de welgemeende fuck you van Twin Peaks, The Return (1)

Hij heeft ons wéér te grazen genomen. Vijfentwintig jaar na de feiten heeft David Lynch ons weer serieus bij ons pietje. De smeerlap.

Achttien afleveringen waren het. Ik heb er een paar weken voor nodig gehad, want bingewatchen is er in dit universum – vol kolder maar gruwelijk als een Francis Bacon-doek – niet bij. En dan zie je het scherm zwart worden na de allerlaatste scène en zakt je mond weer helemaal open. Net zoals hij dat vijfentwintig jaar geleden had gedaan toen Dale Cooper die spiegel een kopstoot gaf en demonisch begon te lachen.

Ik was eerstejaarsstudent toen ze het eerste seizoen van Twin Peaks op het scherm loslieten, niet eens zóveel jonger dan de acteurs die in de serie debuteerden. Twin Peaks was een aha-erlebnis. In die tijd was er niets op tv. Niks! Je moest het stellen met MacGyver, Beverly Hills 90210 en de praatprogramma’s van Jan Van Rompaey. Geen wonder dus dat iedereen aan de buis zat gekluisterd zodra de muziek van Badalamenti begon te spelen. Ik herinner me nog hoe ik in de bibliotheek van Mortsel een moeder van drie aan de balie naar ‘et dagboek van Lauwra Pallemer hoorde vragen. Ik herinner het me omdat ik het boek van Jennifer Lynch (de dochter) gekocht en gelezen had. Om maar te zeggen dat ik fanboy van het eerste uur was, net zoals zovele Generation X’ers van toen, want zo noemden ze onze generatie in die tijd. Vraag dat maar aan Paul Mennes.

De seizoensfinale van seizoen twee eindigt met de grootste cliffhanger in tv-geschiedenis. Special agent Cooper raakt niet tijdig genoeg weg uit gordijnland en wordt bezeten door slechterik Bob. Roll credits. We stonden erbij en keken ernaar, van de hand Gods geslagen.  Daarmee viel het doek over Twin Peaks. Er kwam een film die een prequel bleek te zijn en dus geen Dale Coopers bevatte en kort nadien verknoeide Paul Verhoeven de carrière van fetisjacteur Kyle McLachlan door hem in Showgirls te casten.

Vijfentwintig jaar later maken we de gouden jaren van de televisie mee en gonst het internet van de opwinding wanneer David Lynch een nieuw seizoen van Twin Peaks aankondigt. In deze apocalyptische tijden van Trump, terrorisme en een opwarmende aarde snakt iedereen naar een beetje escapisme zo nu en dan, en was de wereld in onze jeugd niet onbezorgder, eenvoudiger en, welja, beter? Als Mulder en Scully weer in hun X-Files-archiefkast mogen en zelfs De Collega’s vanonder hun stofhoes worden gehaald, waarom dan niet ein-de-lijk verklappen hoe het met Dale Cooper is afgelopen? A slice of cherry pie and a damn’ fine cup of coffee! Steek die Oreokoekjes in je hol, Owen Wilson.

(wordt vervolgd)

bidden wij samen tot Jeffrey Lebowski

Had het overlijden van Philip Seymour Hoffman sporen nagelaten? Wilde ik even weg van de berichtgeving over het in fijn stof verpakte Valentijnscadeau van onze Vlaamse Regering? Of was het omdat ik na een half jaar opnieuw een fatsoenlijk werkende dvd-speler bezit? Wat maakt het uit, gisterenavond heb ik mezelf nog ’s getrakteerd op The Big Lebowski. Ge-no-ten!

Hadden de gebroeders Coen zich voor Miller’s Crossing nog gebaseerd op de verhalen van Dashiell Hammett, voor The Big Lebowski zochten ze inspiratie bij die andere noir-icoon: Raymond Chandler. Chandlers verhalen worden gedragen door de oneliners spuwende p.i. Philip Marlowe en zijn ontmoetingen met fraaie en minder fraaie figuren uit de Hollywood Hills. De plot hangt met haken en ogen aan elkaar, wordt bij elke pagina een tikje complexer en doet op het einde van de rit volstrekt niet meer ter zake.

Zo ook bij Lebowski. Het rustige leventje van Jeffrey ‘The Dude’ Lebowski wordt ruw verstoord wanneer twee potige kerels bij hem binnenvallen en op zijn tapijt urineren. De plot omvat een persoonsverwisseling, de ontvoering van een nymfomane miljonairsvrouw, een koffer met een miljoen dollar en drie nihilisten die graag al ‘s ne pannenkoek gaan eten. Doet allemaal niet ter zake – op het einde van de film zit The Dude nog steeds zonder tapijt.

De reden is eenvoudig. Net als bij Raymond Chandler draaide het bij de Coens om personages en dialogen, niet om plotwendingen. Die dialogen zitten er dan ook boenk op, telkens weer. Geniet even mee.

Bridges, Buscemi en Goodman, na het bowlen:
DUDE: It’s like what Lenin said… you look for the person who will benefit, and, uh…
DONNY: I am the walrus.
DUDE: You know what I’m trying to say…
WALTER: That fucking bitch…
DUDE: Oh yeah!
DONNY: I am the walrus.
WALTER: Shut the fuck up, Donny! V.I. Lenin. Vladimir Ilyich Ulyanov.
DONNY: What the fuck is he talking about, Dude?

Jeff Bridges en Julianne Moore:
MAUDE LEBOWSKI: Do you like sex, Mr. Lebowski?
DUDE: ‘Scuse me?
MAUDE: Sex. The physical act of love. Coitus. Do you like it?
DUDE: I was talking about my rug.
MAUDE: You’re not interesting in sex?
DUDE: You mean coitus?

En dan vergeet ik even de droomscènes, de performance van John ‘Nobody fucks with the Jesus’ Turturro… en de Brandt die Philip Seymour Hoffman neerzet – The Big Lebowski was mijn kennismaking met Hoffman.

De film brak aanvankelijk weinig potten maar werd gaandeweg een cultklassieker, en zoals dat gaat met cultklassiekers beginnen die een eigen leventje te leiden. Er waren de politieke en feministische analyses. Er is het jaarlijks weerkerende Lebowski Fest in menig Amerikaanse stadje. En sinds 2005 is er ook het ‘Dudeism’, ook bekend als ‘The Church of the Latter-Day Dude’, een online godsdienst die ‘s mans levensstijl en principes hoog in het vaandel draagt. Hun logo? Yin en yang maar dan met bowlingbalgaten erin. Ik verzin dit niet!

 En dan is er ook nog dat Belgische schrijvertje dat in 2008 op het lumineuze idee kwam een komische noir te schrijven en bij zijn research via Raymond Chandler en James M. Cain bij de gebroeders Coen uitkwam. En besloot een badscène in De steek van de schorpioen te stoppen.

Gun uzelf dat pleziertje. (Her)bekijk The Big Lebowski. Zo goed is In Vlaamse Velden per slot van rekening niet.

herinneren wij ons Sam Rockwell

Sam Rockwell. Er zijn van die namen die meteen door het fijnmazige net spoelen. Hij resoneert even na in je hoofd om meteen te verhuizen naar een diepe geheugenplooi, ergens tussen lang vermiste herinneringen (de eerste keer dat je een langpootmug in een spinneweb duwde, het aus bei mit nach zeit zu von gegenüber uit de Deutsche Grammatik.) In het geheugenpaleis zijn er nu eenmaal zaken die opgepoetst en stofvrij in de toonkast belanden terwijl andere van de keldertrap worden gegooid.

Sam Rockwell is niet die Amerikaanse oliemiljonair naar wie een gebouw is genoemd, en het is ook geen vibrator die het goed doet in kloostergemeenschappen. Sam Rockwell is een acteur. Nooit van gehoord, zegt u? Ik durf te wedden van wel.

Eerste titel: Matchstick Men. Gezien? Rockwell is die knettergekke compagnon van het hoofdpersonage.
Tweede titel: The Assassination of Jesse James by the Coward Robert Ford. Ja, cowboyfilm, lange titel. Rockwell speelt Charley Ford, de getormenteerde broer van de lafaard Robert Ford.
Derde titel: The Green Mile. Tom Hanks en zijn urineblaas – ach, laat maar.

Geen rinkelende belletjes, hein? Wel, dat is een beetje het probleem: wie Matchstick Men zegt, zegt Nicolas Cage. En wie The Assassination enzovoort zegt, denkt aan Brad Pitt met een denkrimpel zo diep als de kleiputten van Boom. Sam Rockwell is je man als je een kierewiet nevenpersonage van doen hebt, een tweede viool met een hoek af. Alleen verspilt niemand een gedachte aan de tweede viool. Kijkt u tegenwoordig nog naar de credits die op het einde van de film over het scherm rollen? Ha, nee, u wilt uw aaifoon weer online krijgen.

Sam Rockwell. Als ‘ie dan ‘s een hoofdrol te pakken krijgt, is het meestal in een indie, zo’n film waar alleen cultuurbobo’s heen gaan (als ze niet in het theater of op de biënnale zitten). Maar ramp, o ramp, zelfs daar staat zijn naam niet bovenaan de affiche! Confessions of a Dangerous Mind, is dat niet dat prima regiedebuut van George Clooney? En Moon, is die niet gemaakt door de kleine van David Bowie?

Sam Rockwell. Misschien moeten we hem een handje toesteken. Misschien moeten we een film maken óver Sam Rockwell. We zetten zijn naam hopsa in de titel. Being John Malkovich maar dan zonder John Malkovich.

Het wordt een sciencefictionfilm, want die brengen op. Nog beter, een animatiefilm, want die brengen nog meer op. In een verre toekomst heeft de mens de planeet verlaten. Een kleine, leuke-geluidjes-producerende robot slijt zijn dagen tussen de afvalhopen van vuilnisbak Aarde. Zijn enige gezelschap is een kakkerlak en een dvd waarop een film met Sam Rockwell. Elke avond duwt het robotje de dvd in zijn borstkas en projecteert de film op de nachthemel. Sympathieke aliens-from-outer-space observeren het robotje stiekem en krijgen medelijden. Ze scheppen een virtuele wereld waarin het robotje het leven van Rockwell kan leven tot zijn batterij het begeeft, en hij diepgelukkig de ogen sluit. Plagiaat? Noem deze botsing tussen Wall-E en AI een ode, zet Spielberg voor de camera en we zijn van de processen vanaf.

De titel, u voelt hem al komen: Remembering Sam Rockwell.

Laat die Oscars maar aanrukken.

over bijen (2)

Vorige keer bevonden we ons in Californische amandelgaarden. Wil je weten hoe het de bijen daar is vergaan? Wel, ze hebben hun best gedaan. Alle bloemen zijn bevrucht, en de kasten zitten tjokvol honing. En daar komen de machines van de imker al. De kasten belanden op een lopende band en grijpgrage armen schrapen de zorgvuldig verzamelde honing van de raten. Om de bijen niet van honger te laten omkomen, worden de kasten vervolgens volgespoten met suikerwater.
Kunnen bijen zwemmen? De gedachte overviel me in het donker van de cinemazaal. Mijn Zwijndrechtse buurvrouw werd niet geplaagd door dergelijke aardse gedachten. Zij lag rustig te snurken, haar hoofd in een oncomfortabele hoek gescharnierd.

Dat het niet goed gaat met het bijenvolk. Zelfs op de idyllische alpenweide hebben Herr und Fraülein imker af te rekenen met bijensterfte. Er zijn de neonicotinoïden. Er is de varoamijt die bijen verzwakt en ziek maakt. Tussen haakjes, naar bijenmaat heeft de varoamijt de grootte van een konijn. Zie je de mens al rondlopen met… Jaaa, u komt ook uit bij Monty Python & the Holy Grail?

Wetenschappers breken zich het hoofd over het hoe en waarom van de bijensterfte. Is de neergang dan zo verwonderlijk? Zolang we die beestjes in het industriële keurslijf van de homo economicus dwingen, zolang we bijen en de rest van de planeet blijven beschouwen als een te ontginnen grondstof, zullen er vodden van blijven komen. Vraag dat maar aan de Chinezen, waar hele regio’s hun bijen kwijt zijn, en landarbeiders met een zakje stuifmeel en een borsteltje de hort worden opgestuurd (foto hierboven).

Ik eindig met een positieve noot: de geafrikaniseerde honingbij, killer bee in de volksmond, doet het niet slecht. Ze mogen dan even lichtgeraakt zijn als de broertjes Gallagher op een familiefeestje, ze trekken hun plan. De film eindigt namelijk met een Amerikaanse imker die – bandana op zijn hoofd – een zwerm uit het dak van een opa peutert en in een kast stopt. De volgende dag blijkt de kast leeg en de zwerm verhuisd naar een mooie spelonk in de bergen. In hun nieuwe room with a view kan zelfs Winnie the Pooh niet met zijn poten aan de raten.

Of hoe de killer bee zijn dikste vinger opsteekt naar de bandana-imker.

Tussen haakjes, vandaag heeft Dirk Draulans himself het in Knack over bijen, neonicotinoïden en genetisch geëxperimenteer. Voor wie er niet genoeg van krijgen kan.

over bijen (1)

Studio Rubens is een kleine cinemazaal in Zwijndrecht die de komst van de multiplexen heeft overleefd. Je kunt je glas Duvel zomaar mee naar binnen nemen en nergens hoor je popcorn vermalen worden tussen kiezen. Op het programma: More Than Honey, een documentaire over het bijenvolk. Bart Staes leidde in en sprak een twintigtal minuten over bijensterfte en het tijdelijke EU-verbod op de pesticiden genaamd neonicotinoïden. (Wie meer wil weten, klik hier.) Daarna doofden de lichten.

De film opent idyllisch: een alpenwei in de lente en een boom waarin een gonzende zwerm bijen. Een eenzame grijsaard loopt de heuvel op, klapt een laddertje open en zet een emmer onder de tak. Eén houw van zijn bijl en de zwerm valt pardoes in de emmer. Even later wordt die leeggeschud in een bijenkast. De scène zet meteen de toon. Want met hoeveel liefde deze Oostenrijkse imker ook over zijn vak spreekt, het blijft een vak dat hij uitoefent. Net zoals de mens koeien- en paarden- en hondenrassen manipuleert in functie van hun voorkomen, zo manipuleren Europese imkers hun bijenrassen al eeuwenlang om ze gedweeër te maken, minder steeklustig, (en intussen misschien ook wel minder resistent). Bijen zijn er immers om te verhandelen en om honing te produceren. Getuige daarvan is een knusse keukenscène waarin de Fraülein van de imker twintig koninginnen in een kartonnen doosje stopt, het doosje dichtniet en het vervolgens in een envelop sluit.
DHL is er niet enkel voor de Amazons of Zalando’s van deze wereld.

De toon is gezet. We verhuizen naar de VS waar een collega-imker een pallet volstapelt met bijenkasten en per vorklift op een oplegger laadt. Die oplegger gaat de volgende maanden de hort op – Maya de bij on tour. Het volkje moeten twee dagen lang kak en pis ophouden, en het gerammel en het lawaai en de dieseldampen van de voortjakkerende wegreus verdragen. De eerste halte is een reusachtige amandelplantage in Californië. De kasten worden uitgeladen, deurtjes gaan open, en – zodra ze kaka en pipi hebben gedaan – gaan de bijen aan de slag. Tenminste, zij die nog leven, want bij elke tocht sneuvelen kasten. De imker betreurt de kadavers, rekent zijn verlies na, en borstelt de kasten uit. Nu weet u meteen waarom Oostenrijkse imkers bijenkoninginnen in enveloppen stoppen.

Wat later onderbreekt de imker zijn handelingen, kijkt recht in de camera en vraagt of we de bijen horen gonzen. ‘That’s the sound of money,’ legt hij uit. Zijn ogen glinsteren.

Drommels, straks loop ik hier de hele film na te vertellen. Volgende keer gaan we verder, en als je meer wil weten over More Than Honey, klik dan op filmtrailer.

over writer’s block

Drie films en hun korte inhoud. Wees gerust, ik verklap het einde niet.

Ruby Sparks – Paul Dano speelt een jonge schrijver die – na het doorslaande succes van zijn debuut – geen letter meer op papier krijgt. Hij klooit wat rond in zijn veel te minimalistisch aangeklede huis, gaat fitnessen met zijn broer en voert oeverloze gesprekken met zijn psychiater. Tot hij ontwaakt uit een droom over een ontmoeting met een mooie, jonge vrouw. Hij springt uit bed, loopt naar zijn bureau en hamert pagina na pagina uit zijn schrijfmachine.

Wonder Boys – Michael Douglas is een professor/schrijver. Overdag doceert hij creatief schrijven, ’s avonds geeft hij drankfeestjes in zijn living. Tussen de slemppartijen door probeert hij zijn tweede roman af te werken. Jammer voor hem krijgt hij – jawel – geen letter op papier en zwerft hij voornamelijk in peignoir rond.

The Shining – Jack Nicholson sleept zijn vrouw en zoontje mee naar een gesloten hotel in de bergen van Colorado. Wellicht bent u het vergeten – u herinnert zich vooral dat jongetje op zijn driewieler, die meisjestweeling die u tot op de dag van vandaag de stuipen op het lijf jaagt en wat voor een irritant mens Shelley Duvall wel was – maar alvorens Jack met een bijl aan de slag ging, was hij een schrijver die kampte met een writer’s block.

Voor de vuist weg vallen er nog een rist andere titels aan dit lijstje toe te voegen – Adaptation, Barton Fink, om nog maar te zwijgen over de strapatsen van David “Hank Moody” Duchovny in Californication. Om het met Jeroen Olyslaegers te zeggen: “Niets zo cinematografisch verantwoord als een schrijfkramp.” Als Hollywood een schrijver laat opdraven, dan staart hij zich gegarandeerd te pletter op de leegte van het witte blad. De remedie is nochtans simpel. Als Jack Nicholson nu gewoon met pen en papier en een thermos koffie aan de keukentafel was gaan zitten, zijn hoofd had leeggemaakt en zijn schrijfritme had hervonden, dan waren er geen slachtoffers gevallen. Maar dan hadden we in de zaal zitten kijken naar een krabbelende, schrappende, puffende en blazende, neuspeuterende, zijn gelaatstrekken in allerhande bochten wringende figuur die we enkel zouden zien opstaan om naar het toilet te rennen zodra de laxerende werking van de koffie intrad.

Kortom, leve de man of vrouw die de schrijfkramp uitvond, alleen heeft het weinig uitstaans met de werkelijkheid.

Toegegeven deel één, in Misery valt er geen writer’s block te bespeuren, maar James Caan krijgt wel een houtblok tussen zijn benen gepropt net voor de sloophamer er aan te pas komt. Toegegeven deel twee, zowel Wonder Boys als The Shining zijn verfilmde romans van respectievelijk Michael Chabon en Stephen King. Voor auteurs die over het vermaledijde writer’s block schrijven, hebben ze echter behoorlijk wat titels op hun palmares.

Social media & sharing icons powered by UltimatelySocial
Facebook
Instagram