding van mijn ouders en de jarenlange koude oorlog die eraan was voorafgegaan, was de band met mijn vader niet opperbest. Onze cinematografische uitstapjes hebben de kloof helpen dichten. Dat en het feit dat een mens wijzer wordt met de jaren. De vader van toen lijkt nog maar weinig op de milde opa die zich niet te oud voelt voor een potje lightsaberen met zijn kleinzoon.
Overigens wil iedereen nog altijd Han Solo zijn.

Aangekomen in de multiplex laat ik de keuze aan hem over. Hij moet er zelfs niet over nadenken. Wat later zien we Tom Hardy als levend bloedinfuus vastgeketend aan een autobumper. Pa’s ogen fonkelen wanneer we de zaal verlaten. ‘Waar halen ze het vandaan?’ Hij grinnikt als een schooljongen.
Slotsom, hoe oud en respectabel hij ook moge zijn, neem je vader mee naar de nummer vier in de franchise. Het houdt hem jong en de kleinkinderen zullen er wel bij varen.

Terzijde: iedereen is vol lof over Charlize Theron in die film. Ze doet dat inderdaad niet slecht. Tom Hardy ook niet, ook al doet hij een Dark Knight-je met zijn schuurpapieren stem en babbelt hij te veel voor een Max Rockatansky. Maar ik was toch meer onder de indruk van Nicolas Hoult. Hoult is die kleine met zijn lelijke truien in de Nick Hornby-verfilming About a Boy. Wel, die kleine is intussen groot geworden en mag in Mad Max een hologige slechterik spelen die van kamp verandert. Eerst is hij nog een kamikazechauffeur die zijn mond vol chroomverf spuit net voor hij zichzelf naar het Walhalla wil opblazen, nadien is hij de monteur met de goede ideeën en een halve love interest voor één van de weggelopen bruiden. En het dient gezegd: de Brit doet dat met verve.

zaterdag 6 juni
De verkeersagressie op het witte doek mag dan entertainend zijn, die in het echt is dat een pak minder. Op een week tijd maakte ik twee gevallen mee. Een week geleden werd ik nog bijna van mijn fiets geduwd door een voetganger die zich in zijn voetgangersgat gebeten voelde. Het was een geval van hij-was-in-zijn-recht-maar-ik-ook en daarom was die por onnodig, zeker als je als fietser in die straat op luttele centimeters tussen tramspoor en trottoirrand moet laveren.
Vandaag is het op de pendelbus tussen de stations van Lokeren en Sint-Niklaas weer prijs. Halverwege drukt een schouderloze Waaslander op het belknopje en begeeft zich naar de deuren. Natuurlijk stopt de bus niet – het is immers geen lijnbus – maar dat had de Waaslander niet zo begrepen. Hij roept vriendelijk of deine chauffeur wilt stoppen astamblief. De chauffeur roept iets terug. Daarop roept de Waaslander weer iets terug. Na een halve minuut verbaal gepingpong besluit de Waaslander dat deine chauffeur nen Turk is en hij nen Belg en dat hij het toch vriendelijk gevraagd had.
Tja.
Ik maak het op de werkvloer ook regelmatig mee: wanneer de Belg zijn goesting niet krijgt, kan hij het niet laten zijn ranzige, racistische onderbuik te tonen.
Op veel bijval hoeft hij gelukkig niet te rekenen. De rest van de bus verzoekt hem vriendelijk te bedaren. Wat er aan het station van Sint-Niklaas is geschied, kan ik je niet vertellen. Per slot van rekening had ik een trein te halen.

Tussen haakjes: ik heb inderdaad een werkvloer. In eerste instantie ben ik schrijver. Daarnaast verdien ik mijn brood met mijn parttime hobby in de sector van de sociale kredietverlening. Doch dit geheel terzijde.

zondag 7 juni
Het is gebeurd. Na het gesprek dat ik een maand of wat geleden met mijn uitgever voerde, heb ik het eerste deel van mijn boek herschreven. Nu ik beide versies naast elkaar leg, valt het me toch weer op hoe weinig versie vier op versie drie lijkt. Driekwart verdween in de papiermand. Dat laatste zal ik maar voor mezelf houden of mijn boek geraakt weer niet verkocht. Hoe vaak ik in de vriendenkring ook verkondig dat schrijven in eerste instantie herschrijven is, de vrienden vertrouwen het zaakje niet. Een bende atheïsten bij elkaar en toch blijven ze geloven in de mythe van de oorblazende muze en de goddelijke ingeving. Ze weten nochtans dat de tekenaar van Guust Flater ook een gom op tafel had liggen. Ze weten nochtans dat Sam Dillemans zijn canvas bijwijlen flink wat verflagen vertoont. Enfin, daar heb ik vroeger al over geraaskald.

donderdag 11 juni
Op een terras in de ochtendzon. Terwijl ik uitteken hoe ik de deel twee van versie drie in versie vier aan spaanders ga hakken, doet de lerares aan een naburig tafeltje haar beklag over haar collega’s. Het dient gezegd: ze komt behoorlijk eloquent uit de hoek. Haar gesprekspartner luistert aandachtig en krijgt er geen speld tussen. Wanneer dat toch gebeurt, en ze iets zegt in de trant van “er moet toch iemand aan de kar trekken”, komt het antwoord van de overkant meteen en zonder verpinken.
Dat haar hoefijzers er compleet versleten van waren, van al dat aan de kar trekken.
Nee, die had ik niet zien aankomen. Ik was niets aan het zeggen en toch sprakeloos.

Social media & sharing icons powered by UltimatelySocial
Facebook
Instagram