De nieuwe VERZiN ligt in de rekken as we speak. Dat betekent dat ik jullie weer mag trakteren op een column uit de oude doos. Theofiel & Henry is afkomstig uit het eerste nummer van 2016 (dossier: performen) en valt op deze eerste zonnige dag van het jaar bij voorkeur te savoureren in zacht januarilicht.
Boekenbeurs bij valavond. Een debuterende schrijfster vertelt over de literaire avond waaraan ze mee gestalte heeft mogen geven. Net afgestudeerd aan de SchrijversAcademie was het haar eerste keer achter de microfoon (als we haar boekvoorstelling even buiten beschouwing laten). Achteraf raakte ze aan de praat met een aanwezige auteur – een schrijver met naam en faam en tonnen podiumervaring. Hij vroeg haar waarom de Academie geen module woordkunst in haar lessenpakket had opgenomen. Meteen wist de schrijfster dat het niet goed was geweest, dat optreden van haar.
Ooit woonde ik een spoken word van Henry Rollins bij. De voormalige frontman van hardcorepunkband Black Flag zette een flesje water op een kruk, nam de microfoon in een houdgreep en stak van wal. Anderhalf uur lang hing het publiek aan zijn lippen. Rollins nam een daverend applaus in ontvangst en verdween met het ongeopende flesje water in de coulissen. Hoe graag ik het soms zou willen, ik ben bepaald geen Henry Rollins (zie foto) – het ontbreekt me aan eruditie, tatoeages en podiumprésence. Ik heb moeite om mijn publiek in de ogen te kijken, verlies de draad van mijn verhaal en mijn stem hapert als een Fyratrein. Optreden is voor mij geen improvisatieoefening, het vergt grondige voorbereiding. Toen ik Lies Van Gasses laatste boek mocht helpen voorstellen, leerde ik mijn tekst voor de spiegel uit het hoofd. Dat hielp. Ik ging niet af als een gieter en kreeg zowaar een lacher of twee op de hand.
Dichter Jess De Gruyter bij de voorstelling van zijn laatste bundel: “Zoals elke vertegenwoordiger weet, moet je een performer zijn om goed te verkopen, alleen ben ik niet geboren om op een podium te staan.”
Ik ben dus lang niet de enige.
De alomtegenwoordigheid van Maud Vanhauwaert (n.v.d.r.: ze was nog geen stadsdichter toen ik dit schreef) en andere slam poetry-finalisten bevestigen het: de tijden waarin je J.D. Salingergewijs de schrijver-kluizenaar kunt uithangen, zijn voorbij. Als je wilt dat je boek gelezen wordt, moet je de hort op. Bij elk nieuw boek tekeer gaan tegen “Het Literaire Wereldje” zoals [mxp] dat doet, hipstervragenrondes doorstaan op de literaire salons van Das Mag, of – als je hoerenchance hebt – bij Mattijs van Nieuwkerk op schoot.
Het boek schrijven doe je in de rust en afzondering van de zolderkamer of het Baltische schrijfverblijf, maar zodra je die pen hebt neergelegd, moet je de pet van de kleine zelfstandige opzetten. Kleine percentjes, rijke ventjes.
Elke schrijver een Theofiel Boemerang.