(Geen) lezer – afscheid van VERZIN

De nieuwe VERZIN gaat in gesprek met – onder meer – Dominique De Groen, Femke Vindevogel, Anne Provoost, Dirk Van Boxem, Elvis Peeters en Caro Van Thuyne, en brengt een dossier over de kritische lezer. Net als vorige keer breek ik met de traditie en publiceer de tekst dadelijk. Waarom? Omdat ik hier en nu afscheid neem van VERZIN. In 2006 mocht ik mijn allereerste column schrijven voor het allereerste nummer. Ik heb het blad van naam weten veranderen, zien evolueren en groeien, en was er zelfs even de hoofdredacteur van. Maar het is mooi geweest. Tijd voor een nieuwe pen. De mijne gaat even wat anders doen.

November 2021

Je reist af naar boekhandel Paard van Troje. Je luistert naar het eilandverhaal van Tamsin Calidas en koopt na afloop meteen haar boek. Nadien strijk je met je compagnon de route in café Den Turk neer. Ze vertelt over een vriend van haar die schrijfambities koestert. Ze was ingegaan op diens vraag om zijn manuscript te lezen. En ze had haar huiswerk gemaakt. Tijdens een uitgebreide feedbacksessie legde ze de pijnpunten bloot en gaf hem een literatuurlijstje mee. De boodschap kwam niet aan. Omdat hij niet hoorde wat elke auteur hoopt te horen tijdens een feedbacksessie, namelijk dat zijn manuscript een meesterwerk-in-de-dop is. Maar ook, en ga er gerust even voor zitten, omdat hij niet lás. Je verslikt je in je Orval. En je deelt haar mening: met die jongen wordt het nooit wat.

Schrijvers die verkondigen geen lezer te zijn – loop er in een wijde boog omheen.

Land van Herve

Oktober 2021

Met vrienden naar het Land van Herve. Een week van wandelingen, verbale steekspelletjes en uitgesponnen, middernachtelijke gesprekken. Gaan mee: partners, kinderen en hun Nerfpistolen, bordspellen, boeken. Je ziet twee van je eigen romans opduiken. Sommige van je vrienden – niet allemaal – zijn immers lezers en aan een inhaaloperatie bezig. Een van de tienerkinderen heeft een vriendin meegenomen en legt haar op dag één uit wie juist wie is. Je hoort je naam vallen. Je ziet hoe de nieuwkomer je roman ter hand neemt en de achterflap leest, en slaat haar aandachtig gade. Eventjes gaat de hond met je aandacht lopen, eventjes maar. Als je weer opkijkt, ligt het boek aan de kant. De nieuwkomer blijkt geen lezer. Er gaat een steekje door je hart.

Juli 2021

Je pakt proper wasgoed, boeken en schrijfspullen in, neemt de trein naar een verre plek in Vlaamse velden en wordt rondgeleid in je tijdelijke schrijfonderkomen. Je gooit je rugzak in een hoek, strijkt aan de keukentafel neer en klapt je laptop open. Met zicht op de ruitertoren werk je verder aan de eerste versie van wat je zesde roman zal worden. Een week en twee hoofdstukken later besluit je om alles wat je de voorbije drie maanden geschreven hebt bij het papier te zetten.

Net als elke andere doorsnee auteur ben je tijdens de revisie zo’n beetje als de Hartenkoningin uit Alice in Wonderland – als de hoofdstukken tekortschieten, is het off with their heads.

Vaders die rouwen

Vrijdagavond stelde de onvolprezen Carmien Michels haar nieuwe verhalenbundel voor in bibliotheek Permeke. Ze nodigde collega’s Eli Elise Hoopman, Gaea Schoeters en ondergetekende uit om een brief aan een van de personages te schrijven en op het podium te brengen. Prisca Agnes Nishimwe overtuigde tussen de bedrijven door met doorleefde songs.
Was je een van de onfortuinlijken die er niet bij kon zijn? Hier kan je mijn bijdrage lezen. Ik draaide de opdracht om en schreef een brief áls hoofdpersonage aan de schrijfster. De brief van Gaea lees je
hier
De verhalenbundel vind je in je buurtboekhandel of misschien wel als pakje onder de kerstboom.

Beste schrijfster,
Dag Carmien,

Mijn naam is Ludo. Mijn achternaam doet er niet toe. Eigenlijk hoef ik me niet eens voor te stellen. Als hoofdpersonage uit een van je verhalen, ken je me beter dan ik mezelf ken.

Excuses bij voorbaat voor deze krakkemikkige woorden. Ik ben het niet gewend om brieven te schrijven. Dat laat ik liever over aan schrijvers als jij, mensen die daar verstand van hebben. Het enige wat ik in mijn leven geschreven heb, zijn afwezigheidsbriefjes voor de school van mijn dochter. Daar hebben sommige schrijvers dan weer geen verstand van.

Ken je de Amerikaan E.L. Doctorow? Je voert me in je verhaal op als gewezen lezer. Ik kén hem dus wel een beetje. Goeie auteur, die Doctorow, maar hij suckt in het schrijven van afwezigheidsbriefjes.
Excuses voor het woord ‘suckt’ by the way. Dat heb ik opgepikt van mijn werkmakker Meddur. Hij gebruikt de hele tijd van die woorden. Woorden als ‘sucken’, woorden als ‘by the way’.
Die man is zijn dochtertje onlangs kwijtgeraakt, Meddur, zijn vrouw is te vroeg bevallen. Ze hadden nochtans grootse plannen met hun kindje. Wilden haar leren paardrijden, de kust van Split met haar afreizen, quatre-mains laten spelen met haar broertje.
Je maakt het je personages niet gemakkelijk, Carmien.

Maar Doctorow dus. Eerst begon hij zijn briefje met ‘My daughter Caroline’ maar die woorden schrapte hij meteen omdat ze op school natuurlijk wisten wie zijn dochter was. Daarna ging hij de formele toer op. Ook dat moest eruit. Kladje stapelde zich op kladje, zijn dochter werd nerveuzer met de minuut, en daar kwam de schoolbus de straat al ingedraaid. Uiteindelijk krabbelde zijn vrouw haastig iets op papier om haar echtgenoot een halt toe te roepen bij het schrijven van… het volmaakte afscheidsbriefje.

De dag nadien, signerend in de al even onvolprezen Buchbar

Zoiets is míj nooit overkomen. Ik heb lang geleden al geleerd dat het leven anders in elkaar zit, niet volmaakt zoals Doctorow het wilde, of tot in de puntjes gepland zoals bij Meddur. Slechts één keer in mijn leven ben ik in de buurt van perfectie gekomen, en dat was toen Maria Callas in het Amsterdams Concertgebouw afscheid nam van haar publiek. Daar zat ik, als zesjarige tussen mijn ouders in, mijn billen samengeknepen van de spanning, de ene traan na de andere uit mijn ogen vegend, luisterend en kijkend naar die godsvolmaakte Griekse op het podium.
Ik dwaal af.

Ik heb in mijn leven dus veel afwezigheidsbriefjes voor de school van mijn enige kind geschreven, de meeste zo rond de periode dat mijn vrouw en ik uit elkaar gingen. Soms begon ik dat briefje ook met ‘Mijn dochter Felicity’.
Ik hoop uit de grond van mijn hart dat de lezer het nodige begrip voor haar zal opbrengen. Mijn dochter heeft geen makkelijk leven gehad.
Ja, ze hééft me uit mijn eigen huis verbannen, dat is waar. Er was die bijna-fatale re-enactment van het sprookje van prinses Ovaria. Er waren de klappen. Maar was ik het niet gewend om klappen te krijgen? Denk aan de kwestie met mijn been. Denk aan de gaatjes die mijn vader met zijn Willem II-sigaren in mijn rug brandde.
Je schuwt het geweld niet, Carmien.

Je zet me in de boksring en laat me mijn vaderlijke hart als een schild voor mijn borst dragen. Daar heb je volkomen gelijk in. Per slot van rekening heeft mijn dochter even goed moeten incasseren. We hebben haar in de steek gelaten, mijn vrouw en ik.  Ik, die haar na de echtscheiding achterliet en me vervolgens ging verstoppen achter de wankele pilaren van mijn eigen onvermogen. Haar moeder die haar tijdens de scheiding als pasmunt inzette, en haar jaren nadien op straat gooide.

Maar ik denk vooral terug aan de mooie momenten. Aan die eerste dagen, en hoe haar kleine lijfje op mijn arm lag terwijl ik haar flesvoeding gaf. Aan onze kampeertrip bij Villers-Sainte-Gertrude en hoe ik haar een vuurtje leerde aansteken met berkenschors.
Dat ze later mijn kleren, mijn diploma’s en de oude liefdesbrieven van mijn ex-vrouw op het barbecuestel zou opfikken, dát kon ik natuurlijk niet voorzien.

Ik ben blij dat je me niet naar de politie hebt laten bellen of zo. Voor je het weet, wordt een mens platgedrukt tussen de malle-molenstenen van Justitie. Voor je het weet, komt een mens op televisie. Bij die kwaaie van De Afspraak, of in een reportagereeks van Annemie Struyf. Niets tegen Annemie Struyf, maar die mevrouw gaat altijd vóór haar onderwerpen staan.

Tijdens mijn verblijf in het kippenhok van de buurvrouw heb ik eens rondgevraagd hoe het zat bij de anderen. Hugo praatte heel tevreden over de geur die in de haren van zijn kleinkinderen ligt opgeslagen. Hannibal en Bowie begrepen de vraag niet en vertelden me allerhande dingen over winterharde Karabachpaarden en varkensdarmen in de gootsteen, over een in moederkoek muterende zon en de geur van bergamot in een zaal vol chic volk.
Je bent een gulzig schrijver, Carmien.

Maar je hebt je personages lief, stuk voor stuk. Je hebt mij zelfs lief. Je schreef een heel passend slotakkoord. Toegegeven, zelf had ik me liever op een andere plek zien eindigen – ergens in de buurt van Maria Callas of zo – maar je zal mij niet horen klagen. Beter dan wie ook weet jij dat ik niet zo in elkaar zit.

Un ouvrage n’est jamais achevé, mais abandonné. Paul Valéry zei het in 1933. Je laat ons achter nu, opdat de lezer met ons kan kennismaken. Jammer dat de scholen gaan sluiten de week voor de kerstvakantie. Naar verluidt doen ze in die week namelijk niets anders dan feestjes bouwen en boeken voorlezen, en Vaders die rouwen laat zich natuurlijk prima voorlezen.
Nu we het toch over de minister van Cultuur hebben, misschien moet je hem het boek maar cadeau doen. Zodat het van hand tot hand kan gaan in senaatszalen en op kabinetten. Zodat ze daar in het pluche kunnen lezen over hoe Bowie haar arm uitstrekt om te voorkomen dat Hannibal naar voren vliegt wanneer ze vol op de rem gaat staan.

Zodat ze gaan beseffen met hoeveel liefde een schrijfster haar personages kan omringen.

Uw toegenegen protagonist,

Ludo

You Crazy Diamond

De nieuwe VERZIN opent met Tom Naegels en zijn zopas verschenen migratiegeschiedenis. Caro Van Thuyne, Carmien Michels, Catherine Verguts en Peter Verhelst vertellen over hun rouwproza, Christine Van den Hove over Het huwelijk, haar tweede roman die begin 2022 bij mijn uitgever verschijnt.

Dit keer breek ik met de traditie: geen column uit de oude doos dit keer, wel de nieuwe, uit het nieuwe nummer. Omdat het met Portugal te maken heeft, waar ik net van terug ben. Omdat het met Joost te maken heeft. Een stukje rouwproza van eigen hand, zeg maar.

Mei 2019 had een feestmaand moeten worden. Maandenlang doorgeschreven aan een nieuwe versie van De Berenrug. Lange dagen gemaakt, lange nachten ook. Tot ik klaar was om het boek in de steek te laten en het manuscript naar mijn uitgever vertrok. De riem eraf. Tijd om het leven weer binnen te laten. De gedachte was nog niet koud of het nieuws liep binnen. Ze hadden je gevonden. Net 47 geworden bleek je hart een maatje te groot.

Hoe weinig grip een mens heeft op zijn ondermaanse bestaan.

We waren achttien toen we kennismaakten. Je had een gesteven jeansbroek met aangenaaide sneakers aan het plafond van je slaapkamer hangen zodat het leek of er iemand dwars door het dak was gevallen. Op fuiven en jeugdhuizen morsten we bier op onze houthakkershemden terwijl we als idioten rondsprongen op de loud-quiet-loud van de Pixies. Aan de toog beleden we onze liefde voor de strips van Frank Pé en Marvano en voor alle vrouwen die we niet konden krijgen. Met een hoop vrienden huurden we een chalet en raakten er ingesneeuwd. We maakten middernachtelijke wandelingen in de Ardense heuvels en gleden om ter verst over de ingeklonken sneeuw.

Toen we afstudeerden, reden we met ons drieën in jouw Fiatje naar Portugal. Je bagage was een wasmand vol kleren op de achterbank. We kwamen terecht in een kustplaatsje nabij Porto en wilden er niet meer weg. De onstuimige brekers van de Atlantische Oceaan maalden niet om drie Belgen en smeten ons met een doodsmak op het strand. Onderweg naar huis – ergens midden in de Pyreneeën – moest ik het stuurwiel vasthouden terwijl jij het dashboard open schroefde om een losgeraakt stroomkabeltje te repareren.

Je trouwde, kreeg twee kinderen, scheidde. Terwijl ik mijn boeken schreef, ging jij resoluut voor het vaderschap. We zagen elkaar niet langer wekelijks maar maandelijks en op de duur halfjaarlijks, maar bij elke ontmoeting zetten we het gesprek verder waar we het vorige keer hadden neergelegd. Tot het leven voor ons geen nieuwe gesprekken meer in petto had.

Veel volk op je uitvaart, veel persoonlijke getuigenissen, veel Pink Floyd. Ik luisterde en keek en was lange tijd sprakeloos. Taal wil schrijvers in de rouw wel eens in de steek laten. Nu, twee jaar later, bereid ik een nieuwe reis naar Portugal voor. Ons favoriete kuststadje staat op het programma. Benieuwd of de oceaan me zal herkennen nu jij er niet meer bij bent.

Envoi – een VERZIN-column

De nieuwe VERZIN biedt een gesprek met Marieke Lucas Rijneveld, laat Johan de Boose, Ingrid Vander Veken en Evelien de Vlieger vertellen over schrijven op locatie en schuift het tweede boek van Jens Meijen onder het voetlicht.
Hier leest u alvast een column uit de pré-Wuhan-era, eentje dat paste bij een dossier over singer-songwriters.

Kate Bush maakte er geen geheim van. Zij noemde de song simpelweg naar de roman en citeerde Emily Brontë woord voor woord wanneer ze dat drassige tochtgat op woeste hoogten bezong. De Gentenaren van Absynthe Minded maakten het nog bonter: hun Envoi is een letterlijke vertaling van het gelijknamige gedicht van Hugo Claus, al kan men zich afvragen of de versregel ‘In de winter springen hun lippen’ zich in het Engels wel zo makkelijk laat vertalen naar ‘In winter their lips leap’.

Op de toerbus houden muzikanten het niet altijd bij gamen, drinken, en eigen scheten in brand steken, sommigen pakken al eens een boek vast. Dat Bruce Springsteen het complete oeuvre van John Steinbeck achter de kiezen heeft, zal niemand verbazen. Maar dat Mick Jagger in zijn apenjaren meer deed dan alleen maar Marianne Faithfull achternajagen en zich bij het zich bij het schrijven van Sympathy for the Devil door Michaíl Boelgákov liet inspireren, is minder geweten. Boven de Moerdijk lag Nescio’s De uitvreter dan weer in de studio toen The Nits aan het opnemen waren. En Robert Smith van The Cure had bepaald geen last van racistisch ressentiment toen hij Killing an Arab schreef, hij citeerde gewoon L’Etranger van Camus. Oh, en de scentless apprentice waar Kurt Cobain over zong? Da’s Jean-Baptiste Grenouille uit Het parfum.

movie still Perfume: The Story of a Murderer (Ben Whishaw)

Ook genreliteratuur werkt bijwijlen inspirerend. De Bluesrockers van Led Zeppelin betuigden hun liefde voor Tolkien met lichtvoetige regels als ‘Just in the darkest depths of Mordor’. Pennywise is natuurlijk genoemd naar die clown met zijn ballonnen – “Want your boat back, Georgie?” En de Russisch-Amerikaanse schrijver Isaac Asimov inspireerde achtereenvolgens de mannen van The Stranglers, The Alan Parsons Project en de UK Subs. Het Oude Testament is nog zo’n boek dat wordt kaalgeplukt. De escapades van David met zijn Bathseba werden respectievelijk bezongen door Leonard Cohen in Hallelujah en door Pixies in Dead.

Dat het ook in omgekeerde richting werkt, daar kan ikzelf over getuigen. In 2008 was ik net aan De steek van de schorpioen begonnen te schrijven, mijn derde boek, toen Elbow met hun doorbraakplaat The Seldom Seen Kid op de proppen kwam. Het mag dan ook geen toeval heten dat ik na het horen van The Loneliness of a Tower Crane Driver besloot een Chileense kraanman met issues op te voeren. En toen ik piekerde over welk geheim de Chileen met zich moest meedragen, zorgde het vijfde nummer op diezelfde plaat voor de openbaring (#spoileralert).

Mammoetpraatje – een VERZIN-column

De nieuwe VERZIN biedt interviews met Ellen Van Pelt en David Troch, een stuk over diversiteit in de letteren en een gesprek met Annelies Verbeke. Over haar laatste bundel Treinen en Kamers, over eenzaamheid en machtsstructuren, over (het gebrek aan) erkenning als oeuvrebouwer.
Op deze site leest u inmiddels een column uit het pré-pandemietijdperk, eentje dat paste bij het dossier over Digital Storytelling uit 2019:

Het Britse komisch duo Armstrong & Miller had een weerkerende sketch die The Origins of… heette. Dat kon The Origins of Dinner Parties zijn, The Origins of Smalltalk of The Origins of Art Criticism. En hoewel de titel wel degelijk de lading dekt, draaide de sketch toch steeds om een stel holbewoners die rond een kampvuur zaten en om beurten hun liefde voor mammoetvlees betuigden. Wellicht het enige moment dat onze verre voorouders de tijd hadden om elkaar dingen te vertellen: ’s avonds, om en nabij een knetterend houtvuur. De rest van de dag ging immers op aan voedsel verzamelen, op de loop gaan voor roofdieren die toen nog een trapje hoger op de voedselketen stonden, neanderthalers pesten en stokmannetjes tekenen op een fraai stukje rotswand.

Armstrong & Miller

Dertigduizend jaar later stroomde een menigte samen aan het meer van Galilea om een keynote speech bij te wonen. De gastspreker was daar eigenlijk om met zijn maten te gaan vissen, maar toen hij zag hoeveel volk er was komen opdagen, schraapte hij zijn keel en stak van wal. Niet alleen kon die mens geweldig vertellen, hij deelde achteraf ook nog eens brood en vissen uit. Topkerel.

Nog eens tweeduizend jaar later verzamelden een paar honderd mensen zich voor het podium van Het Depot in Leuven voor een concert van enkele Nieuw-Zeelanders. Bij de eerste drumroffel gingen een paar telefoons gedurende een halve minuut de hoogte in. Dat proces zou zich twee uur lang blijven herhalen, al ging het telkens om andere telefoons. Want op die ene dronkelap na die bij elk uptemponummer met zijn armen begon te molenwieken, wilde iedereen wel zijn eigen hoogst individuele opname van de avond. Een flard muziek, enkele sfeervolle foto’s. Daar een mooi stukje tekst bij. Een relaasje dat netjes past binnen het format van een Facebookverhaal of een Instagramstory, om te delen met de followers. Natuurlijk deed ik vrolijk mee.

Wat er in die tweeëndertigduizend jaar allemaal niet gebeurd is. Vertellingen gingen van hand tot hand tot een stokmannetjestekenaar het schrift uitvond en alles ging notuleren. Monniken kopieerden de verhalen tot ze er een hernia aan overhielden. Gutenberg vond de boekdrukkunst uit, Marconi de radio, de gebroeders Lumière de film, Baird de televisie, Jobs de iPhone.

Mammoets komen er niet meer bij aan te pas, maar de liefde voor een goed verhaal is nog altijd even groot. Profiteer daarvan.

De Berenrug genomineerd

maak kennis met de genomineerden en met De Berenrug in het bijzonder

Naar jaarlijkse gewoonte selecteerde Confituur – en Confituur is het kleurrijk verbond van onafhankelijke boekhandels – een shortlist van vijf boeken die, en ik citeer: “een opvallende, verrassende, vernieuwende of verfrissende bijdrage leverden aan het literaire landschap en waarvan de boekhandelaars vinden dat ze wat meer in de schijnwerpers mogen staan”.

Er zijn vijf genomineerden voor de Confituur Boekhandelsprijs:
Bult – Marieke de Maré
De ontdekking van Urk – Matthias M.R. Declercq
De Nieuwe Rivier – Eva Meijer
Trofee – Gaea Schoeters

De vijfde is… jawel. En dit is wat Jan van de Genkse boekhandel Malpertuis erover te zeggen heeft:


De Berenrug is een wat donker, spannend en fascinerend historisch boek waarin twee gestrande IJslandvaarders centraal staan. Het sterke en beklijvende verhaal zit vol intrigerende, bijna gedetermineerde personages die op het eiland gevangen zitten, zoals Ellie, waarmee je automatisch gaat sympathiseren en die je een mooie toekomst toewenst. Of die er komt?

Enfin, vermits jullie hem allemaal gelezen hebben, weten jullie dat allemaal al. Wat ik nog kwijt wilde, is dit: naast de juryprijs, gekozen door de Confituurboekhandels, is er ook een publieksprijs. Van 27 februari tot 27 maart kan je het stemformulier met je favoriete titel op de shortlist binnenbrengen. Hiermee steun je niet alleen je favoriete schrijver, maar kan je ook een boekenbon van 25 euro winnen.

Het is maar dat je het weet.

Op zoek naar een Confituur-boekhandel in jouw buurt?
Je vindt een overzicht op deze pagina.

Het vrije woord – een VERZINcolumn

In de nieuwe VERZIN kom je alles te weten over de Napolitaanse en andere romans van Elena Ferrante, leggen Peter De Graef en Tristan Versteven uit waarom een goed toneelstuk als een zeilschip is, vertelt Annelies Verbeke over haar samenwerking met Wunderbaum en spreken we met Caro Van Thuyne over haar dra te verschijnen tweede boek Lijn van wee en wens. Op deze pagina kan u intussen mijn column uit de eerste VERZIN van 2019 lezen.

De Tadzjiek had twee koffers bij zich. Eén gevuld met kleren en één gevuld met boeken en pillendozen om zijn bloeddruk onder controle te houden. We stonden hem op een perron van Antwerpen-Centraal op te wachten. Omdat ons verteld was dat de journalist enkel Tadzjieks en Russisch sprak, hadden we een tolk geregeld. Die sprak weliswaar vloeiend Russisch, maar geen gebenedijd woord Nederlands en slechts een mondjevol Engels waardoor we die avond met geen van beide heren een deftig gesprek konden voeren.

De Tadzjiek zou zes maanden in de schrijversflat van PEN Vlaanderen verblijven. PEN Vlaanderen is de auteursvereniging die ijvert voor vrije meningsuiting en zich inzet voor vervolgde schrijvers. De Tadzjiek was zo’n vervolgde schrijver. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie richtte hij de eerste vrije krant van Tadzjikistan op en ontpopte zich tot fervent tegenstander van de toenmalige president, die hem prompt tot ennemi public bombardeerde. In ballingschap bleef hij de politieke situatie in zijn thuisland koppig opvolgen. Tot hij ook Moskou moest ontvluchten.

Als PEN-bestuurslid moet je een beetje van alle markten thuis zijn. Als de Fransman wil douchen, is het jouw taak de vastgelopen badkraan los te schroeven, als de Israëlische het koud heeft, regel jij een extra elektrisch kacheltje, als de Syriër bij vertrek zijn vuile borden heeft laten staan, doe jij de vaat. En als de Tadzjiek je vraagt zijn topzware koffers de trap op te zeulen omdat zijn hart de inspanning niet meer kan verdragen, dan zeul je zijn topzware koffers de trap op. Zonder daar vragen bij te stellen.

Op een keer vergezelden we hem naar een verbroederingsavond waar ook mensen uit de Tadzjiekse gemeenschap te gast zouden zijn – we meenden dat een avondje onder landgenoten deugd zou doen. Toen we het zaaltje betraden, sloeg hij bleek uit en stond hij erop meteen weer te vertrekken. We gingen een straat verder een hapje eten. Hij maakte ons duidelijk dat de aanwezige Tadzjieken regeringsgezind waren en er van verbroedering weinig sprake zou zijn.

Zijn hartkwaal was geen gevolg van ziekte of genetica. In 2012 had hij afgesproken in een Italiaans restaurant in centrum Moskou. Zijn tafelgenoot bleek een huurmoordenaar. De Tadzjiek kreeg een mes in de maagstreek – een, twee, drie keer. Een Moskovitische spoedchirurg redde zijn leven.

In het westen vechten bewindslieden hun oorlog met het Vrije Woord doorgaans op Twitter uit, andere regimes zetten doodeenvoudig een prijs op zijn hoofd. Censuur kent vele gezichten.

‘De Berenrug’ in de Luisterpuntbib

Beginnend aan de eerste sessie, toen de kop nog fris was

In april 2013 treinde ik voor het eerst naar de kantoren van de Luisterpunt-bibliotheek, die zich toen nog in Laken bevonden. Daarover vertelde ik destijds al in een blogbericht (ja, zo oud is deze website dus al.) Voor De Berenrug mocht ik opnieuw komen inlezen, in de nagelnieuwe opnamestudio van de al even nagelnieuwe kantoren in hartje Brussel, op een boogscheut van boekhandel Waterstones – het is maar dat je het weet.

Ik had de indruk dat het beter ging dan vorige keer, en dat ik mijn Antwerpse tongval iets beter onder controle had. Even goed konden ze me na zo’n inleessessie van drie-en-een-half uur (1 van 3) bijeenvegen, en was ik blij dat ik op de terugrit als een zombie naar het voorbijflitsende landschap kon staren.

Luisterpuntbib-medewerker Diego Anthoons maakte van de gelegenheid gebruik om met me te praten over leven en schrijven voor hun tijdschrift Knetterende Letteren en hun podcast. Dat gesprek kan je op deze pagina beluisteren.

Het Daisy-luisterboek kan je op deze pagina bestellen. Ik beschik niet over de gruizige whiskykeel van Mark Lanegan en articuleer ook niet als Martine Tanghe, maar ik heb mijn best gedaan.


Arbreville – een VERZiNcolumn

In de nieuwe VERZiN verneemt u hoe Peter Buwalda zijn schepen achter zich verbrandde om zich aan het schrijven te kunnen zetten, wat Anne Provoost van de ontlezing bij onze jeugd vindt en wie de literaire held van debutant Valerie Tack is. Op deze pagina vindt u een throwback naar de VERZiN van winter 2018.

De roman waarmee ik vorig jaar een tour langs de boekhandels maakte, heette Schaduw en vuur. Dat is echter niet de titel van het bestandsmapje waarin ik mijn opeenvolgende manuscriptversies bewaarde. Dat mapje heette Arbreville en de jonge, mooie, intelligente mensen die Schaduw en vuur gelezen hebben, weten die naam natuurlijk dadelijk te plaatsen. Waarom ik zo schaamteloos over mijn eigen boek begin? Wel, het thema dat we in dit nummer behandelen, is dat van de dystopie, en daar hoef ik voor een keer mijn zetel niet voor uit. Write what you know. Voor een keertje wil ik dat advies gerust ter harte nemen.

Wanneer Arbreville juist begon te ontkiemen, weet ik niet meer. Plots was er die zekerheid: ik ga het verhaal van Max, Leon en hun stiefzus Nora vertellen, en ik ga het achterstevoren vertellen. We beginnen in de winter van hun leven, duiken dan het verleden in – sprongen van vijftien jaar – om in het dorp van hun jeugd uit te komen. Die jeugd was de mijne. Daarom eindigt het boek in 1982. En daarom spelen de eerste twee delen zich respectievelijk in 2042 en 2027 af. De toekomst.

Diende ik daar niet ongelofelijk veel research voor te verrichten? Dat wel. Ik heb archieven geraadpleegd, documentaires bekeken, tentoonstellingen bezocht en in de voetsporen van mijn hoofdpersonages naar de Noordkaap gewandeld. Maar. Niét voor de eerste twee – dystopsiche – delen. Want om een toekomst vorm te geven, volstaat het om de krant open te slaan. In Arbrevilles 2042 is de Europese Unie verkruimeld, dienen de straten van Brussel om conflicten tussen locale baronieën in te beslechten, worden organen verhandeld alsof het Panini-stickers zijn en doet een loden julizon het asfalt smelten. In het Antwerpen van 2027 heeft de expansiedrift van de haven de stadsgrenzen bereikt, loopt Linkeroever langzaam onder water en zorgen drones ter grootte van een bij voor de ordehandhaving. Toekomstmuziek?

Niet bepaald. Stop een krantenknipsel in je achterzak, ga een eind wandelen, kauw op de feiten, keer voor het donker terug en neem aan de schrijftafel plaats. Et voilà. Je hoeft me trouwens niet op mijn woord te geloven, sla er de Humorecensie van Schaduw en vuur op na die stelt dat “Bontenakel, hoewel hij zijn cultuurkennis iets te opzichtig etaleert, wél aantoont dat Brussel en Antwerpen prima locaties voor dystopische fictie kunnen zijn.” Of, nog beter: blader verder naar wat Margaret Atwood en Joost Devriesere in dit nummer over de toekomst verkondigen.

Berenrug – dag 1

Gewaardeerde schrijvers Annelies Verbeke, Peter Mangel Schots, Ellen Van Pelt, Valerie Eyckmans
en Lenny Peeters brengen samen met aspirerend schrijver A. een smaakmaker.

Vandaag verschijnt De Berenrug. Ik pitchte het idee voor deze vijfde roman aan mijn uitgever toen nummer vier bijna in de rekken lag, ruim drie jaar geleden, maar de eerste notities dateren al van 2008. Wie meer over de ontstaansgeschiedenis van het boek wil vernemen, verwijs ik graag door naar het essayistische interview dat Annemarie Estor voor het cultureel-maatschappelijk tijdschrift Streven van me afnam. Hier is de link:

https://streventijdschrift.be/met-de-buik-vol-steenkool-in-de-scheurende-zee/

Sinds 2017 is er één en ander gebeurd: ik ben twee keer naar Schotland gereisd (jawel, voor het boek), van job veranderd om 1) mijn mentale gezondheid te vrijwaren en 2) me meer schrijftijd te kopen, mijn eerste (en hopelijk niet mijn laatste) toneelstuk voltooid en twee vrienden begraven. Zo gaat dat.

En ik heb natuurlijk ook dat nieuwe boek geschreven. Wie meer over De Berenrug wil weten, verwijs ik graag door naar bovenvermeld interview en naar deze pagina op de website: http://www.dimitribontenakel.com/de-berenrug/

De boekpresentatie, gepland voor 9 april, werd enkele weken geleden al uitgesteld. De uitgeverij heeft erover nagedacht of ze de publicatiedatum ook voorbij de coronacrisis zou duwen, en besloot uiteindelijk dat niet te doen uit vrees voor een bottleneck – al die post-coronaboeken die unisono om aandacht schreeuwen. Daar valt iets voor te zeggen.

Of een boek soelaas kan bieden in tijden van corona? Voor sommige wel – ik lees even veel, zo niet meer dan anders -, maar dat geldt niet voor iedereen. Niet voor vriend T., die als zorgwerker pal in de frontlinie staat, niet voor tante M. die rouwt om haar echtgenoot, gestorven aan een uitgeput hart. Ik denk vaker aan hen dan ze beseffen.

Maar misschien kan u wel wat verstrooiing gebruiken. Mocht dat zo zijn, en mocht u zich een exemplaar van De Berenrug willen aanschaffen, bestel het dan bij uw lokale boekhandel. Ze doen hun stinkende best om uw boeken aan huis te leveren en kunnen elke klant goed gebruiken.

Merci! En laat me op deze pagina maar weten wat u ervan vond.

Social media & sharing icons powered by UltimatelySocial
Facebook
Instagram