Stempels – een VERZiNcolumn

Nu de nieuwe VERZiN boven de doopvont wordt gehouden (zie boven), herinner ik me dat jullie nog twee columns van voorbije nummers te goed hebben. Tenminste, die pechvogels die zich intussen nog niet hebben kunnen abonneren. Hieronder vind je het stukje dat ik schreef voor de VERZiN van oktober-november-december 2014. Het thema was Fantasy en dat onderwerp liet me niet geheel onberoerd. Hieronder leest u waarom.

Herinner je je het laatste jeugdboek uit je kindertijd nog? Het laatste boek dat je leest voor je de oversteek naar de volwassenenfictie waagt? Het mijne heette Ogen van tijgers, de schrijfster ervan Tonke Dragt, het speelde zich in de toekomst af en het probleem ermee was dat het indruk op me had gemaakt.
In de bibliotheek van Mortsel was elk boek toen van een icoontje voorzien: Geeraerts droeg een revolver, Stephen King een doodshoofd, Tolkien een wolk. Welnu, dat ik de eerste jaren na mijn oversteek vaak van wolkenstempels voorziene romans uit de rekken zou halen, mag die Nederlandse schrijfster geheel en al op haar conto schrijven.

Waarom SF & Fantasy? Net als Ivo Victoria groeide ik in Edegem op. We fietsten door dezelfde straten en droegen onze boekentassen allebei door de betegelde gangen van het OLVE-college. Daar liggen de verhalen nergens voor het oprapen en moet een mens dus improviseren. Waar Victoria zich verbeeldde de Ronde van Frankrijk voor min-twaalfjarigen te winnen, nam ik het eerste het beste portaal naar een verzonnen wereld. Veel goede dingen gelezen. Helaas ook veel slechte. Op de duur werd ik ze beu, de bordkartonnen personages, de vergezochte namen, de dialogen waarin dingen gefluisterd, gestameld, gezworen en zelden gewoon gezegd werden. Zo rond de tijd dat ene George R.R. Martin aan de eerste versie van zijn A Game of Thrones begon, liet ik de wolkenboeken voor wat ze waren. Enkel op kantoor kom ik nog vergezochte namen tegen, in dossiers waar kinderen soms Frodo Vermeulen of Arwen Moerenhout worden genoemd.

In Lillo Boekendorp stootte ik twee jaar geleden weer op Tonke Dragt. Jeugdsentiment won het van gezond verstand. Ik herlas Ogen van tijgers diezelfde zomer. Een vergissing. Het boek was beter een mooie herinnering gebleven.
Ho maar, vóór u als fantasylezer ‘Et tu, Brute’ gaat scanderen: Jack Vance, Stephen Donaldson, Dan Simmons en zijn Hyperionboeken, ze blijven me stuk voor stuk dierbaar. En Neil Gaiman volg ik nog steeds geïnteresseerd. Bovendien heb ik zo Kurt Vonnegut en J.G. Ballard ontdekt. Dus ja, een goed boek is en blijft een goed boek, ongeacht de stempel op zijn cover. Mais pour les mauvais livres la même chose. Want een op hol geslagen verbeelding levert niet altijd een meesterlijke roman op.
Verder is het een kwestie van tijd voor ik op kantoor de eerste Cersei Yserbyt of Melisandre De Munck mag ontmoeten.

De miserie van George R.R. Martin

In 2003 was de Amerikaanse schrijver Chuck Palahniuk – u kent de man van het fantastische Fight Club – op boektournee. Wat hij onder meer voorlas was Guts, een kortverhaal waarin een man zich regelmatig naar de bodem van het zwembad laat zakken om daar vuil manieren te doen. Op een keer loopt het echter fout. Het ventilatiesysteem van het zwembad hecht zich aan zijn anus vast en zuigt zijn darmen naar buiten.
Palahniuk haalde met zijn tournee de kranten omdat er tijdens de voorleessessie mensen begonnen flauw te vallen en wel na een passage waarin het hoofdpersonage een half verteerde maïskorrel en een pindanootje door het water ziet zweven. Dat betekenisvolle detail deed het hem. In totaal zouden er 73 mensen tijdens het voorlezen van Guts flauwvallen.

Stephen Kings roman Misery, over een schrijver die gegijzeld wordt door een getikte verpleegster, kreeg in 1990 een behoorlijk getrouwe verfilming met James Caan en Kathy Bates in de hoofdrol. Om ervoor te zorgen dat de schrijver aan zijn bed gekluisterd blijft, pakt de verpleegster op een bepaald moment zijn voeten aan. In het boek gebeurt dat met een bijl, in de film met een voorhamer. Wat mij op de sofa in elkaar deed krimpen, was niet zozeer de hamerzwaaiende Bates maar het feit dat ze een houtblok tussen zijn benen klemt voor ze gaat meppen. Alweer, het betekenisvolle detail.

In de Knack Focus staat deze week een stukje over George R.R. Martin, u weet wel, de schrijver van Het lied van ijs en vuur, de boeken waarop Game of Thrones gebaseerd is. Vijf vuistdikke boeken ver is de man intussen en hij heeft er naar eigen zeggen nog twee te gaan. Met 35 miljoen verkochte exemplaren zou je kunnen zeggen: George heeft zijn day time job al een tijdje niet meer nodig en kan naar hartenlust pennen. Niets is minder waar. Hij komt niet tot schrijven toe. En dat ligt voor een stuk aan zijn lezers.

George heeft namelijk de onhebbelijke gewoonte om op tijd en stond een hoofdpersonage over de kling te jagen en zet de verhaallijnen anders uit dan zijn fans dat zouden willen. Resultaat: na het verschijnen van deel vier – en toen was er nog totaal geen sprake van de HBO-reeks – ontving George duizenden woedende brieven en e-mails van teleurgestelde fans. (U moet het filmpje hierboven maar eens bekijken om te zien hoe fel mensen kunnen reageren op een plotwending.)

Tijdens het lezen van het artikel moest ik aan Misery denken. George heeft namelijk altijd gezegd dat de boeken geen Disney-einde zullen kennen. Wat als allemansschatje Daenerys Targaryen in boek zeven opgepeuzeld wordt door één van haar draken? Wat als de dwerg besluit om dat hele IJzeren Troon-gedoe achterwege te laten en voor een carrière als stand-upcomedian gaat? Wat als heel Westeros op het eind gearresteerd wordt en in politiecombi’s gestoken?

Hopelijk heeft die ene getikte fan die George op een maanloze avond in zijn kofferbak mikt geen voorhamer in huis.

Social media & sharing icons powered by UltimatelySocial
Facebook
Instagram