Roger Van de Velde versus de geblinddoekte maagd (2)

Recht op antwoord zorgde ervoor dat steeds meer mensen zich het lot van Van de Velde gingen aantrekken. Na een schrijverspetitie en een gesprek met de minister van Justitie werd hij in april 1970 vrijgelaten. Omdat hij in de cel lichamelijk maar niet psychisch was afgekickt zou hij zich in juni laten opnemen in een Amsterdamse kliniek om van het spul af te geraken. Zover is het echter nooit gekomen. Zijn hart begaf het tijdens een slemppartij. Op 30 mei 1970, op het terras van Brasserie André in de Antwerpse Statiestraat, stierf Roger Van de Velde.

Postuum verschenen de verhalenbundels Kaas met gaatjes en De dorpsveroveraar, en de novelle Tabula Rasa. De vergetelheid wenkte. Helemaal opgeslokt door de nevelen werd hij niet, onder meer dankzij de inspanningen die collega-auteur Erik Vlaminck zich getroostte om Van de Veldes nagedachtenis levend te houden. Niet alleen bekeerde hij op de SchrijversAcademie generaties aspirant-schrijvers tot Van de Velde-acoliet, hij nam ook het voorwoord bij het in 2001 heruitgegeven De knetterende schedels voor zijn rekening, én schreef een toneelstuk over de man. Van de Velde: j’aimerais mieux de bouche vous le dire ging in 2012 in première. Theatergezelschap Olympique Dramatique zette drie Roger Van de Veldes op de planken: de schrijver, de journalist en de toxicomaan.

A writer’s writer is jammer genoeg nog geen publisher’s writer, en daarom vindt u zijn oeuvre niet meer in de reguliere boekhandel. De twee boeken die sinds kort in mijn boekenkast resideren, kocht ik bij de antiquair. En dat is jammer. De tand des tijds heeft namelijk weinig vat op Van de Veldes puntige proza.

Zo is de novelle Tabula rasa een bijzonder geestige farce over een kapperszoon die droomt van een leven in de letteren. In volgend fragment wil hij indruk maken op zijn redactiemakkers van het literair tijdschrift waartoe hij zopas is toegetreden, en waagt hij zich voor het eerst aan geëngageerde poëzie:

Gedurende drie avonden zwoegde ik aan een progressief, strijdbaar gedicht over Biafra. Daelman had weliswaar geen opdracht gegeven maar ik wilde niet met lege handen op die redactievergadering verschijnen. De kwestie was met welke onthullende boodschap ik mij kon aanmelden zonder uit de toon te vallen in dat ondernemende gezelschap. Mijn lamentabel lyrisch Geschwärm met de stranden van Tahiti en de borsten van Mathilde was uiteraard ongeschikt. Aanvankelijk dacht ik aan Vietnam en een filippica tegen het wanbeleid van Johnson, maar die had in het Witte Huis al de plaats geruimd voor Nixon, en Nixon was nog niet in de mode. Van alle stenen des aanstoots leek Biafra mij per slot van rekening het dankbaarste materiaal. Rot van gruwelen en onrechtvaardigheid en in zijn afschuwelijke realiteit toch nog net abstract genoeg om speling te laten voor dichterlijke vrijheden.

Over twee jaar vieren we de vijftigste verjaardag van zijn hartfalen, en omdat veel mensen belang hechten aan zulke ronde getallen – uitgevershuizen niet in het minst – lijkt het me een koud kunstje om 2020 tot Roger van de Velde-jaar uit te roepen, en zijn complete back catalogue opnieuw op de markt te gooien. Met een nabeschouwing van Erik Vlaminck, bijvoorbeeld. En een herneming van zijn toneelstuk bij wijze van boekvoorstelling.

Zij die intussen met leven en werk van Roger Van de Velde willen kennismaken, kunnen terecht op zijn website: www.rogervandevelde.be. Naast enkele kortverhalen stelden de erven Van de Velde zijn pamflet Recht op antwoord integraal ter beschikking.

Waarvoor hulde.

Roger Van de Velde versus de geblinddoekte maagd (1)

Nog niet zo lang geleden schreef ik over John Williams en Richard Yates. Beide schrijvers ontbeerden de lezersaantallen die ze verdienden, beiden stonden ze bekend als a writer’s writer, wat zoveel wil zeggen als: “ik mag het respect van mijn collega’s dan wel op zak hebben, mijn boeken raak ik aan de straatstenen niet kwijt.” Het miskende schrijverschap is natuurlijk geen louter Amerikaans fenomeen. Ook in ons taalgebied zijn er talloze oeuvres in de vergeetput beland. Dat van Roger Van de Velde bijvoorbeeld. Kent u deze schrijver? Zo nee, trek het u niet aan, de man is immers a writer’s writer (zie hierboven). Zo ja, dan bent u oftewel zélf een schrijver oftewel iemand die langdurig met een zekere Erik Vlaminck in contact bent geweest.

Voor zij die het mochten appreciëren, een kennismaking:

Roger Van de Velde (°1925) leek aanvankelijk onder een gunstig gesternte geboren. Willem Elsschot sprak zich positief uit over zijn eerste schrijfsels en nog vóór zijn drieëntwintigste was hij niet alleen getrouwd én vader geworden, maar kon hij ook aan de slag als journalist bij De Nieuwe Gazet. Op dezelfde leeftijd kreeg hij echter met maagproblemen af te rekenen, en het was dit vermaledijde verteringsorgaan dat hem zou opzadelen met een alcoholprobleem en – alsof dat niet genoeg is – met  een joekel van een Palfiumverslaving. Toen deze pijnstiller op de lijst met narcotica terechtkwam, en dus niet meer zonder voorschrift te verkrijgen was, was het al te laat voor Van de Velde. Hij was hopeloos verknocht aan het goedje. Om in zijn behoeften te voorzien, begon hij met doktersvoorschriften te knoeien en liep tijdens een politiecontrole tegen de lamp. Zijn advocaat pleitte ontoerekeningsvatbaarheid. Had de man beter niet gedaan. Het psychiatrisch onderzoek dat daaruit voortvloeide, duurde welgeteld vijfentwintig minuten.

Er kwam wat klassiek klop- en luisterwerk aan te pas met het hamertje en de stethoscoop; mijn curriculum vitae, inclusief de onvermijdelijke kinderziekten en de al even onafwendbare schoolrapporten, werd in vogelvlucht overschouwd; er werd onbescheiden navraag gedaan betreffende mogelijke gevallen van uitgesproken idiotie onder mijn levende en reeds overleden familieleden tot in de derde graad; en nadat ik nog even mijn broek had laten zakken, was de vertoning compleet .
(uit Recht op antwoord)

De psychiater bestempelde Van de Velde als zwaar karaktergestoord en hij werd geïnterneerd. Van de acht jaar die hem nog gegund waren, vertoefde hij er zes in “het mensenreservaat” zoals hij het zelf placht te noemen. Van de weeromstuit begon Van de Velde te schrijven. Omdat gedetineerden niet verondersteld worden te publiceren, schakelde hij zijn echtgenote in om zijn teksten tot bij de uitgever te krijgen.

Dat ik het handschrift van een onschuldig boek, in wekelijkse afleveringen verborgen tussen mijn ondergoed, naar de bezoekzaal heb moeten smokkelen, waar mijn vrouw het op haar beurt met de daver op het lijf tussen haar kleren moest wegmoffelen.
(uit Recht op antwoord)

 Hij debuteerde met Galgenaas in 1966. Zijn debuut bundelde zestien verhalen die zich stuk voor stuk in de gevangenis afspeelden. In 1969 volgden de bundel De knetterende schedels en Recht op antwoord, een pamflet waarin hij te keer ging tegen Vrouwe Justitia.

Veel meer ter zake bevoegde juristen en ook naar rechtvaardigheid hunkerende literatoren hebben herhaaldelijk wraakroepende wantoestanden aangeklaagd om na verloop van tijd doorgaans ontmoedigd tot de vaststelling te komen dat die geblinddoekte en kennelijk frigide maagd met haar slecht geijkte balans geen spier op haar marmeren gelaat vertrekt als men haar nijdig tegen de marmeren schenen schopt.
(uit Recht op antwoord)

(wordt vervolgd)

requiem voor een boekentournee

Ik was niet van plan om terug te komen op de Van Mierlo en Bontenakel hebben boeken geschreven-tournee, maar kijk: enkele dagen geleden vernam ik dat er zowaar een verslag bestaat van onze passage in de kelder van boekhandel De Groene Waterman. Sjaak Oostenrijk loopt tot het einde van deze maand stage in de boekhandel, schreef een uitvoerig verslag en plaatste het op de site van De Groene Waterman.

Oostenrijk neemt daarbij geen genoegen met een zakelijke rapportering van woorden en feiten, nee, hij observeert en interpreteert. Was u er niet bij op zaterdagnamiddag 17 februari? Hier leest u wat u zoal gemist hebt:

Een humorist en een stilist die elkaar vinden in de inhoud

Verslag van een dubbele boekvoorstelling:
Toon Van Mierlo – Een Paar is Twee en
Dimitri Bontenakel – Schaduw en Vuur

Sjaak Oostenrijk, stagiair MA Taal- en Letterkunde, 17 maart 2017

Twee Antwerpse schrijvers van midden-veertig zitten gebroederlijk voor me, duidelijk op hun gemak. De linker joviaal, monter en bebaard, de rechter fijn gebouwd, ingetogener en met een zachtaardige ernst over zich. Toon Van Mierlo -de auteur met baard- en Dimitri Bontenakel -de schrijver met timide uitstraling- staan op het punt om elkaars jongste romans aan de bomvolle kelder voor te stellen. Want wat moet je anders als je nagenoeg even oud bent en als je bovendien allebei van Antwerpen afkomstig, beide fervente zondagochtendsporters en alle twee Kurt Vonnegut-bewonderaars bent? Aldus de retorische vraag op het affiche voor deze zaterdagmiddag. Blijkbaar heb je dan echt geen andere keus, want hier zitten we.

file

Van Mierlo bijt de spits af over zijn buurmans Schaduw en Vuur door de openingsscène voor te lezen. Het betreft Bontenakels vierde roman, waarin deze opnieuw bewijst stilistisch zeer begaafd te zijn, zo stelt Van Mierlo daarna begeesterd. Bij het grote publiek is hij nog niet doorgebroken, maar met deze publicatie komt daar wellicht verandering in, klinkt het oprecht. Het is namelijk een uitstekend opgebouwde roman. In vergelijking hiermee waren zijn vorige boeken vingeroefeningen, aldus Van Mierlo. Bontenakel zelf kijkt niet in de verste verte verontwaardigd over deze laatste opmerking. Hij zal het er wel mee eens zijn.

En het moet gezegd worden: Schaduw en Vuur steekt behoorlijk ingenieus in elkaar. Van Mierlo legt uit hoe het boek begint in het jaar 2042 en de lezer vervolgens zestig jaar terug in de tijd neemt, op opzienbarend vloeiende wijze. De roman kent mede hierdoor een sterke spanningsboog en zit vol met zowel gruwel als liefde. Contrastwerking genoeg dus. Ook speelt kunst er een prominente rol in. “Eros en Thanatos!” Roept Van Mierlo. Grote culturele interteksten schuwt Bontenakel blijkbaar evenmin. Eros, in brede zin de representant van het verlangen naar opwinding en bevrediging, en Thanatos, in abstractie de vertegenwoordiger van het verlangen naar rust en ontspanning, kunnen samen immers de volledige dynamiek binnen een mensenleven beslaan.

Van Mierlo legt vervolgens uit hoe hij jarenlang als broodwerk boekhandels afstruinde namens uitgeverijen. Als boekenvertegenwoordiger leurde hij aldaar met hun publicaties. Opdat de boekenwinkels er zoveel mogelijk van zouden bestellen. Zijn ervaring in dat vak probeert hij nu ten volste in te zetten, vertelt hij lachend.

Hij vervolgt zijn boekenvertegenwoordigerspraatje met een korte inleiding ten dienste van een fragment uit Schaduw en Vuur dat hij direct daarop begint voor te dragen. Het betreft een scène spelend in 2032, wanneer kunstenares Nora, één van de hoofdpersonages, op de toppen van haar kunnen is. Haar dertienjarige zoon Timur focaliseert het fragment: de begrafenis van zijn oom -en dus Nora’s broer- Max in Hoboken. Max is door een droneaanval in Afghanistan om het leven gekomen. Aan het fragment valt mij vooral de rijke beeldtaal op. Van Bontenakel schrijft zwierig en sferisch, zonder dat het ten koste gaat van de vlotheid. Hierin spelen de dialoog en gedachten van Timur waarschijnlijk een sleutelrol. Zo beschrijft Bontenakel tamelijk frivool hoe Timur op de begrafenis ongemakkelijk wordt van een bezoekende docent, meneer Schram, en daarvoor steun zoekt bij oma Machteld.

Na Van Mierlo’s voordracht is het Bontenakels beurt. Ook hij vangt aan met de beginscène van de roman van zijn buurman. Willem, één van de hoofdpersonen in Een Paar is Twee, is niet anti-zelfmoord, ziet in baby’s die de wiegendood sterven zelfs romantisch een teveel aan sensitiviteit en intelligentie, licht Bontenakel toe. Het tekent de soms eigenzinnige humor van Van Mierlo. Een Paar is Twee deed hem geregeld aan High Fidelity van Nick Hornby denken, zegt Bontenakel. Ook daar is zelfmoord een terugkerend thema en ook daar speelt muziek een heel belangrijke rol. Tevens is het soort humor volgens Bontenakel vergelijkbaar. En dat is relevant, want Van Mierlo’s jongste roman is boven alles humoristisch.

Het centrale onderwerp in Een Paar is Twee is waarschijnlijk relatieproblematiek. Willem, Stef en Danny zijn drie schoonbroers en nemen beurtelings de vertellersrol op zich. Willem houdt van café’s waar ze hardgekookte eieren opdienen en gelooft in karma op een heel cliëntalistische manier: op een gegeven moment in het boek geeft hij een landloper vijftig euro, om daarna direct een kiosk binnen te snellen en een kraslot aan te schaffen. Bontenakel vertelt het duidelijk geamuseerd. Stef wordt vervolgens getypeerd als een man met een favoriet kind, iets wat hij van zichzelf accepteert, in tegenstelling tot Meryl Streep, die over de immoraliteit van kroostvoorkeur blijkbaar eens een hartekreet de wereld in heeft gestuurd. Danny tot slot, heeft een opmerkelijke voorliefde voor grasmaaien. Het zal de geur zijn, vermoed ik.

Bontenakel vertelt hoe de drie vertellers ieder aan het woord komen op een moment waarop hun respectievelijke relaties niet al te best verlopen. Over hoe overspel uiteindelijk iedere betrokkene schaadt, voegt hij hieraan toe. Voorts leest ook Bontenakel een fragment voor uit het boek van zijn kompaan. De humor spreekt uit haast elke zin en ik verwonder me hoe het kan dat de dialogen vlot, sterk en herkenbaar, maar toch flink absurd kunnen zijn.

Volgend op deze symmetrische inleiding van elkanders boeken gaan de twee auteurs in op hun gelijkenissen, en dan vooral hun gedeelde passie voor het werk van Kurt Vonnegut, die, zo benadrukken ze, veel meer interessants heeft geproduceerd dan alleen Slaughterhouse Five. Van Mierlo vertelt hoe hij en Bontenakel op café ontdekten dat ze hun bijna maniakale Vonnegut-liefde gemeen hadden. Na even wat tegen elkaar opbieden met kennis over het werk en leven van de Amerikaanse schrijver, kwam Van Mierlo erachter dat zijn gesprekspartner er toch net wat meer vanaf wist dan hij. Daarop besloot hij het over een andere boeg te gooien, door te verkondigen dat hij de trotse bezitter was van een Kurt Vonnegut-T-shirt. Waarop Bontenakel, alsof het de normaalste zaak van de wereld was, reageerde dat hij er ook zo één had.

Nu lijkt Vonneguts werk bijzonder onstuimig tot stand gekomen te zijn, aldus het schrijversduo, maar is hij eveneens bekend om zijn acht regels voor het schrijven van een goede roman. En laten Van Mierlo en Bontenakel omtrent deze regels nu net een interactief en informatief spelletje bedacht hebben! Ze verzoeken daarvoor het publiek een nummer tussen nul en negen te roepen. Dit levert als eerste ‘vijf’ op. Dat getal correspondeert met de regel ‘Begin zo dicht mogelijk bij het einde’. In hoeverre komt dit terug in de boeken van de twee schrijvers op het podium? Vinden ze het überhaupt ergens op slaan? Wel, Bontenakel begint in zijn jongste vrucht dus aan het einde, geeft hij direct aan. Hij is ook iemand die de structuur van zijn boek zorgvuldig uitdenkt, met behulp van talloze post-its, alvorens het uit te schrijven. Hij kan zich dan ook wel vinden in deze regel van Vonnegut. Van Mierlo daarentegen geeft aan niet te snappen wat het nut is van zo dicht mogelijk bij het einde beginnen. Hij weet tijdens het schrijven ook tot aan het einde niet hoe het verhaal waaraan hij bezig is, af zal lopen. Dit is eerder een filmtechniek, stelt hij. Misschien bedoelde Vonnegut het ook niet zo letterlijk, bedoelde hij vooral dat je goed na moest denken over je verhaal.

Het volgende cijfer dat uit het publiek komt rollen is ’twee’. Daarmee komen de schrijvers uit op de regel ‘Geef de lezer minstens één personage waar hij of zij voor kan supporteren’. Want het is belangrijk om wat sympathie te voelen bij in ieder geval een deel van het boek; als lezers voor iemand of iets kunnen duimen, betrekt dat ze bij de roman. Bontenakel haalt een graphic novel aan die hij recent heeft gelezen, waarin de meeste personages in plaats van een hoofd, een smiley op hun schouders hadden staan. Voor degenen met een normaal hoofd, kreeg hij direct sympathie. Van Mierlo voert aan dat je je sympathieke personage wel degelijk kan laten verliezen, als het verhaal maar goed genoeg in elkaar zit, interessant genoeg is. Daarop komen de twee auteurs tot de conclusie dat ze beiden genoeg minbaarheid in hun personages gestopt hebben, en deze regel dus niet overtreden.

De laatste regel die de schrijvers bespreken, is regel nummer vier: ‘Elke zin moet één van deze twee dingen bewerkstelligen: een personage ontwikkelen of een actie voortstuwen’. Van Mierlo tekent hier direct bij aan dat hij zich met geen mogelijkheid kan voorstellen dat Vonnegut zich hier zelf aan hield. Daar schrijft hij veel te speels, veel te onvoorspelbaar voor. Hij lacht erbij. De acht regels van Vonnegut lijken prompt weinig meer dan een ludieke uiting. Bontenakel en Van Mierlo zijn hoegenaamd eensgezind dat ze zich niet boven hun bureaus bij elke zin gaan afvragen of hij aan één van deze twee voorwaarden voldoet.

Vanuit het publiek rijst vervolgens de vraag wat voor de twee schrijvers het motief is om romans te produceren. Van Mierlo is bondig en resoluut: “plezier!” Bontenakel reageert dat het schrijven vanzelf voort lijkt te vloeien uit het fanatieke lezen dat hij al heel zijn leven doet, beginnend met stripverhalen in zijn kindertijd. Toen hij zelf ging schrijven, kwam hij er bovendien achter dat hij het ook gewoon erg plezierig vindt. Wederom een eendrachtig auteursduo dus.

Het laatste onderdeel van de avond bestaat uit vier blokjes voorgelezen tekst. Twee van elke literator uiteraard, maar ditmaal wel voorgedragen door hemzelf. Toon Van Mierlo begint met een volslagen van de pot gerukt fragment, dat zijn motiefantwoord meteen treffend illustreert. Stef gaat erin joggen in het park op het moment dat er een epidemie heerst waardoor er geregeld mensen die zware lichamelijke inspanningen doen, spontaan ontbranden of zelfs ontploffen. Omdat hierdoor meerdere doden per dag vallen, controleert de politie op fysieke belasting. Zo ook in het park. Dit mondt uit in een belachelijke interactie tussen Stef en de flikken na een vermaning. Uiteindelijk jogt Stef tergend sloom uit het zicht van de agenten.

Dimitri Bontenakel opteert hierna voor een stukje van zijn website. Het handelt over de burn-out die hij kreeg in 2014, waardoor hij Schaduw en Vuur tijdelijk onderbrak. Net als Van Mierlo heeft ook hij een baan naast zijn schrijverschap, wat hem destijds dus te veel werd. Gelukkig heeft het de totstandkoming van zijn laatste werk dus niet verhinderd. Sterker nog: van het herschrijven zegt Bontenakel weer erg genoten te hebben. Dit wordt door veel mensen vreemd gevonden, stelt hij. Het zou toch de saaie kant van het scheppen zijn. En bovendien iets wat een waar literair genie helemaal niet hoeft te doen. Dat is een fabeltje, aldus Bontenakel; je moet wel. Dit komt overeen met wat ik veel andere schrijvers hierover heb horen zeggen: herschrijven noemen ze vaak het echte werk. En het zware deel. Maar voor Bontenakel is het een gelukzalig wegwerken van onzekerheden. Met het herwerken schept hij vertrouwen en voldoening.

Van Mierlo besluit met een scène uit Een Paar is Twee waarin Danny met zijn vrouw en haar minnaar heeft afgesproken in een restaurant. Daar blijft hij curieus rustig bij, wat hem in staat stelt tot hilarische retorische provocaties. Danny’s vrouw Wendy had deze minnaar ontmoet bij een cursus Italiaans. Samen sloegen ze die wel eens over om zich gezamenlijk terug te trekken in een hotelkamer. Luc, zoals de man in kwestie heet, is heel gelijkaardig aan Danny, maar ook volgens Wendy zelf net een slagje minder knap en intelligent. De ontrouw was voor haar gewoon een verzetje, haar man wou ze helemaal niet verlaten. Luc en Wendy hadden afgesproken elkaar voor de veiligheid niet te mailen of te sms’en, maar hij had tijdens een les Italiaans eens een smachtend briefje, ondertekend met ‘L’, in haar handtas gedaan. Dit had Danny gevonden, waardoor de affaire was uitgekomen. En gelukkig maar, anders waren wij verstoken geweest van deze restaurantscène, die zeer de moeite waard is.

Afsluiter van de avond is een fragment uit Bontenakels Schaduw en Vuur, spelend in 1997. Max, zijn jongere broer Leon, van 22, en Nora trekken op dat moment per auto door de bergen in het hoge noorden van Europa: op 71 graden noorderbreedte. Leon is een vertwijfelde jongeman en wordt daarbovenop door Max bespot om zijn schrijfambities, terwijl het drietal langs de grootste kloof van Europa rijdt. Daar hopen ze onder andere het noorderlicht te kunnen aanschouwen. Deze scène is verhalender dan het fragment dat Van Mierlo had voorgelezen. Het kent een mooie balans tussen actie en dialoog. Ook valt de feilloze stijl opnieuw op.

Een dubbele boekvoorstelling: dat blijkt helemaal zo’n slecht idee nog niet. ‘Van Mierlo en Bontenakel’: het bekt zelfs lekker. Waarschijnlijk droeg het contrast in stijlen in behoorlijke mate bij aan de charme van deze literaire avond. Dit naast het goede niveau van de voorgelezen fragmenten en het onderhoudende Vonnegutspel in het midden. Ook de metaliteraire informatie was boeiend. Nu rest ons alleen nog de romans.

wanneer u welke boekhandel mag bezoeken

We gaan dus op boekhandeltournee. Wij, dat zijn Toon Van Mierlo en ik. Even oud, allebei van Antwerpen, allebei zondagochtendsporters, en we komen in dezelfde maand met een nieuw boek uit. Dan doe je dat toch gewoon samen. Dat heeft één groot voordeel: ik hoef mijn eigen boek niet te bewieroken, Toon doet dat voor mij. En vice versa.

Toon vertelt waarom u Schaduw en vuur moet kopen, ik leg uit waarom u absoluut Een paar is twee moet lezen. Dat moet u overigens écht doen. We doen ook iets actiefs rond Kurt Vonnegut, van wie we beiden superfan zijn. O, en had ik al verteld dat er prijzen te rapen vallen?

Waar wordt u verwacht?

BARBÓÉK, LEUVEN op dinsdag 7 februari om 20u00

DE GROENE WATERMAN, ANTWERPEN op zaterdag 18 februari om 16u00

LIMERICK, GENT op maandag 6 maart om 20u00

met DE ZONDVLOED, MECHELEN zijn we nog aan het afspreken.

Kijk even in je agenda. Want wie weet, valt u die avond wel in de prijzen. (Ja, ik heb het tegen u!)

Schaduw en vuur – 17 januari ’17

Korte dienstmededeling: het nieuwe boek ligt vanaf 17 januari in de rekken. Duizend bommen en granaten! Ik loop hem al een tijdje aan te kondigen, maar nu is er eindelijk een datum. U mag zich luidop afvragen of er iemand op een nieuwe Bontenakel zit te wachten of u mag delen in de feestvreugde, de keuze is aan u.

Weet u wanneer de eerste kiem van Schaduw en vuur ontsproot? In het najaar van 2012. Inderdaad, nog voor het verschijnen van het schorpioenenboek. Want op een avond zag ik de prachtige documentaire Marwencol op tv.

Op 7 april 2000 wordt Mark Hogancamp na een cafébezoek brutaal in elkaar geslagen. Negen dagen later ontwaakt hij uit een coma. Zijn fijne motoriek is hij kwijt. Zijn geheugen ook.

Marks wereld werd hem ontstolen. Twee jaar na de feiten begint Mark in zijn tuin aan Marwencol te bouwen, een Ardens dorpje waar de tijd stil is blijven staan in de jaren 40-45. Mark bevolkt het dorpje met poppen (schaal 1:6) die zijn familie, vrienden en buren voorstellen, maar ook zijn aanvallers lopen er rond, in de gedaante van brute SS’ers.

Marks eigen alter ego is een neergestorte piloot die in Marwencol een nieuwe thuis vindt. Met een fototoestel legt Mark zijn leven en dat van de Marwencolbewoners vast. Een helingsproces.

De documentaire is een ontroerende ode aan de veerkracht en de verbeelding, en bleef nazinderen. Die nacht ontkiemde het eerste idee. Wie binnenkort Schaduw en vuur leest, zal dan ook al snel de kunstenares Nora Ehlinger ontmoeten, en begrijpen.

Eerstdaags meer dienstmededelingen. Voor Schaduw en vuur gaan we immers de hort op. Een boekhandeltournee! Later meer daarover. Samen met een nieuwe aflevering van The making of Schaduw en vuur.

Intussen raad ik de documentaire en ook het fotoboek Welcome to Marwencol van harte aan. De foto’s hierboven heb ik daarvandaan.

Hier wordt niet gepoetst, gewassen of gestreken

cover-oever-compleet

Abdualla Maksour (°1983, Hama, Syrië) studeerde literatuur aan de universiteit van Damascus en behaalde een mini-MBA aan de universiteit van Caïro. Hij werkte als journalist onder meer voor Al-Jazeera. Hij schreef vijf romans. De meest recente, Via Dolorosa, verscheen in 2014. Sinds dat jaar woont hij als erkend politiek vluchteling in de Kempen.

Slimmerik die u bent, weet u dat een handvol biografische feiten nog geen leven samenvat en dat Abdualla als Syrische vluchteling één en ander heeft meegemaakt. Bij aankomst in de PEN-schrijversflat – Abdualla verbleef er in februari – vertelde hij over zijn leven: de studentenjaren in Damascus, de vlucht naar Europa. Het is niet aan mij om de schokkende ervaringen uit zijn leven breed op deze pagina uit te smeren. Wat ik u wel kan zeggen, is dat hij een mooi verhaal over zijn ballingschap heeft geschreven. Het heet De weg der smarten en u kan het lezen in de bundel waarvan u hierboven de omslag ziet.

Aan de andere oever van het verlangen, zo heet de bundel, en hij verdient een woordje uitleg.

In het voorjaar ontving ik een mail met een verzoek. Samen met uitgeverij P wilde PEN Vlaanderen een boek met tweeluiken uitgeven: naast de tekst van een gevluchte auteur (uit Palestina, Soedan, Irak, Syrië) zou een tekst van een Vlaamse auteur komen te staan, in zijn of haar eigen stijl en met een eigen aanpak. “We hopen dat de Vlaamse auteur in kwestie zich door de tekst aangesproken voelt, of geprikkeld, ontzet, geroerd, noem maar op”. Ik mocht een tekst schrijven die in dialoog ging met Abdualla’s De weg der smarten. Ik zegde meteen toe. Natuurlijk zegde ik meteen toe.

In de verre ochtenden van de ballingschap moet je je wel alles herinneren wat op jou lijkt, want de ballingschap alleen zal nooit op jou lijken, hoezeer je je er ook mee probeert te vereenzelvigen en hoezeer je er volledig mee probeert te versmelten.

 

Zo begint De weg der smarten.

Henri zegt: het geheugen is de optelsom van ons leven. alles wat we gezegd en gezien en gehoord en geproefd hebben. Wel, het mijne is een vergiet geworden,  en de gaatjes worden alsmaar groter.

Een fragment uit Alice in ballingschap

Net als De weg der smarten gaat mijn verhaal over het leven als balling, over vervagende herinneringen, over de liefde, over de dood. Alice in ballingschap is géén tekst over vluchtelingen, wel één over mensen die geen rol meer te spelen hebben in onze samenleving. Ze voelen zich overbodig. Ze voelen zich ongewenst. Lang niet altijd beelden ze zich dat in.

De Alice uit de titel is een dementerende weduwe. Ik ontmoette haar en andere Alice’en in het Sint-Maria-rusthuis in Berchem. Haar verhaal kan u ook lezen in Aan de andere oever van het verlangen. De bundel wordt op donderdag 3 november om half vier voorgesteld op de Boekenbeurs (Rood podium).

Misschien treffen we elkaar daar?

the first draft of anything is…

En we zijn weer vertrokken! Terwijl IJslandse vulkanen aan de dunne zijn en Jennifer Lawrence helegans bloot van haar iCloud is gedonderd, is deze jongen opnieuw begonnen te schrijven. Het is te zeggen: begonnen te herschrijven. In mei was de eerste versie van Roman Nummer Vier nagenoeg voltooid toen het leven me enkele uppercuts uitdeelde en ik twee maanden lang voor pampus heb gelegen (in het vorige bericht vind je alle schunnige details). Maar nu de hersensynapsen weer wat mee willen, is de tijd rijp om manuscript en aantekeningen uit de schuif te halen en een proper vel wit papier in de spreekwoordelijke schrijfmachine te rollen, En het dient gezegd, ik heb er zin in! De eerste passage uit mijn eerste versie vloog al meteen in de prullenmand, de volgende twee bladzijden volgden kort daarna. Handen uit de mouwen! Herwerken die boel! Rien ne va plus!

Afgelopen vrijdag nam ik mijn elan mee op restaurant en vertelde enkele vrienden honderduit over mijn eerste her-schrijfsessie. Ze loerden me wantrouwig aan. Ik had het kunnen weten. In het verleden keken de meeste mensen ook vreemd op toen ze me hoorden orakelen over mijn tweede, derde, vierde, vijfde… versie. ‘Ja, maar, ge gaat toch op tijd stoppen?’ hoor ik ons moeder nog zeggen. ‘Ge gaat uwen boek toch niet kapot schrijven?’

Sam Dillemans mag verflaag over verflaag smeren tot hij erbij neervalt, Michaël R. Roskam mag monteren aan zijn The Drop tot hij een ons weegt (reuze-benieuwd naar wat hij en James Gandolfini ervan gemaakt hebben, trouwens), maar een schrijver, ho maar, die hoort met zijn gat rechtstreeks in de grote, literaire matrix geplugd te zitten en van de eerste keer een meesterwerk af te scheiden. Want heeft Jack Kerouac zijn On the Road ook niet in één lange, koortsachtige ruk uitgetikt op een lange rol behangpapier?

Toen schrijver E.L. Doctorow een afwezigheidsbriefje voor de school van zijn dochter moest schrijven, begon hij: ‘My daughter Caroline…’ en stopte. Hoe dom, dacht hij, ze weten wie mijn dochter is. Hij begon opnieuw: ‘Please be advised…’ Nee, te formeel. Hij probeerde nog een keer en langzaam stapelden de verfrommelde briefjes zich rondom hem op terwijl Caroline stond te wachten en de schoolbus de straat kwam ingedraaid. Zijn vrouw trok het briefje uiteindelijk uit zijn handen, zette snel iets op papier, gaf het mee aan haar vertrekkende dochter en vermeed zo dat haar man nog meer tijd zou verliezen met het schrijven van het perfecte afwezigheidsbriefje.

Ik zal je iets zeggen: ik vind schrijven maar niks. In die maanden dat je de eerste versie op papier zet, reist onzekerheid als een treurwilgversie van Sancho Panza met je mee en slaat sir zelftwijfel je met zijn sabel om de oren. Gaat dit verhaal wel ergens heen? Heb je dit al niet een keer eerder verteld? Als een blinde banjer je door de sneeuwstorm. Maar als de laatste pagina van die vermaledijde eerste versie geschreven is, en je een – al dan niet blote – selfie trekt van jezelf met die stapel papier, dan kan het echte werk beginnen. Wetende wat je vertellen wilt, slaak je een zucht van verlichting. Nu hoef je alleen nog maar te herschrijven, te herschrijven, te herschrijven en te herschrijven. En dan kan ik alleen maar de grote Fellaini citeren en zeggen: hier is da feestje!

O, en the first draft of anything is shit, natuurlijk. Maar dat wisten die van het literair clubke zeker al.

Boekenbeursberichten (slot)

dinsdag 5 november

18u10: late aankomst voor de avondlijke signeersessie met Valerie Eyckmans en Kris Van Steenberge, en dit moet me even van het hart: de fietser wordt stiefmoederlijk behandeld op de Boekenbeurs. Nee, wacht, dit klopt niet helemaal. Het moet zijn: de fietser wordt al jaren stiefmoederlijk behandeld door het stadsbestuur. Antwerpen Expo voorziet amper fietsenstallingen voor haar bezoekers. De Boekenbeurs heeft dit willen rechtzetten door in het grasveldje vooraan extra stallingen neer te poten. Daarmee krijgt de fietser een mooi hindernissenparcours cadeau. Door het slijk! Bukken voor de boom! En – tijdens de nocturnes – het beugelslot sluiten op de tast! De Boekenbeurs wil interactiever worden. Met de fietsenrekken creëerden ze alvast hun eigen Spartacus Run.

19u50: op bezoek: Joke Depuydt, de dame die in het jaar 2003 de meest verlossende woorden uitsprak die een schrijver horen kan, zijnde: “Ik heb uw debuut gelezen en we willen het graag uitgeven.” Het was een fijn weerzien. Ze koopt een boek. Ik hoop van harte dat ze het graag zal lezen.

vrijdag 8 november

16u30: op een nieuwssite lees ik dat de West-Vlaamse Katleen Gyselinck gefêteerd werd als honderdduizendste bezoeker. Naast een oranje ruiker bloemen mocht ze een waardebon voor een vakantieverblijf in ontvangst nemen.Tenzij het een verblijf in Watou betreft, heeft dit cadeau vooralsnog weinig met het vak te maken.
Tja.
Ik begrijp dat Boek.be een boek of boekenbon maar niks vind. Tijdens De slimste mens ter wereld zat Eva Daeleman ook met haar ogen te rollen toen Ben Weyts een boek als mogelijk Valentijncadeau opperde. Maar als je dan toch met vakantieverblijven begint rond te strooien, probeer dan op zijn minst een originele link te leggen. Schenk dan bijvoorbeeld een citytrip naar Gent waarin Herman Brusselmans je op deskundige wijze rondgidst in het Patershol. Is dat geen idee? Of op brouwerijbezoek met Pieter Aspe? De Lesse afvaren met Saskia De Coster? Naar de kinderboerderij met Kristien Hemmerechts? Een weekendje wellness met Joost Vandecasteele?
Het zijn maar ideeën.

zondag 10 november

14u00: laatste signeerbezoek met Kris Van Steenberge en Louis Van Dievel, de man die vorig jaar de Hercule Poirotprijs in de wacht sleepte met het onvolprezen Hof van assisen. Het was behoorlijk druk in onze gang. Waarom werd duidelijk toen ik de stand verliet: Sergio Herman zat in de stand naast de onze. Niet makkelijk, zo te moeten signeren terwijl een cameraploeg én een horde smachtende dames op uw vingers staat te kijken. Ocharme, Sergio.

15u00: mijn Boekenbeurs zit erop. Met een koelkast vol Grimbergen en een schuif vol zakken Lays-chips blik ik tevreden terug.

Boekenbeursberichten (2)

Lang, lang geleden was er eens… een koninkrijkje dat bulkte van de banketbakkers. Jaar na jaar zond de Koninklijke Academie voor Gebak en Suikergoed haar roomboterzonen de wijde wereld in. Van heinde en verre kwamen mensen naar het koninkrijk om hun BMI te ondermijnen met gebakjes, vlaaien en petitfours.

Hoogmis voor elke patisserier was de grote BanketBraderij – kortweg BB genoemd – die jaarlijks in november plaatsvond. Elke zichzelf respecterende bakker had er zijn eigen stand. Vaak stonden mensen in drommen aan te schuiven voor een handtekening en een hapje van ’s lands Bekendste Bakkers.

Dit jaar vierde  de Academie zijn 77ste braderij. Postduiven en herauten vertrokken naar de vier windstreken want voor deze editie moest elke bakker met een nieuwe signature dish op de proppen te komen. En de bakker, hij toog aan het werk.

De opening van de 77ste BB lokte massa’s volk. Doodvermoeid maar apetrots schoven bakkers collegiaal aan om hun creaties op de Koninklijke toontafel te plaatsen. Rijen en rijen roomtaarten vulden het marktplein.  Welk een suikerwerkpracht! Maar wat gebeurde er toen? De bakkers moesten het plein verlaten, alsof ze er niet meer toe deden! Terwijl hellebaardiers hen wegvoerden, weerklonk klaroengeschal en liep de koninklijke hofhouding het marktplein op. Ze schaarden zich rond het taartenbuffet.
Kirrend van de pret telde de koning tot drie… en mikte een macarontoren in het gezicht van zijn majordomus. De majordomus gooide met crème au beurre naar de kroonprins. Toen vloog het gebak alle kanten op.

Het taartengevecht was een groot succes. Barden bezongen het in herbergen en op kermissen. De Academie klopte zichzelf op de borst voor haar PR-stunt. En de bakkers? Zij keken verbijsterd toe hoe hun ambacht te kijk werd gezet in een platte kermisstunt en keerden stilletjes huiswaarts.

Afgelopen maandag werd het wereldrecord Boekendomino op de Boekenbeurs verbroken. ‘Een ode aan het boek,’ noemden ze het daar. Tja. Als het zo zit, wil ik alvast een ideetje voor volgend jaar lanceren: Boekentwister. Vier auteurs op het veld en boekentitels in plaats van kleuren. Omdat er toch geen kat op die panelgesprekken afkomt! Omdat het plezant is! LOL!

Boekenbeursberichten (1)

donderdag 31 oktober

10u45: uitreiking van de Hercule Poirotprijs in de Rode Zaal. Achter me zit een schoolmeisje met haar moeder. Zo te horen moet het meisje bij wijze van huiswerk een verslag van deze uitreiking schrijven. Ik weet dit omdat het kind haar pen vergeten heeft en door haar moeder publiekelijk de mantel wordt uitgeveegd. Moederlief maakt er een heuse vertoning van.

11u10: Aster Berkhof krijgt een prijs voor zijn gehele oeuvre. De 93-jaar-oude schrijver kan de prijs helaas niet komen oppikken omdat hij door zijn knie is gegaan. Uitgever Leo De Haes is er het hart van in. Die man houdt van zijn auteurs.

11u30: vragenronde met de genomineerde schrijvers. Luc Boonen kwam zittend in een boom op het idee voor zijn thrillerdebuut. Misschien zouden meer schrijvers dat moeten doen, in bomen kruipen. Misschien is de actie ‘in elke boom een schrijver’ wel een manier om de ontbossing tegen te gaan. Kanttekening: van welk materiaal maken we de boeken dan?
Laatste rondvraag: hoe is het gesteld met het misdaadgenre in het Vlaamse boekenlandschap? Help, er wordt hier een mening van mij verwacht.

11u45: drommels, collega Dhooge gaat met de prijs lopen. Lukas De Vos blijkt niet alleen een begenadigd laudatioschrijver maar ook een vriendelijke man die mijn boek graag heeft gelezen. Fijn dat te horen. John Vervoort geeft nog steeds les in het eerste jaar van de SchrijversAcademie. Er zijn nog zekerheden in het leven.

13u00: eerste signeersessie bij uitgeverij Vrijdag/Elkedag Boeken. Na afloop – ik had net de signeertafel verlaten – sta ik aan de kassa en zie iemand geïnteresseerd in mijn boek bladeren. Uiteindelijk legt ze het terug. Ik zet meteen de achtervolging in maar raak het spoor bijster.

vrijdag 1 november

15u30: tweede signeersessie bij uitgeverij Vrijdag/Elkedag Boeken. Eerst met Annemarie Estor en Lies Van Gasse. Nadien met de Nederlandse schrijfsters Rita Spijker en Gerda Crouset. De Nederlandse collega’s houden de verkoopstand bij. Voorlopig blijft het één-nul voor Gerda.

15u45: een man in beulskap loopt voorbij met een bijl op zijn rug. Neen, het is geen forumvlaming die alle gesubsidieerde, schrijvende cultuurbobo’s een kopje kleiner wil maken. En neen, ook niet Christophe Van Gerrewey die de Azerty-boekenmachine van Creatief Schrijven wil omhakken. Wel een promomeisje voor de Grijze Jager-boeken.

16u00: Kardinaal Danneels signeert aan de overkant. Ik vraag me af of hij niet geïnteresseerd zou zijn in een boek waarin een paus wordt omgebracht en of een boekenruil een goed idee zou zijn, maar ik word een beetje afgeschrikt door zijn knokploeg.

16u30: uitblazen in de cafetaria, waar ik een klasgenoot van de Middelbare School tegen het lijf loop. Maarten W. is neurochirurg en woont in het verre Limburg. Hij blijkt op de hoogte van mijn schrijverschap en leest zowaar al ’s mijn blog. Ik neem mijn notitieboekje ter hand, vul de datum van vandaag in en zet erbij: “eerste bloglezer gevonden”. Vervolgens vraag ik of hij nikske wil drinken.

Social media & sharing icons powered by UltimatelySocial
Facebook
Instagram