Hier had een nieuwe ‘Weekberichten’ kunnen staan, eentje waarin ik onder meer verslag uitbreng over hoe ik afgelopen vrijdag de huid werd volgescholden door een foeragerende eekhoorn. Of een bespreking van Drift, de mooie novelle waarmee collega Ellen van Pelt in september debuteerde. Zo stond het alleszins in de planning.
Maar toen sloeg ik de weekendbijlage van De Standaard open.
Ik moet iets bekennen. Enkele keren per jaar staat er ’s nachts iemand in mijn slaapkamer. Soms staat hij gewoon in een hoek, soms trekt hij me bij mijn enkels omhoog uit bed. Zodra ik me van hem bewust word, word ik wakker, en zit ik met een tweede probleem: ik kan niets tegen hem beginnen. Mijn armen en benen zijn verlamd en mijn oogleden wegen als lood. Pas na een tiental seconden krijg ik mijn ogen open en kan ik me omdraaien. Op dat moment heeft de indringer echter de plaat gepoetst.
Ik verzin dit niet.
De aandoening waar ik aan lijd, heet slaapverlamming of slaapparalyse. Een op de tien heeft er last van. Vooral in tijden van stress verschijnt de nachtelijke bezoeker aan het voeteneinde. Zij die mijn eerder logbericht Tony Soprano en ik hebben gelezen, zullen niet vreemd opkijken wanneer ik zeg dat ik die nachtelijke lastpost toen ook een paar keer over de vloer heb gekregen.
Bij mij blijft het bij de sinistere aanwezigheid en de tijdelijke verlamming, maar het kan erger. De zopas uitgebrachte documentaire The Nightmare – waar De Standaard afgelopen weekend een artikel aan wijdde – verzamelt acht getuigenissen. De Newyorker Chris krijgt ’s nachts bezoek van een reusachtige, zwarte figuur met rode ogen die hem met de dood bedreigt. Zijn vriendin, die er ook last van heeft, wordt wakker met een kat op haar borst die haar in een onverstaanbare taal toefluistert. Bij de Brusselaar Ignace gaat het licht aan en begint er iemand aan zijn bureau te rommelen zonder dat hij zich kan omdraaien om te zien wat er aan de hand is.
Het verschijnsel is niet nieuw. Henry Fuseli schilderde het bekende The Nightmare al in 1781. Vrouwen werden ervoor als heks afgeschilderd en belandden er zelfs voor aan de galg. Zuid-Afrikanen spreken van tokolosh, Japanners van kanashibari, Inuït van uqumanirniq. Guy de Maupassant schreef erover in Le Horla. Zangeres Chelsea Wolfe verwerkte haar ervaringen in haar jongste album The Abyss. En Fox Mulder uit The X-Files zag wellicht nooit buitenaardse mannetjes met grote, zwarte ogen, maar had gewoon last van een foute slaaphygiëne.
Het was trouwens in volle X-Files-periode dat ik mijn meest angstaanjagende episode meemaakte. Net alleen gaan wonen op dat eerste dakappartement aan de Stadswaag waren ze in het holst van de nacht weer aan mijn voeten komen trekken. De maan scheen recht in mijn ogen en ik was er rotsvast van overtuigd dat de kleine, grijze mannetjes met hun bling bling vliegende schotel boven mijn veluxraam hing. Bevrijd uit mijn verlamming heb ik me een kwartier lang in de badkamer opgesloten.
Uit schrik voor een volslagen idioot versleten te worden, heb ik er in mijn leven maar met een of twee vrienden over gesproken. Jammer voor mij hadden die vrienden nooit van de aandoening gehoord. Weet je wat mijn redding was? De research voor mijn volgend jaar te verschijnen boek.
Wederom, ik verzin dit niet.
In volle researchperiode kwam ik per abuis op een Wikipediapagina over slaapverlamming terecht. Mijn oog viel op de term ‘verlamde ledematen’ en ‘slaap’ en ik besloot mijn research even te onderbreken en de pagina onder de loep te nemen. Opgelucht dat ik was! Geen demonen, geen succubusventjes of poltergeisten, nee, gewoon een niet deftig gekalibreerd stel hersenen. Als het dat maar is. Voortaan weet ik dus wat er aan de hand is wanneer meneer enkeltiller me ’s nachts komt lastig vallen. In plaats van me op te sluiten in de badkamer spreek ik mezelf vermanend toe (“Niet zo stressen, Bontenakel.”) en draai me nog eens om.
Mijn volgende boek heeft dus mijn leven gered. Wie weet, misschien kan hij jouw leven ook wel redden? Drommels, daar moeten we het toch nog eens over hebben.