weekberichten: van boekhandel tot Barakstad

zaterdag 1 december
De Groene Waterman bestaat 50 jaar. Dat een onafhankelijke boekhandel met het hart op de juiste plaats zoveel kaarsjes mag uitblazen, is een prestatie die gefêteerd mag worden. Sterker, in feite verdiende dit een bezoekje op het Schoon Verdiep, maar iets zegt me dat onze burgemeester andere dingen aan zijn hoofd had. Ik kan me natuurlijk vergissen.
De speeches ontroerden. De vaststelling dat geen énkele gast het in zijn hoofd haalde om zijn glas wijn op een stapel boeken neer te zetten nog meer.

maandag 3 december
Met PEN Vlaanderen streken we ’s avonds in de Arenberg neer. Onze Eritrese PEN-flatgast Haile Bizen bracht eigen werk, we leerden hoe de gevangen Koerdisch-Turkse Zehra Dogan haar toevlucht neemt tot krantenpapier en etenswaren om mee te tekenen – geen Caran d’Ache in de cel, en we luisterden naar het verhaal van de Kameroense schrijver Enoh Meyomesse. Meyomesse zat meer dan drie jaar vast. Daarvan bracht hij dertig dagen in afzondering en absolute duisternis voor.
Stel het je even voor. Dertig dagen. Absolute duisternis. Eten, naar de wc gaan en voor de rest alleen maar je eigen hoofd.

dinsdag 4 december
Zonet de laatste pagina van Schrijven in de Grauwzone omgeslagen, de voortreffelijke biografie die Chris Ceustermans over J.M.H. Berckmans schreef. Enigszins verbluft, moet ik zeggen, niet zozeer omwille van hoe de chroniqueur van Barakstad “langzaam verdronk in het nulpunt”, zoals Ceustermans het zelf omschrijft, maar wel omdat Berckmans al die jaren gewoon achter mijn hoek heeft gewoond. Op weg naar de Sint-Laureisstraat fietste ik quasi dagelijks langs zijn ocmw-appartement in de Lange Batterijstraat. Stérker, Jakke de Fietsenfikser, een van de mensen die zich op het eind van diens leven over Jean-Marie had ontfermd, is de zoon van mijn toenmalige huisbaas. De fiets waar ik nu nog op rijd, kocht ik toen hij zijn zaak nog in de Belegstraat had. Naar verluidt vertoefde Jean-Marie vaak in die kleine starterszaak. Hij moet een snipperdag hebben genomen toen ik me er mijn Achielle aanschafte.

John Vervoort liet ons Berckmans lezen op de SchrijversAcademie. Als Carla zwijgt, zo heette het kortverhaal uit de bundel uit Café De Raaf nog steeds gesloten – de titel is me ook na twintig jaar nog niet ontglipt.Dat Vervoort in het boek naar voren wordt verschoven als één van Berckmans’ grootste fans komt dan ook nauwelijks als een verrassing.

Café De Raaf zal overigens ook nooit meer opengaan. Het gebouw werd twee jaar geleden tegen de grond gesmeten. Een nieuw blok rees uit de bouwput. Geen café, wel een Japans restaurant. En een gedenkplaat aan de glimmende gevel ter nagedachtenis aan het café en haar auteur. Tot ook dat gebouw weer wordt platgesmeten. Want zo gaan die dingen.

6 december
Petekindje is braaf geweest en dus heeft de Sint hem met een bezoekje vereerd. Hij is negen en is er zopas en with a little help from his friends achtergekomen dat de sint “een legende” is (zijn woorden). Toen hij zijn mama met de waarheid confronteerde, bevestigde zij. ‘Inderdaad, de sint is een legende, en nu weet je meteen waarom mama en papa altijd zo actief worden van zodra jij in de nacht van 5 op 6 je bed ligt.’ Petekindje beet de kop van een chocolade ventje en bleef er nuchter onder.
Een vriendin van me – ze heeft zelf kinderen intussen – geloofde vroeger ook in de Goedheiligman. Op een avond vonden mama en papa de tijd rijp om haar in vertrouwen te nemen. De volgende ochtend rende ze vol opwinding de speelplaats op om aan al haar vriendinnetjes te vertellen dat “haar papa het geheim van de sint had verklapt, namelijk dat hij de sint was!!!”.
Dertig jaar later heeft de anekdote niets van zijn humor verloren.

 

Een zomer vol valpartijen

Inspirerend, zo’n tafel vol papier, niet? Ditmaal heb ik zelfs fiches met kernwoorden op kurk geprikt. Om het overzicht te bewaren, maar even goed om er op een onbewaakt moment naar te kunnen kijken en mijn gedachten te laten afdrijven naar het eiland waar het volgende boek zich op zal afspelen. Een kaft vol notities, namen voor mijn protagonisten, een werktitel. Tijd om de mouwen op te stropen en aan die eerste versie te beginnen. Ik zie het helemaal zitten.

Maar ik heb het ook even niet zien zitten. Mijn laatste bericht op deze pagina dateert alweer van voor de zomer – mijn deelname aan het ICORN/WIPC-congres in Lillehammer afgekalfd tot een vage herinnering – en ik heb dimitribontenakel.com dermate verwaarloosd dat er een boete voor verkrotting dreigt. Een mens heeft soms belangrijker dingen aan zijn hoofd dan het onderhouden van zijn online-aanwezigheid.

Ik had nochtans grote plannen met de zomer. Ik had namelijk géén schrijfplannen. Tijdens de zomers van 2013 en ’15 had ik aan Schaduw en vuur zitten werken (in 2014 lag ik in de lappenmand, lees er hier alles over), en in die van 2016 kreeg ik de opdracht voor Gewraakt in de schoot geworpen. Daarom zou dit jaar de zomer van het grote nietsdoen worden. Batterijen opladen, terrasjes doen, het soort dolce far niente waar radiopresentatoren en glossy magazines de mond van vol hebben van zodra de IJsheiligen zijn gepasseerd.

Dolce far niente, mijn kloten. Tijdens een loopronde in het Middelheimpark liep ik mezelf voor de voeten en bevond de bosvloer zich plots op ooghoogte. Resultaat: ligamenten waar de rek uit was, een afspraak met een echograaf in het Middelheimziekenhuis en een kinesistenabonnement. Maar mijn ligamenten bleken het minste van mijn zorgen.

Op het werk – deze jongen heeft nog steeds een deeltijdse kantoorbaan – liep ik mezelf al evenzeer voor de voeten. Ik bespaar u de irrelevante en hoogst irritante details en wijs er enkel op dat stress zoiets is als opstijgend vocht: iets dat zich in alle stilte een woekerende weg naar binnen zoekt. En dan moest het ergste nog komen.

Ik was net terug van Schotland toen ik telefoon kreeg. Of ik het nieuws al gehoord had. Of iemand me al had verteld dat ze zwaar ziek was. Dat ze al enkele weken in het ziekenhuis lag. Dat er al gesproken werd om haar naar palliatieve over te brengen. Toen ik de telefoon neerlegde, kreeg ik geen adem meer.

Ze was het kloppende hart van de scoutsgroep waar ik in een vorig leven bij betrokken was, en ze was het kloppende hart van de groep vrienden die ik uit dat verleden geërfd heb. En ja, ik gebruik welbewust de verleden tijd – ze is intussen ingeslapen. Begin augustus was ze nog naar U2 in het Koning Boudewijnstadion gaan kijken en was er geen vuiltje aan de lucht, een maand later was alle hoop vervlogen, en zal ze in onze herinneringen voorgoed een meisje van achtenveertig blijven. Op vrijdag 8 september hebben we afscheid van haar genomen. Verweesd is een woord dat vaak in deze context gebruikt wordt, en dat klopt ook wel, want ze laat een hoop wezen op deze wereld achter die het in hun verdere leven – hoe lang of hoe kort dat ook moge zijn – zonder haar moet stellen.

Vorige week stelde Diane Broeckhoven haar nieuwe roman ‘Niemand heeft het gedaan’ voor in De Groene Waterman. Vooraan in het boek staat een citaat van Hans Dorrestijn: “De tijd heelt alle wonden maar slaat er nog veel meer.”

Zo is het maar net.

requiem voor een boekentournee

Ik was niet van plan om terug te komen op de Van Mierlo en Bontenakel hebben boeken geschreven-tournee, maar kijk: enkele dagen geleden vernam ik dat er zowaar een verslag bestaat van onze passage in de kelder van boekhandel De Groene Waterman. Sjaak Oostenrijk loopt tot het einde van deze maand stage in de boekhandel, schreef een uitvoerig verslag en plaatste het op de site van De Groene Waterman.

Oostenrijk neemt daarbij geen genoegen met een zakelijke rapportering van woorden en feiten, nee, hij observeert en interpreteert. Was u er niet bij op zaterdagnamiddag 17 februari? Hier leest u wat u zoal gemist hebt:

Een humorist en een stilist die elkaar vinden in de inhoud

Verslag van een dubbele boekvoorstelling:
Toon Van Mierlo – Een Paar is Twee en
Dimitri Bontenakel – Schaduw en Vuur

Sjaak Oostenrijk, stagiair MA Taal- en Letterkunde, 17 maart 2017

Twee Antwerpse schrijvers van midden-veertig zitten gebroederlijk voor me, duidelijk op hun gemak. De linker joviaal, monter en bebaard, de rechter fijn gebouwd, ingetogener en met een zachtaardige ernst over zich. Toon Van Mierlo -de auteur met baard- en Dimitri Bontenakel -de schrijver met timide uitstraling- staan op het punt om elkaars jongste romans aan de bomvolle kelder voor te stellen. Want wat moet je anders als je nagenoeg even oud bent en als je bovendien allebei van Antwerpen afkomstig, beide fervente zondagochtendsporters en alle twee Kurt Vonnegut-bewonderaars bent? Aldus de retorische vraag op het affiche voor deze zaterdagmiddag. Blijkbaar heb je dan echt geen andere keus, want hier zitten we.

file

Van Mierlo bijt de spits af over zijn buurmans Schaduw en Vuur door de openingsscène voor te lezen. Het betreft Bontenakels vierde roman, waarin deze opnieuw bewijst stilistisch zeer begaafd te zijn, zo stelt Van Mierlo daarna begeesterd. Bij het grote publiek is hij nog niet doorgebroken, maar met deze publicatie komt daar wellicht verandering in, klinkt het oprecht. Het is namelijk een uitstekend opgebouwde roman. In vergelijking hiermee waren zijn vorige boeken vingeroefeningen, aldus Van Mierlo. Bontenakel zelf kijkt niet in de verste verte verontwaardigd over deze laatste opmerking. Hij zal het er wel mee eens zijn.

En het moet gezegd worden: Schaduw en Vuur steekt behoorlijk ingenieus in elkaar. Van Mierlo legt uit hoe het boek begint in het jaar 2042 en de lezer vervolgens zestig jaar terug in de tijd neemt, op opzienbarend vloeiende wijze. De roman kent mede hierdoor een sterke spanningsboog en zit vol met zowel gruwel als liefde. Contrastwerking genoeg dus. Ook speelt kunst er een prominente rol in. “Eros en Thanatos!” Roept Van Mierlo. Grote culturele interteksten schuwt Bontenakel blijkbaar evenmin. Eros, in brede zin de representant van het verlangen naar opwinding en bevrediging, en Thanatos, in abstractie de vertegenwoordiger van het verlangen naar rust en ontspanning, kunnen samen immers de volledige dynamiek binnen een mensenleven beslaan.

Van Mierlo legt vervolgens uit hoe hij jarenlang als broodwerk boekhandels afstruinde namens uitgeverijen. Als boekenvertegenwoordiger leurde hij aldaar met hun publicaties. Opdat de boekenwinkels er zoveel mogelijk van zouden bestellen. Zijn ervaring in dat vak probeert hij nu ten volste in te zetten, vertelt hij lachend.

Hij vervolgt zijn boekenvertegenwoordigerspraatje met een korte inleiding ten dienste van een fragment uit Schaduw en Vuur dat hij direct daarop begint voor te dragen. Het betreft een scène spelend in 2032, wanneer kunstenares Nora, één van de hoofdpersonages, op de toppen van haar kunnen is. Haar dertienjarige zoon Timur focaliseert het fragment: de begrafenis van zijn oom -en dus Nora’s broer- Max in Hoboken. Max is door een droneaanval in Afghanistan om het leven gekomen. Aan het fragment valt mij vooral de rijke beeldtaal op. Van Bontenakel schrijft zwierig en sferisch, zonder dat het ten koste gaat van de vlotheid. Hierin spelen de dialoog en gedachten van Timur waarschijnlijk een sleutelrol. Zo beschrijft Bontenakel tamelijk frivool hoe Timur op de begrafenis ongemakkelijk wordt van een bezoekende docent, meneer Schram, en daarvoor steun zoekt bij oma Machteld.

Na Van Mierlo’s voordracht is het Bontenakels beurt. Ook hij vangt aan met de beginscène van de roman van zijn buurman. Willem, één van de hoofdpersonen in Een Paar is Twee, is niet anti-zelfmoord, ziet in baby’s die de wiegendood sterven zelfs romantisch een teveel aan sensitiviteit en intelligentie, licht Bontenakel toe. Het tekent de soms eigenzinnige humor van Van Mierlo. Een Paar is Twee deed hem geregeld aan High Fidelity van Nick Hornby denken, zegt Bontenakel. Ook daar is zelfmoord een terugkerend thema en ook daar speelt muziek een heel belangrijke rol. Tevens is het soort humor volgens Bontenakel vergelijkbaar. En dat is relevant, want Van Mierlo’s jongste roman is boven alles humoristisch.

Het centrale onderwerp in Een Paar is Twee is waarschijnlijk relatieproblematiek. Willem, Stef en Danny zijn drie schoonbroers en nemen beurtelings de vertellersrol op zich. Willem houdt van café’s waar ze hardgekookte eieren opdienen en gelooft in karma op een heel cliëntalistische manier: op een gegeven moment in het boek geeft hij een landloper vijftig euro, om daarna direct een kiosk binnen te snellen en een kraslot aan te schaffen. Bontenakel vertelt het duidelijk geamuseerd. Stef wordt vervolgens getypeerd als een man met een favoriet kind, iets wat hij van zichzelf accepteert, in tegenstelling tot Meryl Streep, die over de immoraliteit van kroostvoorkeur blijkbaar eens een hartekreet de wereld in heeft gestuurd. Danny tot slot, heeft een opmerkelijke voorliefde voor grasmaaien. Het zal de geur zijn, vermoed ik.

Bontenakel vertelt hoe de drie vertellers ieder aan het woord komen op een moment waarop hun respectievelijke relaties niet al te best verlopen. Over hoe overspel uiteindelijk iedere betrokkene schaadt, voegt hij hieraan toe. Voorts leest ook Bontenakel een fragment voor uit het boek van zijn kompaan. De humor spreekt uit haast elke zin en ik verwonder me hoe het kan dat de dialogen vlot, sterk en herkenbaar, maar toch flink absurd kunnen zijn.

Volgend op deze symmetrische inleiding van elkanders boeken gaan de twee auteurs in op hun gelijkenissen, en dan vooral hun gedeelde passie voor het werk van Kurt Vonnegut, die, zo benadrukken ze, veel meer interessants heeft geproduceerd dan alleen Slaughterhouse Five. Van Mierlo vertelt hoe hij en Bontenakel op café ontdekten dat ze hun bijna maniakale Vonnegut-liefde gemeen hadden. Na even wat tegen elkaar opbieden met kennis over het werk en leven van de Amerikaanse schrijver, kwam Van Mierlo erachter dat zijn gesprekspartner er toch net wat meer vanaf wist dan hij. Daarop besloot hij het over een andere boeg te gooien, door te verkondigen dat hij de trotse bezitter was van een Kurt Vonnegut-T-shirt. Waarop Bontenakel, alsof het de normaalste zaak van de wereld was, reageerde dat hij er ook zo één had.

Nu lijkt Vonneguts werk bijzonder onstuimig tot stand gekomen te zijn, aldus het schrijversduo, maar is hij eveneens bekend om zijn acht regels voor het schrijven van een goede roman. En laten Van Mierlo en Bontenakel omtrent deze regels nu net een interactief en informatief spelletje bedacht hebben! Ze verzoeken daarvoor het publiek een nummer tussen nul en negen te roepen. Dit levert als eerste ‘vijf’ op. Dat getal correspondeert met de regel ‘Begin zo dicht mogelijk bij het einde’. In hoeverre komt dit terug in de boeken van de twee schrijvers op het podium? Vinden ze het überhaupt ergens op slaan? Wel, Bontenakel begint in zijn jongste vrucht dus aan het einde, geeft hij direct aan. Hij is ook iemand die de structuur van zijn boek zorgvuldig uitdenkt, met behulp van talloze post-its, alvorens het uit te schrijven. Hij kan zich dan ook wel vinden in deze regel van Vonnegut. Van Mierlo daarentegen geeft aan niet te snappen wat het nut is van zo dicht mogelijk bij het einde beginnen. Hij weet tijdens het schrijven ook tot aan het einde niet hoe het verhaal waaraan hij bezig is, af zal lopen. Dit is eerder een filmtechniek, stelt hij. Misschien bedoelde Vonnegut het ook niet zo letterlijk, bedoelde hij vooral dat je goed na moest denken over je verhaal.

Het volgende cijfer dat uit het publiek komt rollen is ’twee’. Daarmee komen de schrijvers uit op de regel ‘Geef de lezer minstens één personage waar hij of zij voor kan supporteren’. Want het is belangrijk om wat sympathie te voelen bij in ieder geval een deel van het boek; als lezers voor iemand of iets kunnen duimen, betrekt dat ze bij de roman. Bontenakel haalt een graphic novel aan die hij recent heeft gelezen, waarin de meeste personages in plaats van een hoofd, een smiley op hun schouders hadden staan. Voor degenen met een normaal hoofd, kreeg hij direct sympathie. Van Mierlo voert aan dat je je sympathieke personage wel degelijk kan laten verliezen, als het verhaal maar goed genoeg in elkaar zit, interessant genoeg is. Daarop komen de twee auteurs tot de conclusie dat ze beiden genoeg minbaarheid in hun personages gestopt hebben, en deze regel dus niet overtreden.

De laatste regel die de schrijvers bespreken, is regel nummer vier: ‘Elke zin moet één van deze twee dingen bewerkstelligen: een personage ontwikkelen of een actie voortstuwen’. Van Mierlo tekent hier direct bij aan dat hij zich met geen mogelijkheid kan voorstellen dat Vonnegut zich hier zelf aan hield. Daar schrijft hij veel te speels, veel te onvoorspelbaar voor. Hij lacht erbij. De acht regels van Vonnegut lijken prompt weinig meer dan een ludieke uiting. Bontenakel en Van Mierlo zijn hoegenaamd eensgezind dat ze zich niet boven hun bureaus bij elke zin gaan afvragen of hij aan één van deze twee voorwaarden voldoet.

Vanuit het publiek rijst vervolgens de vraag wat voor de twee schrijvers het motief is om romans te produceren. Van Mierlo is bondig en resoluut: “plezier!” Bontenakel reageert dat het schrijven vanzelf voort lijkt te vloeien uit het fanatieke lezen dat hij al heel zijn leven doet, beginnend met stripverhalen in zijn kindertijd. Toen hij zelf ging schrijven, kwam hij er bovendien achter dat hij het ook gewoon erg plezierig vindt. Wederom een eendrachtig auteursduo dus.

Het laatste onderdeel van de avond bestaat uit vier blokjes voorgelezen tekst. Twee van elke literator uiteraard, maar ditmaal wel voorgedragen door hemzelf. Toon Van Mierlo begint met een volslagen van de pot gerukt fragment, dat zijn motiefantwoord meteen treffend illustreert. Stef gaat erin joggen in het park op het moment dat er een epidemie heerst waardoor er geregeld mensen die zware lichamelijke inspanningen doen, spontaan ontbranden of zelfs ontploffen. Omdat hierdoor meerdere doden per dag vallen, controleert de politie op fysieke belasting. Zo ook in het park. Dit mondt uit in een belachelijke interactie tussen Stef en de flikken na een vermaning. Uiteindelijk jogt Stef tergend sloom uit het zicht van de agenten.

Dimitri Bontenakel opteert hierna voor een stukje van zijn website. Het handelt over de burn-out die hij kreeg in 2014, waardoor hij Schaduw en Vuur tijdelijk onderbrak. Net als Van Mierlo heeft ook hij een baan naast zijn schrijverschap, wat hem destijds dus te veel werd. Gelukkig heeft het de totstandkoming van zijn laatste werk dus niet verhinderd. Sterker nog: van het herschrijven zegt Bontenakel weer erg genoten te hebben. Dit wordt door veel mensen vreemd gevonden, stelt hij. Het zou toch de saaie kant van het scheppen zijn. En bovendien iets wat een waar literair genie helemaal niet hoeft te doen. Dat is een fabeltje, aldus Bontenakel; je moet wel. Dit komt overeen met wat ik veel andere schrijvers hierover heb horen zeggen: herschrijven noemen ze vaak het echte werk. En het zware deel. Maar voor Bontenakel is het een gelukzalig wegwerken van onzekerheden. Met het herwerken schept hij vertrouwen en voldoening.

Van Mierlo besluit met een scène uit Een Paar is Twee waarin Danny met zijn vrouw en haar minnaar heeft afgesproken in een restaurant. Daar blijft hij curieus rustig bij, wat hem in staat stelt tot hilarische retorische provocaties. Danny’s vrouw Wendy had deze minnaar ontmoet bij een cursus Italiaans. Samen sloegen ze die wel eens over om zich gezamenlijk terug te trekken in een hotelkamer. Luc, zoals de man in kwestie heet, is heel gelijkaardig aan Danny, maar ook volgens Wendy zelf net een slagje minder knap en intelligent. De ontrouw was voor haar gewoon een verzetje, haar man wou ze helemaal niet verlaten. Luc en Wendy hadden afgesproken elkaar voor de veiligheid niet te mailen of te sms’en, maar hij had tijdens een les Italiaans eens een smachtend briefje, ondertekend met ‘L’, in haar handtas gedaan. Dit had Danny gevonden, waardoor de affaire was uitgekomen. En gelukkig maar, anders waren wij verstoken geweest van deze restaurantscène, die zeer de moeite waard is.

Afsluiter van de avond is een fragment uit Bontenakels Schaduw en Vuur, spelend in 1997. Max, zijn jongere broer Leon, van 22, en Nora trekken op dat moment per auto door de bergen in het hoge noorden van Europa: op 71 graden noorderbreedte. Leon is een vertwijfelde jongeman en wordt daarbovenop door Max bespot om zijn schrijfambities, terwijl het drietal langs de grootste kloof van Europa rijdt. Daar hopen ze onder andere het noorderlicht te kunnen aanschouwen. Deze scène is verhalender dan het fragment dat Van Mierlo had voorgelezen. Het kent een mooie balans tussen actie en dialoog. Ook valt de feilloze stijl opnieuw op.

Een dubbele boekvoorstelling: dat blijkt helemaal zo’n slecht idee nog niet. ‘Van Mierlo en Bontenakel’: het bekt zelfs lekker. Waarschijnlijk droeg het contrast in stijlen in behoorlijke mate bij aan de charme van deze literaire avond. Dit naast het goede niveau van de voorgelezen fragmenten en het onderhoudende Vonnegutspel in het midden. Ook de metaliteraire informatie was boeiend. Nu rest ons alleen nog de romans.

wanneer u welke boekhandel mag bezoeken

We gaan dus op boekhandeltournee. Wij, dat zijn Toon Van Mierlo en ik. Even oud, allebei van Antwerpen, allebei zondagochtendsporters, en we komen in dezelfde maand met een nieuw boek uit. Dan doe je dat toch gewoon samen. Dat heeft één groot voordeel: ik hoef mijn eigen boek niet te bewieroken, Toon doet dat voor mij. En vice versa.

Toon vertelt waarom u Schaduw en vuur moet kopen, ik leg uit waarom u absoluut Een paar is twee moet lezen. Dat moet u overigens écht doen. We doen ook iets actiefs rond Kurt Vonnegut, van wie we beiden superfan zijn. O, en had ik al verteld dat er prijzen te rapen vallen?

Waar wordt u verwacht?

BARBÓÉK, LEUVEN op dinsdag 7 februari om 20u00

DE GROENE WATERMAN, ANTWERPEN op zaterdag 18 februari om 16u00

LIMERICK, GENT op maandag 6 maart om 20u00

met DE ZONDVLOED, MECHELEN zijn we nog aan het afspreken.

Kijk even in je agenda. Want wie weet, valt u die avond wel in de prijzen. (Ja, ik heb het tegen u!)

Social media & sharing icons powered by UltimatelySocial
Facebook
Instagram