Woensdag 13 mei
Sergio Herman zal zijn lekkere bordjes met sexy gerech’jes pas serveren als ze de perfecte cuisson hebben, en tot zolang blijven die bordjes in de keuken. Op dezelfde manier schrijft elke normale schrijver de eerste versie van zijn volgende roman met de deuren dicht. En zo hoort het ook. Wel, deze schrijver heeft een maand of wat geleden een punt gezet achter de derde versie van zijn volgende boek en heeft vervolgens de deur opengezet. Die versie kwam dan terecht op de uitgever zijn tafel waarna de uitgever vandaag tegenover mij op een terras terechtkwam. En hoe gaan die dingen dan: de uitgever geniet van het zonnetje, bestelt koffie en taart en de schrijver houdt het bij een spa bruis omdat zijn zenuwen strak als pianosnaren staan.
Gelukkig zijn we anderhalf uur later aan het inpilsen en verdwijnt het manuscript niet in de eerste de beste afvalbak met A-logo.
Dus juicht gij allen, mijn schare fans, want er zit een nieuw boek in de pijplijn.
Nee, het zal niet voor dit jaar zijn want ik moet eerst versie vier nog schrijven en wellicht daarna nog versie vijf maar dat zal zo’n beetje van de redacteur afhangen.
Nee, ik verklap de titel niet voor ik honderd procent zeker ben dat hij op de kaft gaat belanden.
Oei, het gaat een dik boek worden, dikker dan de vorige.
Ja, je komt er deze keer wel in voor.
Stop nu maar met vragen stellen. Tot nader order gaat de deur weer dicht.
En wat met een open keuken, Bontenakel? Die koks koken toch ook met open en geen gesloten deuren?
Ik ook met mijn vergelijkingen.
Donderdag 14 mei
Op Ardennenweekend met een hoop vrienden. We logeren in een tot gîte omgebouwd hotel. ’s Avonds wordt H. uitgelachen omdat ze in die doolhof van gangen, trappen en opkamers de weg naar haar slaapkamer niet vindt. Ik meelachen Een uur later vind ik mijn eigen weg naar de slaapkamer niet meer.
Zaterdag 15 mei
Uitstap naar Sedan, een lelijk Noord-Frans dorp op zoek naar een imago. In en rondom het kasteel – een van de grootste van Europa – vindt een Middeleeuws spektakel plaats. Vier tentenkampen rondom de vier hoge muren en op het binnenplein van de burcht. Kinderen kunnen er aan volksspelen doen en paardrijden en krijgen er zwaardvechtlessen van de plaatselijke Syrio Forel, volwassenen kunnen er speenvarken eten en bier drinken en klop krijgen van hun kinderen die zonet hebben leren zwaardvechten van de plaatselijke Syrio Forel. Je kan er smeden en mandenvlechters aan het werk zien, je kan een selfie nemen van jezelf met een beulsbijl tegen je nek en – mocht het appareil werken – dan kan je er warme choco drinken.
Een groep West-Vlaamse muzikanten imponeert met hun doedelzakken, hun trommels, hun Keltische tatoeages en hun Samsung Galaxy s5-telefoons.
Een twintiger met issues morst ketchup op zijn Winter is coming-T-shirt.
Woensdag 20 mei
In het Wezenbergzwembad is het peddelen tussen een kelpwoud van bierbuikmannen. Onderweg naar een eethuis formuleert iemand uit de zwemclub een prima zij het aangebrande definitie voor de muziek die men op het Sfinksfestival pleegt: muziek voor Antilliaanse hoeren. Toch geestig.
Tijdens het eten komt Annick De Ridder ter sprake. Nu probeer ik de woorden van de grote Frank Zappa te respecteren – a mind is like a parachute, it doesn’t work if it’s not open – maar als de naam valt van dat van de blauwe neoliberalen naar de gele neoliberalen overgelopen stuk politica klapt mijn parachute dicht als een in de kramp geschoten slijkmossel. Ik bedoel, geef De Ridder een kroon en een paarse cape et voilà de koningin van Onderland.
Ik kan hier zeer lelijke dingen over haar schrijven. Ik kan haar dingen toewensen die ze via haar beerput van een twitteraccount zelf aan anderen toewenst. Ik ga dat niet doen. Ik ga het houden bij een citaat van de intussen alweer vergeten gelegenheidsrecensent J. De Witte: “Neen, die Annick De Ridder, die is het niet.”
Nu even Frank Zappa opleggen.
Donderdag 21 mei
Terwijl ik mijn toertjes in het Nachtegalenpark loop ontdek ik babykonijntjes in de berm. Stampertjes laatste lenteworp. Vertederd kijk ik naar de voor me uit huppelende knuffeldiertjes. Tot ik Art Garfunkel plots Bright Eyes in mijn hoofd hoor zingen.
Daar gaat mijn ochtendhumeur.