Het vrije woord – een VERZINcolumn

In de nieuwe VERZIN kom je alles te weten over de Napolitaanse en andere romans van Elena Ferrante, leggen Peter De Graef en Tristan Versteven uit waarom een goed toneelstuk als een zeilschip is, vertelt Annelies Verbeke over haar samenwerking met Wunderbaum en spreken we met Caro Van Thuyne over haar dra te verschijnen tweede boek Lijn van wee en wens. Op deze pagina kan u intussen mijn column uit de eerste VERZIN van 2019 lezen.

De Tadzjiek had twee koffers bij zich. Eén gevuld met kleren en één gevuld met boeken en pillendozen om zijn bloeddruk onder controle te houden. We stonden hem op een perron van Antwerpen-Centraal op te wachten. Omdat ons verteld was dat de journalist enkel Tadzjieks en Russisch sprak, hadden we een tolk geregeld. Die sprak weliswaar vloeiend Russisch, maar geen gebenedijd woord Nederlands en slechts een mondjevol Engels waardoor we die avond met geen van beide heren een deftig gesprek konden voeren.

De Tadzjiek zou zes maanden in de schrijversflat van PEN Vlaanderen verblijven. PEN Vlaanderen is de auteursvereniging die ijvert voor vrije meningsuiting en zich inzet voor vervolgde schrijvers. De Tadzjiek was zo’n vervolgde schrijver. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie richtte hij de eerste vrije krant van Tadzjikistan op en ontpopte zich tot fervent tegenstander van de toenmalige president, die hem prompt tot ennemi public bombardeerde. In ballingschap bleef hij de politieke situatie in zijn thuisland koppig opvolgen. Tot hij ook Moskou moest ontvluchten.

Als PEN-bestuurslid moet je een beetje van alle markten thuis zijn. Als de Fransman wil douchen, is het jouw taak de vastgelopen badkraan los te schroeven, als de Israëlische het koud heeft, regel jij een extra elektrisch kacheltje, als de Syriër bij vertrek zijn vuile borden heeft laten staan, doe jij de vaat. En als de Tadzjiek je vraagt zijn topzware koffers de trap op te zeulen omdat zijn hart de inspanning niet meer kan verdragen, dan zeul je zijn topzware koffers de trap op. Zonder daar vragen bij te stellen.

Op een keer vergezelden we hem naar een verbroederingsavond waar ook mensen uit de Tadzjiekse gemeenschap te gast zouden zijn – we meenden dat een avondje onder landgenoten deugd zou doen. Toen we het zaaltje betraden, sloeg hij bleek uit en stond hij erop meteen weer te vertrekken. We gingen een straat verder een hapje eten. Hij maakte ons duidelijk dat de aanwezige Tadzjieken regeringsgezind waren en er van verbroedering weinig sprake zou zijn.

Zijn hartkwaal was geen gevolg van ziekte of genetica. In 2012 had hij afgesproken in een Italiaans restaurant in centrum Moskou. Zijn tafelgenoot bleek een huurmoordenaar. De Tadzjiek kreeg een mes in de maagstreek – een, twee, drie keer. Een Moskovitische spoedchirurg redde zijn leven.

In het westen vechten bewindslieden hun oorlog met het Vrije Woord doorgaans op Twitter uit, andere regimes zetten doodeenvoudig een prijs op zijn hoofd. Censuur kent vele gezichten.

Wie een put graaft voor een ander, is schrijver – een VERZiNcolumn

Met dank aan de postbode, die zich in deze wankele tijden onverdroten op pad begeeft, vindt u de nieuwe VERZiN deze week in uw postbus. Waarin Gaea Schoeters over haar schrijverschap vertelt, Lotte Dodion over Studio Haiku en uzelf getrakteerd wordt op een stevig dossier over schrijvers en activisme, een dossier waarin PEN Vlaanderen niet mag ontbreken. In maart nam ik na zeven jaar dienst afscheid van het PEN-bestuur – laat dit artikel dan maar een gepast afscheidsgeschenk wezen.
Gewoontegetrouw vindt u hier een column van weleer. Deze komt uit het zomernummer van 2018, waarin een dossier over de grenzen van fictie.

Als kind was ik bepaald afgunstig op de hoofdrolspelers uit De Vijf, de boekenreeks van de Britse Enid Blyton. Eender waar die rotkinderen een spade in de grond staken, ze stootten gegarandeerd op een fabelachtige piratenschat. Terwijl ik jaloers zat te wezen, bleek er over het Kanaal een échte schattenjacht aan de gang.

Toen kunstschilder Kit Williams in 1976 benaderd werd om een kinderboek te maken, toonde hij aanvankelijk weinig enthousiasme. Waarom tijd en energie stoppen in een prentenboek dat toch maar achteloos zou worden doorbladerd? Hoe ervoor zorgen dat zijn werk de aandacht kreeg die het verdiende? Zijn oplossing: door de wereld van de fictie door te laten sijpelen in de echte wereld en er een puzzelboek van te maken! De zestien prenten die Williams bij elkaar schilderde, vertelden niet enkel het verhaal van de haas Jack en zijn schat, ze bevatten ook kostbare aanwijzingen. Want ergens op het Engelse platteland had de schrijver een 18-karaats, gouden amulet begraven.

Masquerade verscheen in 1979 en werd een instant-bestseller. Honderdduizenden lezers bestudeerden het prentenboek op zoek naar aanwijzingen. Drie jaar lang ontving Williams stapels en stapels brieven van schattenjagers die meenden de code gekraakt te hebben. In 1982 werd de schrijver eindelijk uit zijn lijden verlost. Ene Ken Thomas had de locatie achterhaald, was in zijn Vauxhall gesprongen, naar het stadje Ampthill gekard, en had er dat 18-karaats gouden, amulet opgedolven. Eind goed, al goed.

Of toch niet. Want zes jaar na de feiten kwam een krant erachter dat Ken Thomas helemaal niet bestond en een pseudoniem was voor een zakenrelatie van Williams’ ex-vriendin. Toen alles nog koek en ei was, placht Williams zijn ex immers op amoureuze tochtjes naar Ampthill te vergasten, en het meisje had de potentiële locatie aan de niet-Ken Thomas verklapt. Die ging terstond met een metaaldetector aan de slag. Clou van het verhaal: de schat bleek geenszins gevonden door iemand die het boek gelezen, laat staan bestudeerd had.

Kit Williams vond op zijn eentje het armchair treasure hunting uit om ervoor te zorgen dat zijn kinderboekenprenten de aandacht kregen die ze verdienden. Met succes. Alleen. Alles wat je online over Masquerade vindt, gaat over de schattenjacht en het bedrog, geen gebenedijd woord over de kwaliteit van het boek.

Een mens zou zich kunnen afvragen of de schrijver dan werkelijk in zijn opzet geslaagd is.

weekberichten: van boekhandel tot Barakstad

zaterdag 1 december
De Groene Waterman bestaat 50 jaar. Dat een onafhankelijke boekhandel met het hart op de juiste plaats zoveel kaarsjes mag uitblazen, is een prestatie die gefêteerd mag worden. Sterker, in feite verdiende dit een bezoekje op het Schoon Verdiep, maar iets zegt me dat onze burgemeester andere dingen aan zijn hoofd had. Ik kan me natuurlijk vergissen.
De speeches ontroerden. De vaststelling dat geen énkele gast het in zijn hoofd haalde om zijn glas wijn op een stapel boeken neer te zetten nog meer.

maandag 3 december
Met PEN Vlaanderen streken we ’s avonds in de Arenberg neer. Onze Eritrese PEN-flatgast Haile Bizen bracht eigen werk, we leerden hoe de gevangen Koerdisch-Turkse Zehra Dogan haar toevlucht neemt tot krantenpapier en etenswaren om mee te tekenen – geen Caran d’Ache in de cel, en we luisterden naar het verhaal van de Kameroense schrijver Enoh Meyomesse. Meyomesse zat meer dan drie jaar vast. Daarvan bracht hij dertig dagen in afzondering en absolute duisternis voor.
Stel het je even voor. Dertig dagen. Absolute duisternis. Eten, naar de wc gaan en voor de rest alleen maar je eigen hoofd.

dinsdag 4 december
Zonet de laatste pagina van Schrijven in de Grauwzone omgeslagen, de voortreffelijke biografie die Chris Ceustermans over J.M.H. Berckmans schreef. Enigszins verbluft, moet ik zeggen, niet zozeer omwille van hoe de chroniqueur van Barakstad “langzaam verdronk in het nulpunt”, zoals Ceustermans het zelf omschrijft, maar wel omdat Berckmans al die jaren gewoon achter mijn hoek heeft gewoond. Op weg naar de Sint-Laureisstraat fietste ik quasi dagelijks langs zijn ocmw-appartement in de Lange Batterijstraat. Stérker, Jakke de Fietsenfikser, een van de mensen die zich op het eind van diens leven over Jean-Marie had ontfermd, is de zoon van mijn toenmalige huisbaas. De fiets waar ik nu nog op rijd, kocht ik toen hij zijn zaak nog in de Belegstraat had. Naar verluidt vertoefde Jean-Marie vaak in die kleine starterszaak. Hij moet een snipperdag hebben genomen toen ik me er mijn Achielle aanschafte.

John Vervoort liet ons Berckmans lezen op de SchrijversAcademie. Als Carla zwijgt, zo heette het kortverhaal uit de bundel uit Café De Raaf nog steeds gesloten – de titel is me ook na twintig jaar nog niet ontglipt.Dat Vervoort in het boek naar voren wordt verschoven als één van Berckmans’ grootste fans komt dan ook nauwelijks als een verrassing.

Café De Raaf zal overigens ook nooit meer opengaan. Het gebouw werd twee jaar geleden tegen de grond gesmeten. Een nieuw blok rees uit de bouwput. Geen café, wel een Japans restaurant. En een gedenkplaat aan de glimmende gevel ter nagedachtenis aan het café en haar auteur. Tot ook dat gebouw weer wordt platgesmeten. Want zo gaan die dingen.

6 december
Petekindje is braaf geweest en dus heeft de Sint hem met een bezoekje vereerd. Hij is negen en is er zopas en with a little help from his friends achtergekomen dat de sint “een legende” is (zijn woorden). Toen hij zijn mama met de waarheid confronteerde, bevestigde zij. ‘Inderdaad, de sint is een legende, en nu weet je meteen waarom mama en papa altijd zo actief worden van zodra jij in de nacht van 5 op 6 je bed ligt.’ Petekindje beet de kop van een chocolade ventje en bleef er nuchter onder.
Een vriendin van me – ze heeft zelf kinderen intussen – geloofde vroeger ook in de Goedheiligman. Op een avond vonden mama en papa de tijd rijp om haar in vertrouwen te nemen. De volgende ochtend rende ze vol opwinding de speelplaats op om aan al haar vriendinnetjes te vertellen dat “haar papa het geheim van de sint had verklapt, namelijk dat hij de sint was!!!”.
Dertig jaar later heeft de anekdote niets van zijn humor verloren.

 

ontmoetingen in Lillehammer

Zij die me een beetje kennen, weten dat ik me inzet voor een vereniging die zich op haar beurt inzet voor de vrije meningsuiting. Mijn vrienden noemen het de schrijversclub, maar PEN Vlaanderen is haar eigenlijke naam. Meestal behelst dat vrijwilligerswerk de afwas doen en de vuilniszakken buitenzetten die door een in-zeven-haasten-vertrokken PEN-flatresident werden achtergelaten, soms behelst het een congres in het buitenland. Het jaarlijkse ICORN/WiPC-congres (ICORN staat voor International Cities of Refuge Network, WiPC voor Writers in Prison Committee) vond dit jaar in Lillehammer plaats. En deze jongen mocht daar samen met mij, twee collega-bestuursleden Isabelle Rossaert en Sven Cooremans heen. Hier leest u een kort verslagje. Voor de uitgebreide versie kunt u terecht op de PEN Vlaanderen-website.

De bijeenkomsten vonden plaats in het Scandic hotel in Lillehammer, een mastodont van een congreshotel waar Nijntje tranen met tuiten huilt om het fonteinbassin te vullen en gebruikte handdoeken niet op de grond maar in de wastafel thuishoren om de ruggen van het hotelpersoneel te sparen. Van ergonomisch verantwoorde werkomgevingen hebben de Noren duidelijk kaas gegeten, van kaas maken dan weer niet: hun bruine geitenkaas is, heu, “an acquired taste”.

Woensdag 31 mei

De conferentie verklaarde zich geopend met de getuigenissen van drie ICORN-residenten: de – ook in het Nederlands – vertaalde Russische dichteres Anzhelina Polonskaya, ICORN-residente in Frankfurt, de Jemenitische filmmaker Abdul Jabbar Alsuhili die als eerste de residentie in Helsingborg in gebruik mag nemen, en de journalist Tesfagiorgis Habte, die van 2009 tot 2013 in een Eritrese gevangenis heeft doorgebracht en sinds dit jaar in Zweden verblijft. We kennen pakkende verhalen als de hunne van onze eigen residenten, en toch viel telkens opnieuw het hoogst individuele parcours op dat een resident bewandelt/moet bewandelen en hoe regimes een brede schaduw kunnen werpen op het dagelijks bestaan van de bevolking die ze verondersteld worden te beschermen.

De eerste workshop droeg de titel Working with resettled journalists. How can we enable journalists in exile to work and use their unique insights in their new local environments and offer them tools to continue their fight for freedom of expression in their home countries?

Een hele mondvol. Jammer genoeg kregen we geen antwoord op deze vraag. Als journaliste en blogger getuigde de Azerbeidzjaansse Gunel Mevlud Imanova over haar ballingschap in Noorwegen. Dat het regime haar niet zomaar gerust zou laten, werd gauw duidelijk. Haar broers werden in 2015 gearresteerd als rechtstreeks gevolg van haar journalistieke activiteiten, en haar familie werd gedwongen haar te verstoten. Ze werd zwartgemaakt in de media en het bewind oefende druk op haar bronnen uit. De journaliste verloor alle contact met vele vrienden en familieleden, niet omwille van de staatspropaganda, wel omdat de mensen doodsbang waren en repercussies vreesden.

Lotta Schüllerqvist van Reporters without Borders bracht verslag uit van de Press Freedom Index 2017 (met de resultaten voor het jaar 2016) en meldde dat in 2/3 de van de 180 landen de persvrijheid verslechterde ten opzichte van het jaar voordien, niet alleen in dictaturen, ook in onze eigen democratieën. 76 journalisten verloren vorig jaar het leven. Meer dan de helft van alle icorn-kandidaat-residenten is overigens actief als journalist, en slechts 17% van de journalisten in ballingschap kan zijn werk blijven doen. De vraag is dan: wat kunnen organisaties doen om gevluchte journalisten te laten rapporteren over de misstanden in hun thuisland?

Niet altijd even veel, zal meteen blijken.

De Noor Olav Brostrup Miller werkte 17 jaar als journalist voor radio, tv en een regionale krant. Hij maakte de kanttekening dat de lijn tussen journalistiek en activisme vaak bijzonder dun is, en dat het daarom niet eenvoudig is om gevluchte verslaggevers aan het werk te zetten. Hij illustreerde dit met een verhaal over een Palestijnse journalist die in zijn krant over de oorlog in Gaza wilde berichten. Omdat de krant zijn bronnen niet mocht controleren, besloot ze het verhaal niét te brengen. Een andere beslissing tot niet-publicatie (ditmaal van gedichten van een Iraanse auteur) had meer pragmatische gronden: in tijden van besparingen en ontslagingsronden was er geen plaats voor correspondentie vanuit het Midden-Oosten, toch niet in een lokale krant. Wetten en praktische bezwaren, weet u wel.

Schüllerqvist en Reporters without Borders droomden van een mentorprogramma waarin journalisten in ballingschap stages zouden kunnen lopen bij kranten en tijdschriften – grátis stages, wel te verstaan, want geld voor gages is niet voorhanden. Een ander idee was om gevluchte journalisten in columns te laten berichten over het dagelijkse leven in hun gastland.

Meteen weerklonk protest uit het publiek van enkele gevluchte auteurs. Want is een stage niet voor studenten, voor beginnelingen? Na tien, twintig of meer jaren in het thuisland gewerkt te hebben, moeten wij nu echt opnieuw onder aan de ladder beginnen? En hoeveel kans krijgt een stagiair om aan diepgravende onderzoeksjournalistiek te doen? Cursiefje schrijven dan maar? De gevluchte journalist in de rol van toeschouwer te dwingen en hem een rolletje te laten spelen als vreemdeling in een vreemd land? Een circusbeer op een eenwieler?

De reacties brachten Schüllerqvist van haar stuk. Ze begreep het protest, zeer zeker begreep ze dat, maar met de beperkte middelen van de organisatie kon ze nu eenmaal geen pasklare oplossingen aandragen.

Ja, dergelijke initiatieven zijn ongetwijfeld goedbedoeld. En ja, (westerse) organisaties krijgen te weinig middelen en te weinig instrumenten aangereikt om gevluchte journalisten naar behoren te laten functioneren. Maar om hen dan maar in een gratis stage te stoppen of gekke stukjes te laten schrijven? Het komt vaak erg paternalistisch over.

Een workshop die geen nieuwe elementen aandroeg. Jammer.

Donderdag 1 juni.

De ochtend begon in de uit duurzame houtsoorten opgetrokken Maihaugsalen, Lillehammers classy concertzaal. De in het Engels schrijvende en in Londen wonende Pakistaanse Kamila Shamsie is de keynote speaker van dienst. Ze sprak alle aanwezige schrijvers op een allesbehalve vrijblijvende wijze aan, en maakte een dermate grote indruk op me dat ik me voornam bij terugkeer haar complete oeuvre te lezen. Enkele citaten:

It is the business of the novelist to know the world we are living in, as it is our business to observe.’

‘Nowadays you often hear: now the gloves are coming off. No! The gloves have always been off, now, the masks are coming off.’

‘Young novelists are often told to “write what they know”. Well, choose to know more!’

‘If we talk about freedom of expression, we generally talk about writers without such freedom. Point the fingers at the other writers for a change, those who cán write with freedom of speech and choose not to write about it. Why are yóu not writing? Why are yóu silent?’

‘The trajectories of history are moving in a certain directed path and will keep on doing so for many years. It is for the novelist to follow that path and observe.’

Across the Great Divide, zo heette de lezing van Larry Siems en Anders Heger over hun tocht door de vs tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Net als Geert Mak dat hen in ‘Reizen zonder John’ voordeed, volgden beide heren in de voetsporen van John Steinbeck toen deze ‘Travels with Charley’ schreef. Siems is een Amerikaanse journalist, Heger een Noorse uitgever en schrijver, en beide heren beschreven hun reis door de States als een reis op twee verschillende planeten maar dan tegelijkertijd.

Het viel Heger op hoe onvaderlandslievend de alt-right-propaganda feitelijk is. In wezen poneren ze het volgende: ‘We are a nation of losers, now is the time of the strong man.’ Mensen raken volslagen getraumatiseerd door de nieuwsbulletins van Fox News en de radioprogramma’s van Russ Limbaugh, waardoor ze zich wapens, bewakingssystemen en flakvesten gaan aanschaffen. Tegelijk maken ze de mensen wijs dat de reguliere media erop uit is eenieders leven zuur te maken. Hetzelfde gebeurde, aldus Heger, met Radio Mille Collines in Rwanda vóór en tijdens de genocide, of tijdens de burgeroorlog in Joegoslavië.

Siems: ‘Dertig, veertig jaar geleden keek je naar Walter Cronkite en wist je dat je de waarheid te horen kreeg over de oorlog in Vietnam, nu zit iedereen in zijn eigen wereld met zijn eigen (sociale) mediakanalen, en volg je enkel wat je zelf gelooft. In Trumpland is persvrijheid iets negatiefs. “Ze praten te veel!” Op die manier wordt alles op zijn kop gezet. There has never been a moment in history with so much progress made: a black president, female candidates… and then you have Fox telling white nationalists that they are losing. Hence, Trump.’

Siems: ‘De gebeurtenissen in Ferguson hebben eenheid gebracht onder de zwarte bevolking. Standing Rock brengt de stammen van de First Nation bij elkaar, en het is de grootste bijeenkomst sinds 1815. Voor die mensen is Trump geen verrassing, voor hen is het altijd de realiteit geweest.’

Is dat niet krék dezelfde boodschap die Shamsie vanochtend bracht? It is not the gloves that are coming off, the gloves have always been off, it is the masks that are coming off.

Beide heren schrokken van het vijandige klimaat. “They talk to the other side as they are talking to the enemy.” Republikeinen én Democraten. Tijdens hun rondreis wisten ze nog niet wie er ging winnen, maar achteraf beseften ze wel dat áls Hillary had gewonnen, er wellicht gevechten zouden zijn uitgebroken. Hetzelfde dreigt te gebeuren in het geval van een afzettingsprocedure. Nu al gelooft het Trump-kamp in een samenzweringstheorie van de cia, de fbi en de vn (en niet te vergeten: Hollywood) tegen Trump.

De volgende spreker is geen onbekende voor – even de puntjes op de i zetten – pen Belgium, Dutch Speaking Centre. ‘Guantanamo Dagboek’ van Mohamedou Ould Slahi en (opnieuw) Larry Siems werd in 2016 door onze eigen pen op het intussen ter ziele gegane Mind the Book onder de aandacht van het aanwezige publiek gebracht. Mohamedou heeft veertien jaar van zijn leven in de gevangenis van Guantanamo Bay doorgebracht. Zijn dagboekaantekeningen werden door zijn advocaten in stukken en brokken naar buiten gesmokkeld en in 2015 gepubliceerd. In oktober 2016 werd de zesenveertigjarige Mauretaniër vrijgelaten. Hij woont thans in zijn vaderland, en mag gedurende twee jaar de grens niet over, heeft er ook de papieren niet voor. Dat is dan ook de reden waarom het gesprek tussen Larry Siems en Mohamedou via skype verloopt.

Ik had het boek gelezen, kende het verhaal van Mohamedou, maar ik kende Mohamedou nog niet als persoon, en – goede god! –  wat een genoegen om hem te zien spreken. Zelden een mens ontmoet die zo genadig, geestdriftig en ja, ook wel luimig in het leven staat.

Enkele citaten:

“Ik miste de televisie, dacht aan al die mensen die televisie konden kijken wanneer ze dat maar wilden. Wist ik veel dat er in deze tablettijden geen hond meer naar de tv keek.”

“Advocaten zijn de laatste die van iets weten op Guantanamo.”

“Aanvankelijk wilde ik het bericht over mijn vrijlating niet geloven. Ze maken gevangenen zo vaak iets wijs. Dat ik plots malariapillen diende te slikken, besloot ik als een goed teken te beschouwen.”

“Bij zijn eerste bezoek deed Larry me een nieuwe printer cadeau. Tot op de dag van vandaag heeft dat ding nog geen letter willen drukken.”

Mohamedou vertelde niet alleen over zijn vrijlating, hij vertelde natuurlijk ook over zijn dagen in de gevangenis, over de verhoren, over de folteringen. Lees het boek als je er meer over wil weten, lees het boek hoe dan ook. En weet dat Mohamedou anno nu zijn bewakers én zelfs de officier die de officier die de folteringen leidde, op zijn Facebook en Whatsapp heeft staan. Daar kan zelfs Gandhi een puntje aan zuigen.

Toen het gesprek ten einde liep en Siems afscheid nam, stonden de tranen in zijn ogen.

Er waren andere sessies, véle andere sessies – een debat getiteld Free Expression in a Post-Truth World, gekaapt door PEN Oekraïne, een lezing van de Noorse schrijver Peter Normann Waage over de vrijheid van meningsuiting. En vele van die sessies werden door de moderator vroegtijdig afgesloten met de gevleugelde woorden ‘food for thought’.  Met het klimmen der jaren lijken de organisatoren hun congressen zodanig vol te stoppen dat er weinig tijd overblijft voor diepgaande gesprekken. Het blijft vaak erg vrijblijvend en algemeen, en dat zorgt voor frustratie bij de congresganger maar ook bij de sprekers, en dan heb ik het vooral over gevluchte schrijvers die zichzelf wel mogen voorstellen, maar vervolgens geen eigen inzichten kunnen formuleren, laat staan reageren op de voorbarige en vaak onbevredigende conclusies van de moderator.

Wat ik persoonlijk miste, en wat ik me van mijn eerste congres in Krakau (alweer vier jaar geleden) wél herinner, was het puur praktische werk – kleinere workshops waarbij enkele ICORN-steden hun ervaringen konden uitwisselen. Ja, daar dienden de pauzes en de avonden voor, maar een congres telt intussen zoveel participanten dat je niet weet wie welke stad vertegenwoordigt en je ook niet weet welke steden interessante feedback kunnen geven. Bovendien ben je na een dag, die loopt van half negen ’s ochtends tot zes uur ’s avonds bepaald murw geslagen om daar later op de avond werk van te maken.

Vrijdag 2 – zaterdag 3 en zondag 4 juni

Ontmoetingen met een twaalfjarige schansspringer die aan het trainen was op de Olympische skischans, een biatleet op rollerski’s, een onfortuinlijke robotmaaier die zich klem had gereden tussen twee keien, een tocht die met natte voeten eindigde, met dank aan de zompige bosvloer van het Noorse hinterland, lezingen van Karl Ove Knausgard, Max Porter, Claire-Louise Bennett, Tishani Doshi, Salma, Andrew McMillan, John Freeman, Lydia Davis, een treinrit in het gezelschap van de Indische transgender-activiste/hogepriesteres/diva Laxmi Narayan Tripathi en een bezoek aan het Edvard Munch-museum in Oslo.

Hier wordt niet gepoetst, gewassen of gestreken

cover-oever-compleet

Abdualla Maksour (°1983, Hama, Syrië) studeerde literatuur aan de universiteit van Damascus en behaalde een mini-MBA aan de universiteit van Caïro. Hij werkte als journalist onder meer voor Al-Jazeera. Hij schreef vijf romans. De meest recente, Via Dolorosa, verscheen in 2014. Sinds dat jaar woont hij als erkend politiek vluchteling in de Kempen.

Slimmerik die u bent, weet u dat een handvol biografische feiten nog geen leven samenvat en dat Abdualla als Syrische vluchteling één en ander heeft meegemaakt. Bij aankomst in de PEN-schrijversflat – Abdualla verbleef er in februari – vertelde hij over zijn leven: de studentenjaren in Damascus, de vlucht naar Europa. Het is niet aan mij om de schokkende ervaringen uit zijn leven breed op deze pagina uit te smeren. Wat ik u wel kan zeggen, is dat hij een mooi verhaal over zijn ballingschap heeft geschreven. Het heet De weg der smarten en u kan het lezen in de bundel waarvan u hierboven de omslag ziet.

Aan de andere oever van het verlangen, zo heet de bundel, en hij verdient een woordje uitleg.

In het voorjaar ontving ik een mail met een verzoek. Samen met uitgeverij P wilde PEN Vlaanderen een boek met tweeluiken uitgeven: naast de tekst van een gevluchte auteur (uit Palestina, Soedan, Irak, Syrië) zou een tekst van een Vlaamse auteur komen te staan, in zijn of haar eigen stijl en met een eigen aanpak. “We hopen dat de Vlaamse auteur in kwestie zich door de tekst aangesproken voelt, of geprikkeld, ontzet, geroerd, noem maar op”. Ik mocht een tekst schrijven die in dialoog ging met Abdualla’s De weg der smarten. Ik zegde meteen toe. Natuurlijk zegde ik meteen toe.

In de verre ochtenden van de ballingschap moet je je wel alles herinneren wat op jou lijkt, want de ballingschap alleen zal nooit op jou lijken, hoezeer je je er ook mee probeert te vereenzelvigen en hoezeer je er volledig mee probeert te versmelten.

 

Zo begint De weg der smarten.

Henri zegt: het geheugen is de optelsom van ons leven. alles wat we gezegd en gezien en gehoord en geproefd hebben. Wel, het mijne is een vergiet geworden,  en de gaatjes worden alsmaar groter.

Een fragment uit Alice in ballingschap

Net als De weg der smarten gaat mijn verhaal over het leven als balling, over vervagende herinneringen, over de liefde, over de dood. Alice in ballingschap is géén tekst over vluchtelingen, wel één over mensen die geen rol meer te spelen hebben in onze samenleving. Ze voelen zich overbodig. Ze voelen zich ongewenst. Lang niet altijd beelden ze zich dat in.

De Alice uit de titel is een dementerende weduwe. Ik ontmoette haar en andere Alice’en in het Sint-Maria-rusthuis in Berchem. Haar verhaal kan u ook lezen in Aan de andere oever van het verlangen. De bundel wordt op donderdag 3 november om half vier voorgesteld op de Boekenbeurs (Rood podium).

Misschien treffen we elkaar daar?

in de pijplijn

Mijn laatste bericht dateerde van april. Sindsdien liggen de Belgen uit het EK, de Britten uit het EU en Daniël Termont onder vuur. In Canada gaan oerbossen in rook op en in België regent het al maanden oude wijven. Na de winter hebben we de lente overgeslagen, en het ziet ernaar uit dat we de zomer ook gaan overslagen, zodat we er in september een herfst van 365 dagen zullen hebben opzitten. In Florida is de eerste dode gevallen in een ongeval met een zelfrijdende auto – zijn naam is Joshua Brown – en in Liedekerke is parkeerkampioen Eugène – u kent hem van Man Bijt Hond – overleden. De tumult van de tijd, om het met Julian Barnes te zeggen.

www.dimitribontenakel.com heeft dan misschien stilgezeten, Dimitri Bontenakel heeft dat allerminst. Een overzichtje van wat er allemaal in de pijplijn zit:

http://www.boekentoe.be/hoofdstuk-12016-stories-can-save-us/

1. de Boeken Toe-podcast

Zes maanden geleden waren dichteres Lies van Gasse, jeugdboekenrecensente An-Sofie Bessemans en ikzelf in gesprek en toevallig ging het even over de letteren. Hoe jammer het niet was dat Joos ermee was opgehouden op Radio1, dat TV1 er maar niet in slaagt een deftig boekenprogramma te maken. De formele conclusie van dat gesprek was 1) dat we moesten stoppen met zeuren, en 2) dat we de klus dan maar zelf moesten klaren. We haalden er radiomakers Heleen Vander Beken en Sharon Slegers bij en gingen aan de slag. Zes maanden later is de eerste aflevering van onze podcast een feit, en is de tweede in volle voorbereiding. Voor zij die hem nog niet beluisterd mochten hebben, klik op de link boven dit bericht. En als u mij tijdens de zomermaanden met enkele dames op een terras vol boeken en lege glazen ziet zitten, dan weet u waar we mee bezig zijn.

2. een theatertekst voor Lucky Leo

Op het stadsfestival Op.Recht.Mechelen brengt theatergezelschap Lucky Leo Gewraakt, over een vrouw die wordt opgeroepen om in een assisenjury te zetelen. Gewraakt wil een humoristisch onderzoek naar verschillende soorten taal zijn, een onderzoek waarbij gevoel botst met ratio en logica met absurdisme. Alleen… het stuk moet nog geschreven worden. En – Heilige Bimbam! – ik mag dat samen met Annelies Verbeke doen. Als u mij tijdens de zomermaanden in mijn uppie ergens op een terras achter een laptop of een berg papieren ziet zitten, dan weet u dus waar ik mee bezig ben. Zij die mij graag op mijn bek zien gaan, kunnen hier reeds tickets bestellen.

pen vlaanderen3. Alice in ballingschap

Op de Boekenbeurs, en meer bepaald op donderdag 3 november, stelt PEN Vlaanderen Op de andere oever van het verlangen voor, een bundel waarin verhalen en gedichten van Vlaamse schrijvers in dialoog gaan met die van gevluchte auteurs. Mijn verhaal Alice in ballingschap spiegelt zich aan De weg der smarten van Abduallah Maksour. Deze Syrische schrijver en journalist leeft sinds 2014 als politieke vluchteling in Kasterlee. Zijn vlucht uit oorlogsgebied is een barre tocht geweest. Onderweg naar Griekenland zonk zijn boot en heeft hij urenlang in het koude water van de Middellandse Zee doorgebracht. Later zat hij samen met tientallen andere vluchtelingen drie dagen lang opgesloten in de vrachtwagen die hem naar Italië voerde. Begrijpt u nu waarom zijn tekst de titel De weg der smarten draagt?

schaduw en vuur

4. Het vierde boek

Ik kan hem bijna loslaten. Meer wil ik daar voorlopig niet over kwijt. Hij verschijnt in januari 2017. D’r zal een feestje bij horen. De rest is voor later.

weekberichten

maandag 10 november
Halftien, in het portaal van de Sint-Rochuskerk in Deurne. Een koude wind blies de stank en het lawaai van een manoeuvrerende vuilniswagen in mijn gezicht. Het ergerde me. Het voelde aan als een gebrek aan respect. Vandaag hoorde hier geen verkeer. Vandaag hoorde hier ook geen ergernis. Enkele dagen geleden stierf een echtgenote, een moeder en een grootmoeder en vandaag namen we afscheid. De familie leek wel van glas toen ze de kerk betrad. Ik sloot aan, boog met hen het hoofd en hoorde hun stemmen breken op de plavuizen. ’s Avond meende ik een nieuwe bladzijde te hebben omgeslagen. Voorbij de veertig nu. De bruiloften waren bijna allemaal opgebruikt en de geboortekaartjes zouden langzaam aan plaatsmaken voor doodsbrieven. Ik huiverde bij die gedachte. Maar ik huiverde niet genoeg. Toen wist ik immers nog niet dat er vandaag nog iemand was heengegaan.

donderdag 13 november
Vanuit het verre Shanghai berichtte mijn zuster me in een mailtje over haar week. Ze meldde me dat haar zoontje besloten had dat zijn nonkel Dimitri toch wel lief was. Een wereld met petekindjes is zoveel plezanter. Diezelfde dag liet Dirk Leyman zich positief uit over de invalshoek van de volgende VERZiN-column.
Twee complimentjes in één dag. Daar knapt een mens van op.

vrijdag 14 november
Om en bij de tweehonderd stuks waren het, tweehonderd ballonnen die door de wind op sleeptouw werden genomen, helemaal naar janneke maan en terug. Iedereen hield het klasje in de gaten toen we ze loslieten. Dertig kleuters die naar de ballonnen keken en joelden en sprongen en de hunne nawezen, kleine vingertjes prikkend uit te lange mouwen. Vijf jaar waren ze. Dat is te vroeg, veel te vroeg om afscheid te moeten nemen van een klasgenootje. Twee maand na zijn vijfde verjaardag zagen de dokters de tumor in zijn hoofdje. Toen was het al te laat. Zondagavond is hij ingeslapen in de armen van zijn moeder en niet meer wakker geworden. Dat hij met zijn Sinterklaasbrief bezig was, vertelde mijn collega. Dat hij prentjes uit speelgoedfolders geknipt had zodat de sint zou weten wat hij zou moeten brengen de zesde december.
Rillend op het grasveldje voor het crematorium zagen we de ballonnen in de wolken verdwijnen. We waren sprakeloos.

zaterdag 15 november
Dag van de gevangen schrijver is het vandaag en dan is PEN Vlaanderen in de weer. Vandaag lieten we gastauteurs aan het woord. Dichters Fatena Al-Gorrah bracht verzen over vier Palestijnse kinderen die hun uitje naar het strand met de dood moesten bekopen, Kaptue Frotso slamde over Darfoer, de zeventienjarige Nozizwe Dube bracht een bezielende speech, PEN-flatgast Tade Ipadeola waarschuwde toeristen dat het risico te verdrinken in de Sahara groter is dan er van dorst om te komen.
De letterenkaravaan streek eerst neer in de Antwerpse Groene Waterman om vervolgens door te reizen naar het West-Vlaamse Tielt, waar theaterhuis Malpertuis onze gastheer was. Op de terugweg luisterden Joke Van Leeuwen en ik naar het Arabisch van Fatena Al-Gorrah en haar vertaalster (en dichteres) Nisrine Mbarki. Ze giechelden als schoolmeisjes op de achterbank.

dinsdag 18 november
Waargebeurde verhalen uit de mannenkleedkamer van een yogaschool. Een turner op een trampoline maakte een zware val. Hij merkte dat er iets ernstigs mis was, greep naar zijn hoofd en voelde dat het zwaar in zijn handen lag, alsof hij een emmer water vast hield. Bleek dat zijn nekwervels naar voren geschoven waren. Had hij niet naar zijn hoofd gegrepen dan had hij het niet meer kunnen navertellen. Ik noteer alvast: blijf ver weg van de trampoline.

donderdag 20 november
Op bezoek in het Letterenhuis. Nog geen eervolle vermelding van deze schrijver op de tijdslijn – daar is het nog wat vroeg voor. Wel ontdek ik mijn naam op het exemplaar van het tijdschrift Gierik dat in een lade van de tijdlijn onder glas ligt. Zonder het zelf te beseffen ben ik dus toch al een museumstuk geworden.

Social media & sharing icons powered by UltimatelySocial
Facebook
Instagram