Poe-tie-wiet? – een Verzincolumn

De nieuwe Verzin heeft intussen zijn weg naar uw postbus gevonden. Naast interviews met Nina Weijers, Anna Enquist en Lenny Peeters wordt er ook aandacht besteed aan censuur in de (Westerse) literatuur – iets wat ik als PEN-bestuurslid alleen maar kan toejuichen.
Traditiegetrouw gooi ik bij elk nieuw nummer een oude column online. Bij deze.

PA SYSTEM: “Attention, all base members must report for a drug test for marij – marija -… disregard last transmission.”

M*A*S*H is een film van regisseur Robert Altman (1925-2006) over de lotgevallen van een Amerikaans veldhospitaal tijdens de Koreaanse oorlog. De film uit 1970 won de Palme d’Or in Cannes, de Golden Globe voor beste film en een Oscar voor beste scenario. M*A*S*H en The Big Lebowski zijn tot dusver de enige films die me keer op keer weer doen schaterlachen.

Hij had besloten om eeuwig te leven of tenminste strevend hiernaar te sterven en telkens wanneer hij opsteeg, bestond zijn enige taak erin om zijn toestel heelhuids weer aan de grond te zetten.

Met Catch-22 schreef Joseph Heller een roman over de absurditeit van de Tweede Wereldoorlog. Protagonist Yossarian toont zich ontzet over de vaststelling dat allerhande nobele onbekenden hem proberen te doden. Hij wil maar één ding: heelhuids uit de oorlog komen, maar wordt daarin gedwarsboomd door de sinistere bureaucratische logica van de zogeheten Catch-22. Het boek werd in eerste instantie naar het Nederlands vertaald als Paragraaf 22, maar behield in latere edities zijn oorspronkelijke titel omdat het begrip in tussentijd zijn weg naar ons woordenboek had gevonden.

Catch-22 is een van de drie bekendste Amerikaanse romans over de Tweede Wereldoorlog. De tweede is The Naked and the Dead van Norman Mailer. Het derde: Slaughterhouse 5 van Kurt Vonnegut. Aan Vonneguts bekendste roman gingen twintig jaar van worsteling en wanhoop vooraf. De schrijver was krijgsgevangene in Dresden toen de geallieerden de stad met tapijtbombardementen in de as legden en maakte de gruwel van de oorlog vanop de eerste rij mee. In 1967 keerde Vonnegut terug maar het bezoek aan de onherkenbaar veranderde stad zette weinig zoden aan de dijk. Gortdroge research – het aantal geallieerde bommenwerpers, de tonnage aan explosieven – leverden geen bruikbaar materiaal op. Bovendien was hij er als de dood voor om een boek te schrijven dat als een pro-oorlogspamflet kon worden geïnterpreteerd. Redding kwam na het lezen van Célines Voyage au bout de la nuit. Vonnegut besloot zijn waarheidsgetrouwe vertelling los te laten en zijn verbeelding te omarmen. Slaughterhouse 5 werd een non-lineaire satire met een onbetrouwbare verteller in de hoofdrol.

Rauwe, realistische anti-oorlogsfilms als Full Metal Jacket en Saving Private Ryan werden inmiddels gerecupereerd door haviken op oorlogspad. Dat zal niet zo gauw gebeuren met een M*A*S*H, een Catch-22 en een Slaughterhouse 5.

Of hoe humor het verschil kan maken.

mannen met geweren

‘Nonkel Dimitri, je moet oppassen voor de mannen met geweren.’

Mijn zuster woont met haar echtgenoot en zoontje in Shanghai. Elke week skypen we met elkaar. Eerst praat ik de voorbije week door met mijn zus, daarna vertel ik een verhaaltje aan mijn petekindje. Het maakt niet uit waarover de vertelling gaat, zolang de leeuwenkoning en zoon Simba er maar in voorkomen, want dat zijn z’n helden du jour. Afgelopen zondag, toen het verhaaltje verteld was en we afscheid namen, wilde hij nog één ding kwijt: dat ik moest oppassen voor mannen met geweren. Net vier geworden en al weet hebben van mannen met geweren. Het brak mijn hart.

Ik ben geen helikopternonkel – mocht de term al bestaan – en ik weet dat je een kind niet mag overbeschermen, maar ik had mijn petekind liever geadviseerd hoe hij reuzen of heksen te slim af moest zijn, of hoe hij een draak moest temmen. Tegen mannen met geweren staat mijn verbeelding machteloos.

Toen Kurt Vonnegut – ja, hij weer – aan zijn oud-legermakker Bernard O’Hare vertelde dat hij een boek ging schrijven over hun krijgsgevangenschap in Dresden, schoot Bernards vrouw in een Franse colère. ‘You were just babies in the war!’ riep ze uit. ‘But you’re not going to write it that way, are you? You’ll pretend you were men instead of babies, and you’ll be played in the movies by Frank Sinatra and John Wayne or some of those other glamorous, war-loving, dirty old men.’ Vonnegut nam haar woorden ter harte. Het boek heet voluit Slachthuis 5 of de kinderkruistocht. Hoe bedoel je, je hebt het nog niet gelezen?

Aleppo 2013 – 68 jaar na Dresden, 800 jaar na die Kinderkruistocht waar Thea Beckman ooit een boek aan wijdde. Vaders rouwen om de kapotte kinderlijfjes in hun armen. Vaders zoeken naar hun ten strijde getrokken zonen op het slagveld (zonen die nauwelijks uit de pubertijd zijn). Kinderen verplegen gewonde vaders in onderbemande ziekenhuizen. Hoe moeten die mensen ginder hun kinderen nog troosten als ze ’s nachts ontwaken uit een nachtmerrie? Dat het tentakelmonster onder hun bed niet bestaat? Wanneer staetsmenschen ten oorlog wenschen te trekken, dient men de kleyn mannen in de vuerlinie te plaetschen – het is een ongeschreven regel die al eeuwen meegaat.

Allemaal dingen die door mijn hoofd schoten toen dat vierjarige knulletje me voor onheil wilde behoeden. Ik heb hem gezegd dat hij zich geen zorgen hoefde te maken. Dat het in België al bij al meeviel met de mannen met geweren. Wat kon ik anders?

Social media & sharing icons powered by UltimatelySocial
Facebook
Instagram