In de nieuwe VERZiN verneemt u hoe Peter Buwalda zijn schepen achter zich verbrandde om zich aan het schrijven te kunnen zetten, wat Anne Provoost van de ontlezing bij onze jeugd vindt en wie de literaire held van debutant Valerie Tack is. Op deze pagina vindt u een throwback naar de VERZiN van winter 2018.
De roman waarmee ik vorig jaar een tour langs de boekhandels maakte, heette Schaduw en vuur. Dat is echter niet de titel van het bestandsmapje waarin ik mijn opeenvolgende manuscriptversies bewaarde. Dat mapje heette Arbreville en de jonge, mooie, intelligente mensen die Schaduw en vuur gelezen hebben, weten die naam natuurlijk dadelijk te plaatsen. Waarom ik zo schaamteloos over mijn eigen boek begin? Wel, het thema dat we in dit nummer behandelen, is dat van de dystopie, en daar hoef ik voor een keer mijn zetel niet voor uit. Write what you know. Voor een keertje wil ik dat advies gerust ter harte nemen.
Wanneer Arbreville juist begon te ontkiemen, weet ik niet meer. Plots was er die zekerheid: ik ga het verhaal van Max, Leon en hun stiefzus Nora vertellen, en ik ga het achterstevoren vertellen. We beginnen in de winter van hun leven, duiken dan het verleden in – sprongen van vijftien jaar – om in het dorp van hun jeugd uit te komen. Die jeugd was de mijne. Daarom eindigt het boek in 1982. En daarom spelen de eerste twee delen zich respectievelijk in 2042 en 2027 af. De toekomst.
Diende ik daar niet ongelofelijk veel research voor te verrichten? Dat wel. Ik heb archieven geraadpleegd, documentaires bekeken, tentoonstellingen bezocht en in de voetsporen van mijn hoofdpersonages naar de Noordkaap gewandeld. Maar. Niét voor de eerste twee – dystopsiche – delen. Want om een toekomst vorm te geven, volstaat het om de krant open te slaan. In Arbrevilles 2042 is de Europese Unie verkruimeld, dienen de straten van Brussel om conflicten tussen locale baronieën in te beslechten, worden organen verhandeld alsof het Panini-stickers zijn en doet een loden julizon het asfalt smelten. In het Antwerpen van 2027 heeft de expansiedrift van de haven de stadsgrenzen bereikt, loopt Linkeroever langzaam onder water en zorgen drones ter grootte van een bij voor de ordehandhaving. Toekomstmuziek?
Niet bepaald. Stop een krantenknipsel in je achterzak, ga een eind wandelen, kauw op de feiten, keer voor het donker terug en neem aan de schrijftafel plaats. Et voilà. Je hoeft me trouwens niet op mijn woord te geloven, sla er de Humorecensie van Schaduw en vuur op na die stelt dat “Bontenakel, hoewel hij zijn cultuurkennis iets te opzichtig etaleert, wél aantoont dat Brussel en Antwerpen prima locaties voor dystopische fictie kunnen zijn.” Of, nog beter: blader verder naar wat Margaret Atwood en Joost Devriesere in dit nummer over de toekomst verkondigen.