John Williams: de man die de perfecte roman schreef

Ach, het leven, wat een amateuristische voorstelling.
– John Williams

In De man die de perfecte roman schreef borstelt Charles J. Shields een voornamelijk literair portret van de schrijver van Butcher’s Crossing, Stoner en Augustus. Shields is daarmee niet aan zijn proefstuk toe: eerder portretteerde hij Harper Lee en Kurt Vonnegut. Bezoekers van deze site zullen nauwelijks verbaasd zijn als ik zeg dat ik de Vonnegutbiografie intussen 3 x gelezen heb. Ook die van John Williams komt vroeg of laat opnieuw op de leesstapel, niet alleen omdat hij bijzonder lezenswaardig is, maar omdat het voor een schrijver duivels interessant blijft om te zien hoe collega’s het klaarspelen: dat leven en dat schrijven combineren.

Geen sinecure voor John Williams, zo blijkt. De man stelde zijn leven ten dienste van de literatuur, maar erkenning viel hem niet of nauwelijks te beurt. Het begon al bij uitgeverij MacMillan, die de fout beging een westerntafereel op de cover van Butcher’s Crossing te plaatsen, waardoor het boek verkeerdelijk als western – en Williams als westernschrijver – werd bestempeld en een vernietigende recensie in The NY Times kreeg (“Het verhaal wikkelt zich af zoals een slak zich door een vijver met stroop beweegt”). Gevolg: het boek verkocht nauwelijks en een auteursbeurs werd afgewezen.

Leven van de pen zat er voor Williams niet in: de man zou zijn leven lang professor blijven aan de universiteit van Denver. Denk overigens niet dat zijn academische vrienden om zijn boeken maalden. Toen hij bij het verschijnen van Stoner piekfijn uitgedost in de kamer van de vakgroep Engels plaatsnam en daar de dag al rokend en koffiedrinkend doorbracht, was het aantal docenten dat hem kwam feliciteren op één hand te tellen. En ondanks zijn staat van dienst werd zijn verzoek om minder uren te doceren, zodat hij op gevorderde leeftijd meer tijd aan zijn schrijftafel kon doorbrengen, door de universiteit geweigerd.

Hoewel hun proza torenhoog en mijlenbreed van elkaar verschilt, vertonen de levens van Kurt Vonnegut en John Williams opvallende gelijkenissen. Beiden onderhielden ze moeizame relaties met de vrouwen in hun leven, beiden doceerden ze creatief schrijven, beiden waren ze verslingerd aan een goed glas, bij beiden loerde de verbittering om de hoek, en, last but not least: beiden waren notoire kettingrokers – Williams zou op 72-jarige leeftijd aan longproblemen overlijden. Het grote verschil tussen de Amerikaanse auteurs was dat Vonnegut nog leefde toen hij met Slaughterhouse-Five doorbrak bij het grote publiek, terwijl Williams al geruime tijd onder de zoden lag voor hij aan de beurt kwam.

Over miskende schrijvers gesproken: op pagina 296 wandelt Richard Yates het boek binnen, volgens Esquire toen “de minst beroemde grote schrijver”. Omdat zijn reputatie hem voorging, werd hij bij zijn bezoek onder toezicht van een oud-student gesteld, die het volgende over hem vertelde: “… over elke schrijver die ik noemde, had Yates een grove, laatdunkende anekdote over de persoonlijke kleine zondes te melden, die altijd werd voorafgegaan door die schelle kreet – ‘Há!’ Helaas was de heer Yates in Denver weer volledig aan de drank.” Shields zou aan Yates een vette kluif hebben gehad, ware het niet dat Blake Bailey reeds op dat idee was gekomen.

John Williams: de man die de perfecte roman schreef was het laatste boek dat ik in 2017 uitlas. Laat het het eerste boek zijn dat u in 2018 openslaat.

parochie van miserie – over ‘Een klein leven’ van H. Yanagihara

 De kritieken waren unaniem lovend. Mijn oog viel erop in boekhandel Theoria. En ik had nog een treinrit van dik anderhalf uur voor de boeg. Ik dus met deze dikke tearjerker (zo beloofde de flaptekst tenminste) onder de arm naar het station.

Volgens dezelfde flaptekst gaat Een klein leven over vier studievrienden die samen hun weg in New York zoeken: de charmante acteur Willem, de excentrieke kunstenaar JB, de getalenteerde architect Malcolm en Jude St. Francis. U ziet het al, laatstgenoemde krijgt geen omschrijving mee. Lijdend Voorwerp-Jude dan maar? Want Jude wordt achtervolgd door “demonen uit het verleden”.

SPOILER ALERT! Ligt het boek nog met ongebroken rug op het nachtkastje? Stop dan NU met lezen.

Dat van die vier studievrienden, vergeet dat maar. In de eerste honderd bladzijden komen ze misschien alle vier aan bod, maar nadien verdwijnen Excentrieke Kunstenaar en Getalenteerde Architect zo goed als volledig uit beeld, om terloops op te duiken tijdens Thanksgiving-dineetjes waar ze wel mogen vaststellen hoe erg het gesteld is met Jude maar nooit ofte nimmer mogen vragen wáárom het zo erg gesteld is met Jude.
En ook Charmante Acteur is klokvast ribbedebie. Als Hollywoodheld wordt hij immers op exotische locaties verwacht. Om de zoveel bladzijden keert hij weer, als een benevolente Moby Dick die af en toe door het wateroppervlak breekt, om Jude bij te staan in zijn kwellingen.

Over die kwellingen blijft de lezer lange tijd onwetend. Jude houdt de kaken namelijk bladzijden lang stijf op elkaar. En zijn studiemakkers dringen niet echt aan. Eerlijk gezegd reageren zij nogal lauwtjes op Judes stilzwijgen en zelfverminking. Dikke vrienden? Het zal wel. Dikke vrienden zouden tekst en uitleg eisen als hun beste maat met derdegraads brandwonden op de spoed beland. Trouwens, we komen nooit ook echt te weten waarom de drie überhaupt dikke maatjes willen wezen met een figuur als Jude. Hij doet zijn mond nooit open, blaft bijwijlen iedereen af en als het hem niet aanstaat, sluit hij zich op of zet het op een lopen. Om het met de Youtube-lui van Cinemasins te zeggen: Jude St. Francis is a dick to his friends.

En dat. Zevenhonderd. Bladzijden. Lang.

Uiteindelijk moet Charmante Acteur het met Jude aanleggen om de waarheid los te peuteren. En die waarheid mag er wezen! Als kind werd hij in een klooster geplaatst en – zoals dat met kloosters gaat – misbruikt. Hij vluchtte met Broeder Luke en werd door Broeder Luke misbruikt en tot prostitutie gedwongen. Hij vluchtte weg, liftte zich een weg door het land en werd onderweg door truckchauffeurs misbruikt. Alerte Dokter Traylor nam hem onder zijn hoede, sloot hem in het soutterain op en, o ja, misbruikte hem. En wat denk je wat er gebeurde toen hij opnieuw geplaatst werd?

Beterschap op komst, zou je dan denken. Vergeet het. Lijdend voorwerp-Jude heeft nauwelijks uit de biecht geklapt of hij wordt weer langs alle kanten te grazen genomen. Werkelijk niets blijft de man bespaard! Om het met de lui van Cinemasins te zeggen: Yanagihara is a dick to her protagonist.

En Jude zelf? Die zwijgt en slaapt en zwijgt en vergeet te eten en zwijgt en snijdt zich met scheermesje en zwijgt en verontschuldigt zich voor zijn gedrag en zwijgt opnieuw.

Cut. Cry. Sleep. Repeat.

En dat. Zevenhonderd. Bladzijden. Lang.

Want de Jude St. Francis op bladzijde 1 is dezelfde Jude St Francis van pagina 750. Ouder en zonder benen maar verder krèk dezelfde. Ergens onderweg blijkt hij zich meer aangetrokken te voelen tot mannen dan tot vrouwen, maar dat hebben we van horen zeggen. Hij schijnt een gehaaide advocaat te zijn, maar ook dat hebben we van horen zeggen. Tell, don’t show, luidt het bij Yanagihara.

Het laatste hoofdstuk overtuigt. Yanagihara is immers wel degelijk een begenadigd schrijfster. Maar dan is het kalf allang verdronken. Wat een ontroerend sluitstuk moest zijn, werd bij mij “de-laatste-vijftien-pagina’s-nog-even-doorbijten-Bontenakel”. Doodjammer

Het boek is uit nu. Enkele weken over gedaan. Niet één traan gelaten. (Ook nergens om moeten lachen.) Ocharme de scenarist die het boek in een film zal moeten gieten. Want Yanagihara lonkt met haar parochie van miserie wel erg nadrukkelijk naar Hollywood. Terwijl… als je per se een film over misbruik binnen de kerk wil zien, kijk dan liever naar Spotlight. Mark Ruffalo, Rachel McAdams en die wittekop uit Mad Men doen erin mee.

Ja, Spotlight raad ik wél aan.

De miserie van George R.R. Martin

In 2003 was de Amerikaanse schrijver Chuck Palahniuk – u kent de man van het fantastische Fight Club – op boektournee. Wat hij onder meer voorlas was Guts, een kortverhaal waarin een man zich regelmatig naar de bodem van het zwembad laat zakken om daar vuil manieren te doen. Op een keer loopt het echter fout. Het ventilatiesysteem van het zwembad hecht zich aan zijn anus vast en zuigt zijn darmen naar buiten.
Palahniuk haalde met zijn tournee de kranten omdat er tijdens de voorleessessie mensen begonnen flauw te vallen en wel na een passage waarin het hoofdpersonage een half verteerde maïskorrel en een pindanootje door het water ziet zweven. Dat betekenisvolle detail deed het hem. In totaal zouden er 73 mensen tijdens het voorlezen van Guts flauwvallen.

Stephen Kings roman Misery, over een schrijver die gegijzeld wordt door een getikte verpleegster, kreeg in 1990 een behoorlijk getrouwe verfilming met James Caan en Kathy Bates in de hoofdrol. Om ervoor te zorgen dat de schrijver aan zijn bed gekluisterd blijft, pakt de verpleegster op een bepaald moment zijn voeten aan. In het boek gebeurt dat met een bijl, in de film met een voorhamer. Wat mij op de sofa in elkaar deed krimpen, was niet zozeer de hamerzwaaiende Bates maar het feit dat ze een houtblok tussen zijn benen klemt voor ze gaat meppen. Alweer, het betekenisvolle detail.

In de Knack Focus staat deze week een stukje over George R.R. Martin, u weet wel, de schrijver van Het lied van ijs en vuur, de boeken waarop Game of Thrones gebaseerd is. Vijf vuistdikke boeken ver is de man intussen en hij heeft er naar eigen zeggen nog twee te gaan. Met 35 miljoen verkochte exemplaren zou je kunnen zeggen: George heeft zijn day time job al een tijdje niet meer nodig en kan naar hartenlust pennen. Niets is minder waar. Hij komt niet tot schrijven toe. En dat ligt voor een stuk aan zijn lezers.

George heeft namelijk de onhebbelijke gewoonte om op tijd en stond een hoofdpersonage over de kling te jagen en zet de verhaallijnen anders uit dan zijn fans dat zouden willen. Resultaat: na het verschijnen van deel vier – en toen was er nog totaal geen sprake van de HBO-reeks – ontving George duizenden woedende brieven en e-mails van teleurgestelde fans. (U moet het filmpje hierboven maar eens bekijken om te zien hoe fel mensen kunnen reageren op een plotwending.)

Tijdens het lezen van het artikel moest ik aan Misery denken. George heeft namelijk altijd gezegd dat de boeken geen Disney-einde zullen kennen. Wat als allemansschatje Daenerys Targaryen in boek zeven opgepeuzeld wordt door één van haar draken? Wat als de dwerg besluit om dat hele IJzeren Troon-gedoe achterwege te laten en voor een carrière als stand-upcomedian gaat? Wat als heel Westeros op het eind gearresteerd wordt en in politiecombi’s gestoken?

Hopelijk heeft die ene getikte fan die George op een maanloze avond in zijn kofferbak mikt geen voorhamer in huis.

een geval van ordeverstoring (2)

Ik ging het dus hebben over Een geval van ordeverstoring, uitgegeven in 1975, vorig jaar in dit taalgebied verschenen bij de Arbeiderspers. En wat lezen we op pagina 16?
“Een paar jaar geleden hadden ze, als goedkope wijkplaats voor hun huwelijkse bestaan, samen een spotgoedkoop souterrainappartement in Varick Street gehuurd (…) Ze hadden het schoongemaakt en witgeverfd, ze hadden het voorzien van een tweepersoonsbed en een goed gevulde drankkast, een tweedehandskachel, een koelkast en genoeg spullen om het er ‘gezellig’ uit te laten zien (…)”

“Ze” slaat op hoofdpersonage John Wilder en Paul Borg, en de reden waarom de twee vrienden er een souterrain op nahouden, is dezelfde als die van de vijf vrienden uit Erik Van Looy’s Loft – vuil manieren. Voor Bart De Pauw vormde de loft de basispremisse voor een door wantrouwen, verdachtmakingen en flashbacks voortgestuwd scenario, schrijver Richard Yates stuurde zijn roman een geheel andere kant uit. Bij hem geen dode Marie Vinck in het tweepersoonsbed, want op pagina 25 wordt protagonist John Wilder wakker in een psychiatrische kliniek. En de rest van het boek ontwikkelt zich zoals we van Yates gewend zijn.

John Wilder werkt voor een prestigieus wetenschappelijk tijdschrift. Hij is goed in zijn vak, heeft een belezen, mooie vrouw en is vader van een zoon van tien. Tot zover de façade. Want Wilder is ongelukkig. Hij droomt van een toekomst als filmproducer. Hij is een trage lezer, is nooit op een filmset geweest maar omdat hij graag films ziet en ze nog liever analyseert, denkt hij het in Hollywood te kunnen maken. En wat wil het toeval? Na zijn ziekenhuisopname ligt hij met een fles whisky en een meisje tussen de lakens films te analyseren, en zegt dat meisje plots: “Als je daar nu ’s een film over draait, over dat ziekenhuis.”

Net zoals bij zijn andere romans overviel me de neiging om tijdens het lezen een hand voor mijn ogen te houden, om mezelf de vernedering en de schaamte te besparen die de personages in het boek moeten ondergaan. Vergeefse moeite. Ik parafraseer even Maurice De Brabandere uit Van vlees en bloed: de emmer der vernedering zit helemaal vol. En Yates dwingt zijn lezers om hem samen met zijn personages tot de laatste druppel leeg te drinken.

Een geval van ordeverstoring is niet zijn beste boek. Te veel aandacht gaat naar het door waanvoorstellingen geplaagde hoofd van de hoofdpersoon, en te weinig naar de twee vrouwen in zijn leven. Zij blijven onuitgewerkte kanttekeningen in de marge en dienen te veel als boksbal voor Wilders paranoïde tirades. Misschien omdat het hoofdpersonage te dicht op de huid van de schrijver zit. Yates werd namelijk zelf ooit opgenomen in de psychiatrie en net als Wilder was hij een notoire drinker.

Maar ook een mindere Richard Yates is en blijft wis en waarachtig de moeite waard.

een geval van ordeverstoring (1)

Een hele maand verstreken zonder dat er ook maar één tekst op deze website is verschenen?! Nul komma niks geen eindejaarslijstjes, goede voornemens of nieuwjaarsbeschouwingen?! ‘Wat is er, menneke, tong verloren?’ zoals de plezante nonkel het in mijn kinderjaren op menig familiefeest placht te verwoorden.
Wat kan ik zeggen? Soms gaat het leven met je aan de haal. Je werkt aan je vierde roman, schrijft de uren weg, en als je halverwege de eerste versie bent, kijk je uit het raam, en merk je dat het intussen donker is geworden en dat Studio Brussel vanuit de Schorre in Boom staat uit te zenden. Je leest boeken. Je komt aan op het kantoor waar je werkt en merkt dat er ingebroken werd. Je komt enkele weken later nog ’s aan op kantoor en merkt dat er opnieuw ingebroken werd. Je viert je verjaardag en loopt nog harder je rondjes in het Middelheimpark, op de vlucht voor het klimmen der jaren. Je leest boeken. Je zuster komt samen met je petekindje overgevlogen uit het door smogdekens verstikte Shanghai om samen met je de kerst door te brengen en het ontroert je mateloos. En is ontroering niet de mooiste emotie?

Een geval van ordeverstoring. Voor zij die dachten dat ik het met zo’n titel over GAS-boetes of Antwerpse burgemeesters ging hebben, péch! De titel hoort bij het eerste boek dat ik in 2014 heb uitgelezen – Disturbing the peace van Richard Yates. Wie deze site al ’s bezoekt – ja, ik heb het tegen u, J.D. uit Z. – weet dat ik deze auteur (zie foto) loop aan te prijzen zoals Theofiel Boemerang zijn stofzuigers aan tante Sidonie verlapt.

Word ik ontroerd door zijn romans? Zelden. Yates is een meedogenloze chroniqueur van het leven dat we met zijn allen lijden. Net als jij en ik voelen de hoofdpersonages uit zijn romans zich beter dan hun buren, met wie ze hun spouwmuur maar niet hun kleinburgerlijkheid delen. Net als jij en ik beschouwen ze hun leven als een te effenen pad naar een betere toekomst. Natuurlijk zijn ze niet anders of specialer dan de rest. Ze worden ontgoocheld, vernederd, stapelen de ene fout op de andere. Ze denken dat ze malchance hebben, maar in feite hebben ze hun falen geheel en al aan zichzelf te danken. Het zijn hun eigen kleine kantjes, gebreken, onhebbelijkheden, misvattingen die maken dat hun ondernemingen tot mislukken gedoemd zijn. En wie op verlossing rekent, komt bedrogen uit. Of het nu Robert Prentice is uit Een speciaal soort voorzienigheid, Emily Grimes uit Paasparade of de in Revolutionary Road woonachtige Frank en April Wheeler, op het einde van de dag laten ze hun kapotte dromen bij de leeggedronken flessen op het aanrecht achter.

Het hoofdpersonage uit Een geval van ordeverstoring heet John C. Wilder. Over hem én zijn band met Erik Van Looy heb ik het volgende keer.

over werkloze schrijvers en lezers met een haardvuur

Het zal de meesten onder u wellicht ontgaan zijn – u bent de laatste dagen voornamelijk bezig met Syrië, Yosemite en de trailer voor het 2de seizoen van Game of Thrones (Carice van Houten! Met de gifbeker! In de kamer met die snijwerktafel!) – maar het is boel geweest in letterenland. De meningen zijn verdeeld of we het incident al dan niet als literaire polemiek kunnen boekstaven, maar daarover is reeds voldoende e-inkt gevloeid. U kan niet volgen?

Wel, het begon allemaal met een stuk van Marnix Peeters in DM van zaterdag. Inderdaad, Marnix Peeters is die schrijver met zijn boektrailer op Acht. Peeters combineert zijn reporterbaan met zijn schrijverschap en werkt ’s nachts tussen halftwee en halfzes aan zijn oeuvre. Ik hoef u niet te vertellen wat voor een uitputtingsslag dat is. De arme man staat op zijn portretfoto dan ook grondig in zijn ogen te wrijven.

In het stuk beschrijft hij een bizarre reeks ontmoetingen met een specimen dat hij zelf omschrijft als: De Echte Auteur. Tijdens zijn loopbaan is Peeters diep kunnen doordringen in diens habitat en heeft hij diens gewoonten grondig bestudeerd. Zo lijkt De Echte Auteur niet te willen werken omdat zulks zou interfereren met de creatieve en artistieke processen. Hij treedt hij ook niet graag op, naar eigen zeggen omdat zijn werk in stilte gesavoureerd moet worden, bij voorkeur door De Aandachtige Lezer, een creatuur dat naar het schijnt over een haardvuur en een fenomenale wijnkelder beschikt.

Aandachtspuntje: Peeters gelooft niet in het bestaan van De Aandachtige Lezer, en verwijst hem resoluut naar het rijk der fabelen, zo ergens tussen de Verschrikkelijke Sneeuwman en de Chupacabra in.

Peeters besluit met de stelling dat het leven van De Echte Auteur geen pretje is. Hij lijdt voortdurend pijn pijn pijn. Ja, het staat er drie keer, dus dat moet verdraaid zeer doen.

Begin deze week volgde de reactie van collega-schrijver Christophe Van Gerrewey. Volgens Van Gerrewey bestaat De Aandachtige Lezer wel degelijk. Of De Aandachtige Lezer over een haardvuur dan wel een wijnkelder beschikt, laat hij echter in het midden.

Wie gelijk heeft, dient u voor uzelf uit te maken. Ik kan u enkel dit zeggen: vanop mijn stek in de periferie van de letteren heb ik nog nooit een exemplaar van De Echte Auteur of De Aandachtige Lezer mogen ontmoeten. De auteurs die ik ken, hebben een full- of parttime job (en wallen onder hun ogen) en kruipen met wisselend succes op een podium. En de lezers die ik heb ontmoet, willen vooral dat het boek “als een trein leest” zodat ze het “in één ruk” kunnen verhapstukken. Eén van mijn lezers beschikt bijvoorbeeld wel over een open haard, maar verkiest het toilet om zijn boeken op te savoureren. (Jawel, J.D. uit Z., ik heb het over u.)

Voorlopig verwijs ik dus zowel De Echte Auteur als De Aandachtige Lezer naar het rijk der fabelen, waar ik ze catalogeer tussen het oermensdieet en de anale sonde-alien.
Maar misschien ligt het aan mij en moet ik gewoon wat meer buitenkomen. Misschien moet ik zelf maar op ontdekkingsreis. En als mijn volgende boek dan uitkomt – want dat schijnt het beste moment te zijn voor een wetenschappelijke primeur – vertel ik er alles over in de krant. Maar niet voor ik eerst ’s lekker lang geslapen heb.

J.G. Ballard schreef een boek (en dan nog één)

Ik ging het dus over J.G. Ballard hebben. Mogelijk kent u deze schrijver vooral van de film: Steven Spielbergs Empire of the sun bijvoorbeeld. Of Crash (die over seks tijdens verkeersongelukken, niet die waarin Sandra Bullock van de trap valt.) Wel, in de Permeke-bibliotheek waren twee titels beschikbaar. Millennium-mensen en Cocaïnenacht. Ik begon met de eerste.

Wil je de korte inhoud? Hou je vast. Wanneer er iets naars gebeurt met een dierbare, wil de ik-figuur, een man van middelbare leeftijd, weten wat er aan de hand is. Snel beseft hij dat de daders moeten gezocht worden in zijn eigen kringen, die van de hogeropgeleide middenklasse. Hij raakt verzeild in een soort sekte, geleid door een goeroe met een sportief voorkomen en zijn verleidelijke adjudante. Ondanks het feit dat hij zich als een – niet al te snuggere – toeschouwer gedraagt, wint hij hun vertrouwen. Hij raakt bevriend met de goeroe, heeft lekkere seks met de adjudante en raakt verstrikt in een kluwen van intriges.

Meer verklap ik niet van de plot van Millennium-mensen. Wacht… Ik bedoel… Meer verklap ik niet van de plot van Cocaïnenacht. Of toch niet… Warempel, de plot van beide boeken is gewoon identiek.

In Millennium-mensen heet de ik-figuur David Markham. Wanneer zijn ex omkomt in een bomaanslag, gaat deze ervaren psycholoog op onderzoek uit. Al snel infiltreert hij in een groep anarchisten onder de charismatische leiding van dokter Richard Gould. Samen met de verleidelijke Kay Churchill en een handvol trawanten wil hij de middenklasse bevrijden van de ketens van de consumptiemaatschappij. Maar hun campagne loopt volledig uit de hand.

In Cocaïnenacht heet de ik-figuur Charles Prentice. Wanneer zijn broer opgepakt wordt voor vijfvoudige moord, reist deze journalist af naar de Spaanse badplaats Estrella del Mar. Al snel leert hij de charismatische tenniscoach Bobby Crawford kennen. Samen met de ravissante dokter Paula Hamilton en een handvol trawanten wil hij de halfcomateuze bewoners van de badplaatsen uit hun lethargie bevrijden. Maar hun campagne loopt volledig uit de hand.

Van Ballards roman Super-Cannes ken ik enkel de korte inhoud. Het handelt over een mysterieuze moord in een enclave van hogeropgeleide werknemers aan de Rivièra. Ik denk niet dat ik hem nog hoef te lezen.

Iets anders nu. In 2005 verscheen De vermiste wereld, de laatste roman van Alstein. In een interview stelde Frank Hellemans dat de auteur allesbehalve een veelschrijver was. Alstein beaamde en zei: “Een schrijver maakt een verhaal over de liefde tussen een man en een vrouw ergens in Bretagne. Nadien schrijft hij een liefdesverhaal over twee vrouwen in de Auvergne, gevolgd door een romance tussen twee mannen in de buurt van Lyon.” Daarmee citeerde hij in feite Marguerite Yourcenar, die er de herhalingsdwang van sommige auteurs mee aan de kaak wilde stellen. En dat hij toch niet elke twee jaar hetzelfde boek ging maken.

J.G. Ballard is een groot schrijver, en een aantal van zijn boeken heb ik graag gelezen. Maar de man had beter naar Alstein geluisterd.

Social media & sharing icons powered by UltimatelySocial
Facebook
Instagram