dronken klussers

Een zomernamiddag in Berchem. Tapahapjes en bier en mojito’s met munt uit de tuin. (Tapahap, klinkt een beetje als een Azteekse afgod. Of een Bellewaerde-attractie.) Net als de wespen zwalpten de gesprekken lui over de terrastafel. Passeerden achtereenvolgens de revue: groendaken, geschrapte premies en bijgevolg: vermaledijde politiekers, het vliegveld van Deurne, de grote baas van Atlas Copco, en de optredens in het Rivierenhof van afgelopen donderdag.

Wat die optredens betreft, kan ik bondig zijn: hoogtepunten voor mij waren de americana van King Dalton, de teksten van Miles Benjamin Anthony Robinson II die – in tegenstelling tot wat zo’n naam doet vermoeden – niet voor een bankiersbaan bij Goldman Sachs koos maar voor een onzeker bestaan als singer-songwriter, en de wall of sound van Creature with the Atom Brain. Bij Protection Patrol Pinkerton wogen de songs lichter dan de branie van de zanger. Bed Rugs beklijfde niet. En wat het publiek betrof: het leek wel of een select clubje hipsters van het Antwerpse Zuid naar het OLT was afgezakt om er naar elkaar in plaats van naar het podium te kijken. Doch dit geheel terzijde.

Terwijl wij over Aldo Struyf en zijn twee drummers palaverden, amuseerde een peuter zich in de zandbak. Af en toe wees het knulletje een overvliegend vliegtuig aan en sprak hij ons bestraffend toe als we niet reageerden. Andere keren reikte hij ons stukken speelgoed aan die de gastvrouw en –heer voor hem hadden klaargelegd.

Eén van de zaken die op tafel belandde, was een vreemdsoortig donkergroen apparaat met een oranje aan- en uitknop. Verder nergens uitsteeksels of pluggen. Als je de knop indrukte, ging er een lichtje branden, dat was alles. Nergens knetterende elektromotoren of zoemende servo’s. Ongeschikt dus voor de gereedschapskist. Een stuk speelgoed? Nee, zelfs voor volwassenen kon het als speelgoed onvoldoende, heu, bevredigen.   Kortom, net als een journaal in het post-Jan Becaus-tijdperk leek het ding iets te missen.
‘Wat is het?’ vroegen we aan de gastheer.
‘Een zaagmachien,’ zei hij ferm. ‘Een zaagmachien voor doe-het-zelvers die ’s nachts van ’t café komen, nog geen vaak hebben en menen nog een uurtje te moeten gaan klussen.’

Eerst was het stil aan tafel – de gezwindheid waarmee hij ons met een antwoord om de oren sloeg (hij was toe aan zijn derde mojito) sloeg ons met verstomming. Dan algemene hilariteit. Een andere uitleg voor de aanwezigheid van het apparaat kregen we niet. Dat hoefde ook niet. Zijn repliek volstond ruimschoots.

Het is intussen gemeengoed: België is een surrealistisch land. Dat surrealisme vind je niet alleen terug in musea en galerijen, bij de appels van Magritte of de plastic riffen van Maarten Vanden Eynde, neen, dat surrealisme belandt ook onverhoeds op een Berchemse tuintafel, tussen de bierglazen en de wespen.

En dat het nog een geestige middag werd.

Social media & sharing icons powered by UltimatelySocial
Facebook
Instagram