De koude kant – een Verzincolumn

Duizend bommen en granaten. Mijn vorige blogpost dateert van toen de vorige Verzin in de bus zat. Herinnert u zich dat moment nog? We hadden John Bercow nog niet van ‘Ordèèèr, ordèèèr’ horen roepen in The House of Commons, Greta en Anuna waren nobele onbekenden en Ben Weyts propageerde het rekeningrijden nog. Zo lang geleden dus.

Is er dan iets gebeurd tijdens de afgelopen drie maand? Van alles. Het belangrijkste is die Vijfde Roman natuurlijk. Ik ben halverwege versie drie en het schrijven gaat goed, maar de details houd ik voor een volgende bericht (dat geen drie maand op zich zal laten wachten, beloofd). Verder ligt de nieuwe Verzin natuurlijk in de rekken, met Rachida Lamrabet op de cover en een dik dossier over Digital Storytelling. En daarom zwier ik zoals vanouds een eerdere column in de aanbieding. Bij deze.

Greet geloofde wel, maar ze wist niet goed waarin. Het kon best God zijn, en dus hebben ze zonder morren of discussie hun jawoord ook voor God gegeven, al hield Willem zijn vingers achter zijn rug gekruist, althans in gedachten, anders zou zijn hele familie het gezien hebben.

Wanneer de lezer Willem voor het eerst ontmoet, is het november en zit hij op een bankje aan de rand van de dokken. Naar huis kan hij niet. Daar wacht zijn overspelige vrouw – hij weet dat ze overspel heeft gepleegd omdat ze hem dat eerder die avond zélf heeft opgebiecht. De naam van de echtbreker is Ronald maar dat moet je op zijn Engels uitspreken, als Wanuld. Plots krijgt Willem het gezelschap van een man die aan de andere kant van de bank gaat zitten. Het heerschap rookt twee sigaretten, staat op en springt in het water. Omdat hij zelfdoding geoorloofd vindt, maar er zelf voorlopig geen baat bij heeft, doet Willem geen gekke dingen zoals heldhaftige reddingspogingen ondernemen of zo. In plaats daarvan staat hij op en gaat naar huis.

Willems vrouw Greet is de jongste van de drie zussen Gebruers en alle drie zijn ze van straat geraakt. Wanneer Willem zijn verhaal heeft gedaan, geeft hij het woord aan zijn schoonbroer Stef die het op zijn beurt doorspeelt aan de andere schoonbroer Danny. De koude kant van de familie als vertelperspectief en die koude kant zit tot over zijn oren in een relatiecrisis. Er is overspel in het spel, en bij overspel deelt iedereen in de klappen. Zelfs Belgisch wielerkampioen Philippe Gilbert. U moet het lezen om het te geloven.

My friends don’t seem to be friends at all, just people whose phone numbers I haven’t lost.

Een citaat van de Britse schrijver Nick Hornby, want dat is waar het verhaal van Willem, Stef en Danny me aan deed denken, aan de boeken van Hornby. Niet omdat zelfmoord een thema is, zoals in A Long Way Down, ook niet omdat er veel en graag over muziek wordt gesproken zoals in High Fidelity, nee, omdat de humor die de koude kant van de familie bezigt zo heerlijk Brits en onderkoeld is.

De titel van deze aparte familieroman is Een paar is twee, de auteur Toon Van Mierlo. En deze column is een warm pleidooi om het te lezen. Op een bankje aan de dokken bijvoorbeeld.

Theofiel & Henry, een VERZiN-column

De nieuwe VERZiN ligt in de rekken as we speak. Dat betekent dat ik jullie weer mag trakteren op een column uit de oude doos. Theofiel & Henry is afkomstig uit het eerste nummer van 2016 (dossier: performen) en valt op deze eerste zonnige dag van het jaar bij voorkeur te savoureren in zacht januarilicht.

Boekenbeurs bij valavond. Een debuterende schrijfster vertelt over de literaire avond waaraan ze mee gestalte heeft mogen geven. Net afgestudeerd aan de SchrijversAcademie was het haar eerste keer achter de microfoon (als we haar boekvoorstelling even buiten beschouwing laten). Achteraf raakte ze aan de praat met een aanwezige auteur – een schrijver met naam en faam en tonnen podiumervaring. Hij vroeg haar waarom de Academie geen module woordkunst in haar lessenpakket had opgenomen. Meteen wist de schrijfster dat het niet goed was geweest, dat optreden van haar.

Ooit woonde ik een spoken word van Henry Rollins bij. De voormalige frontman van hardcorepunkband Black Flag zette een flesje water op een kruk, nam de microfoon in een houdgreep en stak van wal. Anderhalf uur lang hing het publiek aan zijn lippen. Rollins nam een daverend applaus in ontvangst en verdween met het ongeopende flesje water in de coulissen. Hoe graag ik het soms zou willen, ik ben bepaald geen Henry Rollins (zie foto) – het ontbreekt me aan eruditie, tatoeages en podiumprésence. Ik heb moeite om mijn publiek in de ogen te kijken, verlies de draad van mijn verhaal en mijn stem hapert als een Fyratrein. Optreden is voor mij geen improvisatieoefening, het vergt grondige voorbereiding. Toen ik Lies Van Gasses laatste boek mocht helpen voorstellen, leerde ik mijn tekst voor de spiegel uit het hoofd. Dat hielp. Ik ging niet af als een gieter en kreeg zowaar een lacher of twee op de hand.

Dichter Jess De Gruyter bij de voorstelling van zijn laatste bundel: “Zoals elke vertegenwoordiger weet, moet je een performer zijn om goed te verkopen, alleen ben ik niet geboren om  op een podium te staan.”
Ik ben dus lang niet de enige.

De alomtegenwoordigheid van Maud Vanhauwaert (n.v.d.r.: ze was nog geen stadsdichter toen ik dit schreef) en andere slam poetry-finalisten bevestigen het: de tijden waarin je J.D. Salingergewijs de schrijver-kluizenaar kunt uithangen, zijn voorbij. Als je wilt dat je boek gelezen wordt, moet je de hort op. Bij elk nieuw boek tekeer gaan tegen “Het Literaire Wereldje” zoals [mxp] dat doet, hipstervragenrondes doorstaan op de literaire salons van Das Mag, of – als je hoerenchance hebt –  bij Mattijs van Nieuwkerk op schoot.

Het boek schrijven doe je in de rust en afzondering van de zolderkamer of het Baltische schrijfverblijf, maar zodra je die pen hebt neergelegd, moet je de pet van de kleine zelfstandige opzetten. Kleine percentjes, rijke ventjes.
Elke schrijver een Theofiel Boemerang.

Partnergeweld – een VERZiN-column

Le nouveau VERZiN est arrivé! In het nummer vindt u een stevig interview met Margot “Mazzel tov” Vanderstraeten om te lezen en te archiveren. Naar goede gewoonte staat op de schaduwzijde van de omslagpagina een stukje van mijn hand. De oud-scoutsvrienden uit mijn achterban herkennen wellicht de toiletlezer die erin wordt opgevoerd…

Ter herinnering aan hoe zo’n column er ook alweer uitziet: eentje uit de oude doos (VERZiN 4 uit 2015, over schrijven in de 21ste eeuw)

Partnergeweld

De Amerikaanse auteur Richard Wright stond om zes uur op. Vluchtend voor een huis vol kinderen trok hij er meteen op uit. Met een gele blocnote, een vulpen en een flesje inkt maakte hij het zich gemakkelijk op een bank in het nabije Fort Greene Park en schreef vier uur lang, regen of zonneschijn. Agatha Christie zette haar schrijfmachine waar er plek voorhanden was, tot op de toilettafel toe. De Brit V.S. Pritchett schreef op een oude deegplank die hij op de armleuningen van zijn bureaustoel liet rusten. Toen zijn pols het begaf, ruilde Henry James de pen voor een typiste in, en deponeerde chocoladerepen naast haar schrijfmachine om haar alert te houden.

“Routine, in an intelligent man, is a sign of ambition. The surest way to discipline passion is to discipline time.” Curry laat niet toevallig W.H. Auden als eerste aan het woord. Routine en doorzettingsvermogen, daarmee onderscheiden de 144 creatievelingen uit het boek zich van de rest van ons, waterdragers in het ondermaanse.

Die routine kan bepaald verrassende vormen aannemen. John Cheever trok zijn enige pak aan en nam samen met de andere pendelaars uit zijn flatgebouw de lift naar beneden. Hij stapte echter niet uit op het gelijkvloers, nee, hij daalde verder af. In de kelder hing hij zijn pak aan de haak. Tot aan de lunch schreef hij in zijn onderbroek. Maya Angelou verkiest soberheid. Zij huurt een motelkamer om te kunnen schrijven. In de kamer: een bed, een woordenboek, een bijbel, een kaartspel en een fles sherry. Tijdens zijn ballingschap werd Victor Hugo gewekt door het kanonschot van het naburige fort. Hij stond op, dronk enkele koppen verse koffie, slokte twee rauwe eieren naar binnen en schreef tot een uur of elf. Daarna ging hij op het dak staan om zich te wassen. Hij overgoot zich met koud water en ging zijn huid te lijf met een paardenharen washandje. De eilandbewoners van Guernsey mochten meekijken.

“How one works, assuming he’s disciplined, doesn’t matter,” zegt Bernard Malamud op het einde. “The trick is to make time – not steal it – and produce the fiction.” Routine en doorzettingsvermogen. Misschien moet er nog een derde pijler aan worden toegevoegd. Die van partnergeweld. Want wie Daily Routines heeft gelezen, weet dat de geliefden al te vaak het onderspit moeten delven. Respect dus voor de James Reeves-en van deze wereld. Respect voor Alice B. Toklas.

Winkeldochters

Deze column las u reeds in het zomernummer van
het t
ijdschrift VERZiN (juli-aug-sept ’14)
– ja, ik weet het, da’s al even geleden maar u kent
mijn problematiek intussen uit een vorig bericht.
Over het hoofd gezien? Ha, lees hem dan hier.

Kerkvaders hebben het niet gemakkelijk. Hun handboek kan dan wel uitstekende verkoopcijfers voorleggen maar hun vacatures raken niet meer ingevuld en hun voorstellingen trekken weinig tot geen volk. Zonder roepingen geen personeel om kansels en kloostercellen mee te vullen, zonder parochianen geen eucharistie. Het is godgeklaagd maar de man in de straat vertikt het al een poos om zijn geloof te praktiseren. Enkel voor trouwpartijen, dopen en begrafenissen wil hij nog wel ’s een keertje ter communie gaan.
Of paus Franciscus I het tij zal kunnen keren, valt af te wachten. Gelovigen dragen hem misschien op handen maar de oude krokodillen van de Romeinse curie lusten hem en zijn hervormingsdrang intussen rauw.

Dichters hebben het evenmin gemakkelijk. Eerst dienden ze af te rekenen met die vermaledijde Coda-erfenis uit de jaren tachtig. Veertigplussers herinneren zich vast nog wel het programma waarmee de BRT haar televisieavond afsloot. De premisse: man in coltrui neemt plaats in kuipzetel, steekt sigaret op, nipt van glas wijn, kijkt boos in camera en leest voor. Door de culturele centra en achterafzaaltjes te verlaten en de straat op te trekken, maakten dichters komaf met dat imago. Sterker nog, net als de Panini-sticker, de moestuin en de koffiebar heeft de dichter anno 2014 een hipsterstatus verworven. Sonnetten verschijnen op gevels, trams en Boerentorens, verzen worden geslamd, gerapt en op muziek gezet, dichters meten zich een lelieblank-scharlakenrood alter ego aan en fluisteren hun zinnelijke zinnen vanachter een Venetiaans masker.
Het is dan ook godgeklaagd dat hun bundels vaak winkeldochters worden. De man in de straat mag in het Felixpakhuis dan graag naar een met slow motionbeelden en elektroklanken opgeluisterde gedichtencyclus komen luisteren, hij vertikt het om zich achteraf een gedrukte en ingebonden versie van diezelfde cyclus aan te schaffen. Enkel als hij een trouwmisboekje, geboortekaartje of rouwbrief ter hand neemt, wil hij nog wel ’s een keertje een gedicht lezen.

Kerkvaders en dichters voeren dus dezelfde strijd, zij het in omgekeerd evenredige zin. Hoog tijd om de krachten te bundelen. Hoog tijd dat onze aannemers in de letteren rond de tafel gaan zitten met de Vaticaanse aannemer in geloofsbelijdenissen. Praten over hoe er in den beginne het woord was, ideeën uitwisselen, plannen smeden. Kortom, tijd voor een rondje literair en evangelisch verantwoorde problem solving.
_______
In VERZiN vind je interviews met bekende en minder bekende schrijvers, info over literaire tijdschriften, schrijfcursussen, recensies, en columns van de hand van deze ouwe jongen. Meer info vind je hier.

o zo herkenbaar

Deze column las u reeds in het laatste nummer van
het t
ijdschrift VERZiN (jan-feb-ma ’14). Toch niet?
Ha, lees hem dan hier.

‘Hier jongen, een modelbouwschip voor je verjaardag. We gaan haar samen bouwen. Ik zal je tonen hoe het moet. Nee, jongen, eventjes nergens aankomen.’
De didactische opa, we hebben er allemaal mee te maken gehad.

Toen ik vernam dat deze VERZiN over (herkenbare) personages zou gaan, snuffelde ik bij wijze van voorbereiding rond in boeken en op het web. Meteen stond hij daar, de didactische opa, en wel in de vorm van een Nederlandse schrijfadviessite. Om tot levensechte personages te komen, had je alleen maar hun stappenplan te volgen. Negen tips, op een drafje:

Tip 1-5: Kies een sprekende naam voor je personage! Dos hem typerend uit! Geef hem een tic, een karakteristieke uitdrukking, een geur – keuze uit babyzalf, parfum, sigaret of ontsmetting!
Hmm, even denken. Archibald Goetgeluck wachtte op zijn date. Nerveus frunnikte hij aan zijn vlinderdas. Zijn kalende hoofd geurde naar Zwitsal.
Tip 6-8: Stop een favoriet voorwerp in zijn handen, en een gelukkige of pijnlijke herinnering in zijn hoofd! Gun hem een diep verlangen of zadel hem op met een trauma!
Archibald betastte de flacon babyshampoo in zijn jaszak en liet zich terugvoeren naar zijn gelukkige jeugd. Lang geleden, toen zijn moeder in de linnenkamer naar een proper washandje zocht, was hij bijna verdronken in de badkuip. Sindsdien is Archibald bang van water.
Tip 9: een personage is een vat vol tegenstrijdigheden!
Archibald is bang van water. Behalve als hij gedronken heeft, want dan duikt hij met kleren en al in de stadsfontein. Hopla!

Dat het goed kan foutlopen bewijst niet alleen de passage hierboven maar ook de eerste aflevering van de zondagavondreeks De Ridder: de roodharige protagoniste verstopt het concertbandje om haar pols en verzint een smoes over een aangereden hondje als excuus voor haar laattijdige verschijning op het werk. Et voilà: de zoveelste gedreven vrouw met een rebelse hoek af, okselfris en recht uit de matrijs.

Dat het anders kan, bewijst Annelies Verbeke in haar recente bundel Veronderstellingen. Daarin voert de schrijfster een hond op die een lange brief aan God de vader schrijft. Geestig, ontroerend en – jawel – o zo herkenbaar. Daarom, als je meer wil weten over herkenbare personages, vergeet dan de tips van onze didactische opa, lees Verbekes verhalenbundel. Nog beter, lees hem op een terrasje en leg je oor intussen te luister, zoals Simon Carmiggelt dat vroeger deed. Of zit ik hier nu gewoon tips te geven?

___________
In VERZiN vind je interviews met bekende en minder bekende schrijvers, info over literaire tijdschriften, schrijfcursussen, recensies, en columns van de hand van deze ouwe jongen. Meer info vind je hier

Social media & sharing icons powered by UltimatelySocial
Facebook
Instagram