Stempels – een VERZiNcolumn

Nu de nieuwe VERZiN boven de doopvont wordt gehouden (zie boven), herinner ik me dat jullie nog twee columns van voorbije nummers te goed hebben. Tenminste, die pechvogels die zich intussen nog niet hebben kunnen abonneren. Hieronder vind je het stukje dat ik schreef voor de VERZiN van oktober-november-december 2014. Het thema was Fantasy en dat onderwerp liet me niet geheel onberoerd. Hieronder leest u waarom.

Herinner je je het laatste jeugdboek uit je kindertijd nog? Het laatste boek dat je leest voor je de oversteek naar de volwassenenfictie waagt? Het mijne heette Ogen van tijgers, de schrijfster ervan Tonke Dragt, het speelde zich in de toekomst af en het probleem ermee was dat het indruk op me had gemaakt.
In de bibliotheek van Mortsel was elk boek toen van een icoontje voorzien: Geeraerts droeg een revolver, Stephen King een doodshoofd, Tolkien een wolk. Welnu, dat ik de eerste jaren na mijn oversteek vaak van wolkenstempels voorziene romans uit de rekken zou halen, mag die Nederlandse schrijfster geheel en al op haar conto schrijven.

Waarom SF & Fantasy? Net als Ivo Victoria groeide ik in Edegem op. We fietsten door dezelfde straten en droegen onze boekentassen allebei door de betegelde gangen van het OLVE-college. Daar liggen de verhalen nergens voor het oprapen en moet een mens dus improviseren. Waar Victoria zich verbeeldde de Ronde van Frankrijk voor min-twaalfjarigen te winnen, nam ik het eerste het beste portaal naar een verzonnen wereld. Veel goede dingen gelezen. Helaas ook veel slechte. Op de duur werd ik ze beu, de bordkartonnen personages, de vergezochte namen, de dialogen waarin dingen gefluisterd, gestameld, gezworen en zelden gewoon gezegd werden. Zo rond de tijd dat ene George R.R. Martin aan de eerste versie van zijn A Game of Thrones begon, liet ik de wolkenboeken voor wat ze waren. Enkel op kantoor kom ik nog vergezochte namen tegen, in dossiers waar kinderen soms Frodo Vermeulen of Arwen Moerenhout worden genoemd.

In Lillo Boekendorp stootte ik twee jaar geleden weer op Tonke Dragt. Jeugdsentiment won het van gezond verstand. Ik herlas Ogen van tijgers diezelfde zomer. Een vergissing. Het boek was beter een mooie herinnering gebleven.
Ho maar, vóór u als fantasylezer ‘Et tu, Brute’ gaat scanderen: Jack Vance, Stephen Donaldson, Dan Simmons en zijn Hyperionboeken, ze blijven me stuk voor stuk dierbaar. En Neil Gaiman volg ik nog steeds geïnteresseerd. Bovendien heb ik zo Kurt Vonnegut en J.G. Ballard ontdekt. Dus ja, een goed boek is en blijft een goed boek, ongeacht de stempel op zijn cover. Mais pour les mauvais livres la même chose. Want een op hol geslagen verbeelding levert niet altijd een meesterlijke roman op.
Verder is het een kwestie van tijd voor ik op kantoor de eerste Cersei Yserbyt of Melisandre De Munck mag ontmoeten.

weekberichten

dinsdag 2 juni
Is het verantwoord om een 72-jarige man naar Mad Max- Fury Road te laten kijken? Is het verantwoord om iemand van respectabele leeftijd bloot te stellen aan al dat postapocalyptisch over-en-weer gerij? Die vraag speelt door mijn hoofd terwijl mijn vader en ik de Noorderlaan opdraaien.
Enkele keren per jaar gaan pa en ik samen naar de cinema. We zijn er een veertiental jaren geleden mee begonnen – in de gouden tijden dat elke leegganger met een Proximusabonnement één keer per maand nog voor 3 € naar de film kon – en het was goed dat we met die kleine traditie zijn begonnen. Na de echtscheiding van mijn ouders en de jarenlange koude oorlog die eraan was voorafgegaan, was de band met mijn vader niet opperbest. Onze cinematografische uitstapjes hebben de kloof helpen dichten. Dat en het feit dat een mens wijzer wordt met de jaren. De vader van toen lijkt nog maar weinig op de milde opa die zich niet te oud voelt voor een potje lightsaberen met zijn kleinzoon.
Overigens wil iedereen nog altijd Han Solo zijn.

Aangekomen in de multiplex laat ik de keuze aan hem over. Hij moet er zelfs niet over nadenken. Wat later zien we Tom Hardy als levend bloedinfuus vastgeketend aan een autobumper. Pa’s ogen fonkelen wanneer we de zaal verlaten. ‘Waar halen ze het vandaan?’ Hij grinnikt als een schooljongen.
Slotsom, hoe oud en respectabel hij ook moge zijn, neem je vader mee naar de nummer vier in de franchise. Het houdt hem jong en de kleinkinderen zullen er wel bij varen.

Terzijde: iedereen is vol lof over Charlize Theron in die film. Ze doet dat inderdaad niet slecht. Tom Hardy ook niet, ook al doet hij een Dark Knight-je met zijn schuurpapieren stem en babbelt hij te veel voor een Max Rockatansky. Maar ik was toch meer onder de indruk van Nicolas Hoult. Hoult is die kleine met zijn lelijke truien in de Nick Hornby-verfilming About a Boy. Wel, die kleine is intussen groot geworden en mag in Mad Max een hologige slechterik spelen die van kamp verandert. Eerst is hij nog een kamikazechauffeur die zijn mond vol chroomverf spuit net voor hij zichzelf naar het Walhalla wil opblazen, nadien is hij de monteur met de goede ideeën en een halve love interest voor één van de weggelopen bruiden. En het dient gezegd: de Brit doet dat met verve.

zaterdag 6 juni
De verkeersagressie op het witte doek mag dan entertainend zijn, die in het echt is dat een pak minder. Op een week tijd maakte ik twee gevallen mee. Een week geleden werd ik nog bijna van mijn fiets geduwd door een voetganger die zich in zijn voetgangersgat gebeten voelde. Het was een geval van hij-was-in-zijn-recht-maar-ik-ook en daarom was die por onnodig, zeker als je als fietser in die straat op luttele centimeters tussen tramspoor en trottoirrand moet laveren.
Vandaag is het op de pendelbus tussen de stations van Lokeren en Sint-Niklaas weer prijs. Halverwege drukt een schouderloze Waaslander op het belknopje en begeeft zich naar de deuren. Natuurlijk stopt de bus niet – het is immers geen lijnbus – maar dat had de Waaslander niet zo begrepen. Hij roept vriendelijk of deine chauffeur wilt stoppen astamblief. De chauffeur roept iets terug. Daarop roept de Waaslander weer iets terug. Na een halve minuut verbaal gepingpong besluit de Waaslander dat deine chauffeur nen Turk is en hij nen Belg en dat hij het toch vriendelijk gevraagd had.
Tja.
Ik maak het op de werkvloer ook regelmatig mee: wanneer de Belg zijn goesting niet krijgt, kan hij het niet laten zijn ranzige, racistische onderbuik te tonen.
Op veel bijval hoeft hij gelukkig niet te rekenen. De rest van de bus verzoekt hem vriendelijk te bedaren. Wat er aan het station van Sint-Niklaas is geschied, kan ik je niet vertellen. Per slot van rekening had ik een trein te halen.

Tussen haakjes: ik heb inderdaad een werkvloer. In eerste instantie ben ik schrijver. Daarnaast verdien ik mijn brood met mijn parttime hobby in de sector van de sociale kredietverlening. Doch dit geheel terzijde.

zondag 7 juni
Het is gebeurd. Na het gesprek dat ik een maand of wat geleden met mijn uitgever voerde, heb ik het eerste deel van mijn boek herschreven. Nu ik beide versies naast elkaar leg, valt het me toch weer op hoe weinig versie vier op versie drie lijkt. Driekwart verdween in de papiermand. Dat laatste zal ik maar voor mezelf houden of mijn boek geraakt weer niet verkocht. Hoe vaak ik in de vriendenkring ook verkondig dat schrijven in eerste instantie herschrijven is, de vrienden vertrouwen het zaakje niet. Een bende atheïsten bij elkaar en toch blijven ze geloven in de mythe van de oorblazende muze en de goddelijke ingeving. Ze weten nochtans dat de tekenaar van Guust Flater ook een gom op tafel had liggen. Ze weten nochtans dat Sam Dillemans zijn canvas bijwijlen flink wat verflagen vertoont. Enfin, daar heb ik vroeger al over geraaskald.

donderdag 11 juni
Op een terras in de ochtendzon. Terwijl ik uitteken hoe ik de deel twee van versie drie in versie vier aan spaanders ga hakken, doet de lerares aan een naburig tafeltje haar beklag over haar collega’s. Het dient gezegd: ze komt behoorlijk eloquent uit de hoek. Haar gesprekspartner luistert aandachtig en krijgt er geen speld tussen. Wanneer dat toch gebeurt, en ze iets zegt in de trant van “er moet toch iemand aan de kar trekken”, komt het antwoord van de overkant meteen en zonder verpinken.
Dat haar hoefijzers er compleet versleten van waren, van al dat aan de kar trekken.
Nee, die had ik niet zien aankomen. Ik was niets aan het zeggen en toch sprakeloos.

weekberichten

 Woensdag 13 mei
Sergio Herman zal zijn lekkere bordjes met sexy gerech’jes pas serveren als ze de perfecte cuisson hebben, en tot zolang blijven die bordjes in de keuken. Op dezelfde manier schrijft elke normale schrijver de eerste versie van zijn volgende roman met de deuren dicht. En zo hoort het ook. Wel, deze schrijver heeft een maand of wat geleden een punt gezet achter de derde versie van zijn volgende boek en heeft vervolgens de deur opengezet. Die versie kwam dan terecht op de uitgever zijn tafel waarna de uitgever vandaag tegenover mij op een terras terechtkwam. En hoe gaan die dingen dan: de uitgever geniet van het zonnetje, bestelt koffie en taart en de schrijver houdt het bij een spa bruis omdat zijn zenuwen strak als pianosnaren staan.
Gelukkig zijn we anderhalf uur later aan het inpilsen en verdwijnt het manuscript niet in de eerste de beste afvalbak met A-logo.
Dus juicht gij allen, mijn schare fans, want er zit een nieuw boek in de pijplijn.
Nee, het zal niet voor dit jaar zijn want ik moet eerst versie vier nog schrijven en wellicht daarna nog versie vijf maar dat zal zo’n beetje van de redacteur afhangen.
Nee, ik verklap de titel niet voor ik honderd procent zeker ben dat hij op de kaft gaat belanden.
Oei, het gaat een dik boek worden, dikker dan de vorige.
Ja, je komt er deze keer wel in voor.
Stop nu maar met vragen stellen. Tot nader order gaat de deur weer dicht.

En wat met een open keuken, Bontenakel? Die koks koken toch ook met open en geen gesloten deuren?
Ik ook met mijn vergelijkingen.

Donderdag 14 mei
Op Ardennenweekend met een hoop vrienden. We logeren in een tot gîte omgebouwd hotel. ’s Avonds wordt H. uitgelachen omdat ze in die doolhof van gangen, trappen en opkamers de weg naar haar slaapkamer niet vindt. Ik meelachen Een uur later vind ik mijn eigen weg naar de slaapkamer niet meer.

Zaterdag 15 mei
Uitstap naar Sedan, een lelijk Noord-Frans dorp op zoek naar een imago. In en rondom het kasteel – een van de grootste van Europa – vindt een Middeleeuws spektakel plaats. Vier tentenkampen rondom de vier hoge muren en op het binnenplein van de burcht. Kinderen kunnen er aan volksspelen doen en paardrijden en krijgen er zwaardvechtlessen van de plaatselijke Syrio Forel, volwassenen kunnen er speenvarken eten en bier drinken en klop krijgen van hun kinderen die zonet hebben leren zwaardvechten van de plaatselijke Syrio Forel. Je kan er smeden en mandenvlechters aan het werk zien, je kan een selfie nemen van jezelf met een beulsbijl tegen je nek en – mocht het appareil werken – dan kan je er warme choco drinken.
Een groep West-Vlaamse muzikanten imponeert met hun doedelzakken, hun trommels, hun Keltische tatoeages en hun Samsung Galaxy s5-telefoons.
Een twintiger met issues morst ketchup op zijn Winter is coming-T-shirt.

Woensdag 20 mei
In het Wezenbergzwembad is het peddelen tussen een kelpwoud van bierbuikmannen. Onderweg naar een eethuis formuleert iemand uit de zwemclub een prima zij het aangebrande definitie voor de muziek die men op het Sfinksfestival pleegt: muziek voor Antilliaanse hoeren. Toch geestig.

Tijdens het eten komt Annick De Ridder ter sprake. Nu probeer ik de woorden van de grote Frank Zappa te respecteren – a mind is like a parachute, it doesn’t work if it’s not open – maar als de naam valt van dat van de blauwe neoliberalen naar de gele neoliberalen overgelopen stuk politica klapt mijn parachute dicht als een in de kramp geschoten slijkmossel. Ik bedoel, geef De Ridder een kroon en een paarse cape et voilà de koningin van Onderland.
Ik kan hier zeer lelijke dingen over haar schrijven. Ik kan haar dingen toewensen die ze via haar beerput van een twitteraccount zelf aan anderen toewenst. Ik ga dat niet doen. Ik ga het houden bij een citaat van de intussen alweer vergeten gelegenheidsrecensent J. De Witte: “Neen, die Annick De Ridder, die is het niet.”
Nu even Frank Zappa opleggen.

Donderdag 21 mei
Terwijl ik mijn toertjes in het Nachtegalenpark loop ontdek ik babykonijntjes in de berm. Stampertjes laatste lenteworp. Vertederd kijk ik naar de voor me uit huppelende knuffeldiertjes. Tot ik Art Garfunkel plots Bright Eyes in mijn hoofd hoor zingen.
Daar gaat mijn ochtendhumeur.

weekberichten

zondag 1 maart
Met onze PENflatgast een bezoek gebracht aan het Red Star Line Museum en daar een op maat gesneden rondleiding gekregen van Ariane. Ariane is niet alleen een enthousiasmerend museumgids, ze is ook de levensgezellin van Sven Cooremans, de dichter die u binnenkort in het Sportpaleis aan het werk zult kunnen zien. Zijn laatste bundel Het is dat of stoppen met zingen zou u overigens alleen al voor de titel in huis moeten halen.
Het Red Star Line Museum stond allang op mijn lijstje en om er dan rond te lopen naast een Russische activist die zijn eigen moederland is moeten ontvluchten, maakt het des te bewogener. Overigens laat het museum meerdere bezoeken toe. Op één namiddag krijg je nooit alle verhalen verhapstukt. Binnenkort fiets ik nog ’s een keer naar de Montevideostraat.

Op de terugweg vroeg onze Rus me of ik een paar foto’s kon nemen. Het namiddaglicht boven de Schelde was inderdaad prachtig maar toen ik hem ernaartoe wilde dirigeren, liet hij verstaan dat ik totaal verkeerd bezig was en dat ik me op zijn gezicht moest concentreren. Het was hem om zijn oogopslag en glimlach (of de afwezigheid daarvan) te doen, niet om de stadsgezichten. Onze PENflatresident is veel dingen, camera shy is hij niet.

 dinsdag 3 maart
Op straat passeer ik een aangelijnde Rottweiler. Hij draag twee groene sokjes om zijn voorpoten en lijkt er zich niet voor te schamen. Niets mietjesachtig aan deze sokken, lijkt zijn brede kop te denken.

woensdag 4 maart
Vanaf vandaag kunnen nieuwe leerlingen zich inschrijven aan de Andreas Vesalius-gemeenteschool in Edegem. Aangezien het aspirant-scholiertje – mijn petekindje – zich samen met zijn ouders in Shanghai bevindt, is het aan de oma, de opa en de nonkel peter om zich over de formaliteiten te ontfermen. In naburige scholen hebben sommige ouders al drie dagen hun tenten opgeslagen maar Andreas Vesalius laat dergelijke padvinderij niet voor haar schoolpoort toe. Terwijl jonge moeders en vaders zich aan de ene kant van de zaal over inschrijvingsformulieren buigen, buigt de plaatselijke seniorenvereniging zich aan de overzijde over hun sjoeltafel. ’t Is competitie en daar wordt niet mee gelachen. De Willy heeft gewonnen en ontvangt van iedereen een schouderklopje.

vrijdag 6 maart
Redactiewerk en koffie in café Kamiel. Tegen twaalven nemen twee bouwvakkers tegenover elkaar plaats aan een naburig tafeltje. De vijftiger trekt een krant naar zich toe en begint te lezen. De twintiger haalt zijn iPhone tevoorschijn. Zo gaat dat.
Het doet me terugdenken aan die keer toen ik in de frituur om de hoek stond aan te schuiven en de habitué achter me aan de uitbater vroeg waarom er geen tijdschriften meer in de vensterbank lagen. ‘Niet meer nodig,’ was zijn antwoord. ‘Iedereen zit op zijn smartphone tegenwoordig.’

Even later klinkt Rosie door de boxen, dat mooie nummer van Claw Boys Claw dat veel te weinig op de radio wordt gedraaid. Twintig jaar ouder is die song nog altijd even mooi.

zaterdag 7 maart
Nervositeit alom wanneer ik het afgewerkte derde en vierde deel van mijn volgende roman naar de uitgever doormail. Het bericht is nog niet verzonden of de twijfel begint weer te knagen. Wat had de wereld een betere plek geweest mocht ik als kleuter in de ketel met onwrikbaar zelfvertrouwen zijn gevallen. De uitgever stuurt me op de dag nadien een mailtje dat hij eraan gaat beginnen. Of ik zijn volgende mailtje evenzeer op prijs zal stellen, valt – nagelbijtend – af te wachten.

zondag 8 maart
Op mijn zonovergoten terras neergestreken met Een goede school van Richard Yates, laatst in vertaling uitgebracht door de Arbeiderspers. De kleine maar dappere schare lezers die deze weblog al meer hebben geraadpleegd, weten dat ik mijn bewondering voor deze Amerikaanse schrijver nooit onder stoelen of banken heb gestoken, en ook nu is het weer koekenbak. Wat een scherp observator! Wat een efficiëntie!

Over Myra Stone, de echtgenote van een kostschoolleraar:
Ze had kunnen huilen, maar het kwam vrijwel nooit in haar op om te huilen als ze alleen was.

Over Richard Lear, een Britse kostschooljongen:
Zijn houding was kaarsrecht, hij had dik, zwart haar en een stralende blik en had knap kunnen zijn als hij die mond niet had gehad, die slap en nat was als die van een wroetend dier.

Over het hoofdpersonage:
Zelfs voor een chronische mislukkeling als William Grove waren sommige jongens wat moeilijk te verdragen.

Bám. Getypeerd. En zo slaagt Yates erin om op een slordige 200 pagina’s het hele verhaal van de Dorset Academy kostschool te vertellen daar waar mindere auteurs er 600 pagina’s of meer voor nodig hebben. Een speciaal soort voorzienigheid, zijn vorige roman, overtuigde minder, maar dit is opnieuw vintage Yates. Lezen, die handel.

Zand op een zeebed, en drs. P-pret

Ja, breek me de bek niet open, het is alweer een poos geleden dat ik nog een bericht op deze site geplaatst heb. Maar er moet nu éénmaal geschreven worden aan het volgende boek en er moeten dingen opgezocht worden, en naar feestjes en cafés gegaan, en fietskettingen vervangen, en boterhammen gesmeerd, en baantjes getrokken.
En dies meer.

En soms wordt een mens gevraagd om iets fijns te doen. Afgelopen donderdag – 5 februari – stelde Lies van Gasse haar nieuwe boek voor. Het is een graphic poem die ‘Zand op een zeebed’ heet en die u in de betere boekhandel kan vinden.

De bundelvoorstelling vond in het Brusselse De Buren plaats en als u niet in de zaal zat, dan hebt u niet alleen de voortreffelijke presentatie van Heleen Debruyne gemist maar ook de fabelachtige inleiding van Tsead Bruinja, de prachtige poëzie van Annemarie Estor en Flor Declerq en de feeërieke theremin van Jan Klug. Alsook mijn kleine bijdrage.

Ik baseerde me voor mijn tekst op de Hotel Dieu-passage uit ‘Zand op een zeebed’ en maakte er mijn kleine ode aan de grote drs. P van. En als u graag had geweten hoe dat heeft geklonken, klik dan op de link hieronder, waar ik de voorstelling nog ’s overdoe vanuit mijn eigen, bescheiden huiskamer.
Dimitri Bontenakel brengt Ballade van de dealer. Lachen is toegestaan, uitlachen iets minder.

http://youtu.be/uhsR4__Yz3w

De miserie van George R.R. Martin

In 2003 was de Amerikaanse schrijver Chuck Palahniuk – u kent de man van het fantastische Fight Club – op boektournee. Wat hij onder meer voorlas was Guts, een kortverhaal waarin een man zich regelmatig naar de bodem van het zwembad laat zakken om daar vuil manieren te doen. Op een keer loopt het echter fout. Het ventilatiesysteem van het zwembad hecht zich aan zijn anus vast en zuigt zijn darmen naar buiten.
Palahniuk haalde met zijn tournee de kranten omdat er tijdens de voorleessessie mensen begonnen flauw te vallen en wel na een passage waarin het hoofdpersonage een half verteerde maïskorrel en een pindanootje door het water ziet zweven. Dat betekenisvolle detail deed het hem. In totaal zouden er 73 mensen tijdens het voorlezen van Guts flauwvallen.

Stephen Kings roman Misery, over een schrijver die gegijzeld wordt door een getikte verpleegster, kreeg in 1990 een behoorlijk getrouwe verfilming met James Caan en Kathy Bates in de hoofdrol. Om ervoor te zorgen dat de schrijver aan zijn bed gekluisterd blijft, pakt de verpleegster op een bepaald moment zijn voeten aan. In het boek gebeurt dat met een bijl, in de film met een voorhamer. Wat mij op de sofa in elkaar deed krimpen, was niet zozeer de hamerzwaaiende Bates maar het feit dat ze een houtblok tussen zijn benen klemt voor ze gaat meppen. Alweer, het betekenisvolle detail.

In de Knack Focus staat deze week een stukje over George R.R. Martin, u weet wel, de schrijver van Het lied van ijs en vuur, de boeken waarop Game of Thrones gebaseerd is. Vijf vuistdikke boeken ver is de man intussen en hij heeft er naar eigen zeggen nog twee te gaan. Met 35 miljoen verkochte exemplaren zou je kunnen zeggen: George heeft zijn day time job al een tijdje niet meer nodig en kan naar hartenlust pennen. Niets is minder waar. Hij komt niet tot schrijven toe. En dat ligt voor een stuk aan zijn lezers.

George heeft namelijk de onhebbelijke gewoonte om op tijd en stond een hoofdpersonage over de kling te jagen en zet de verhaallijnen anders uit dan zijn fans dat zouden willen. Resultaat: na het verschijnen van deel vier – en toen was er nog totaal geen sprake van de HBO-reeks – ontving George duizenden woedende brieven en e-mails van teleurgestelde fans. (U moet het filmpje hierboven maar eens bekijken om te zien hoe fel mensen kunnen reageren op een plotwending.)

Tijdens het lezen van het artikel moest ik aan Misery denken. George heeft namelijk altijd gezegd dat de boeken geen Disney-einde zullen kennen. Wat als allemansschatje Daenerys Targaryen in boek zeven opgepeuzeld wordt door één van haar draken? Wat als de dwerg besluit om dat hele IJzeren Troon-gedoe achterwege te laten en voor een carrière als stand-upcomedian gaat? Wat als heel Westeros op het eind gearresteerd wordt en in politiecombi’s gestoken?

Hopelijk heeft die ene getikte fan die George op een maanloze avond in zijn kofferbak mikt geen voorhamer in huis.

weekberichten

maandag 10 november
Halftien, in het portaal van de Sint-Rochuskerk in Deurne. Een koude wind blies de stank en het lawaai van een manoeuvrerende vuilniswagen in mijn gezicht. Het ergerde me. Het voelde aan als een gebrek aan respect. Vandaag hoorde hier geen verkeer. Vandaag hoorde hier ook geen ergernis. Enkele dagen geleden stierf een echtgenote, een moeder en een grootmoeder en vandaag namen we afscheid. De familie leek wel van glas toen ze de kerk betrad. Ik sloot aan, boog met hen het hoofd en hoorde hun stemmen breken op de plavuizen. ’s Avond meende ik een nieuwe bladzijde te hebben omgeslagen. Voorbij de veertig nu. De bruiloften waren bijna allemaal opgebruikt en de geboortekaartjes zouden langzaam aan plaatsmaken voor doodsbrieven. Ik huiverde bij die gedachte. Maar ik huiverde niet genoeg. Toen wist ik immers nog niet dat er vandaag nog iemand was heengegaan.

donderdag 13 november
Vanuit het verre Shanghai berichtte mijn zuster me in een mailtje over haar week. Ze meldde me dat haar zoontje besloten had dat zijn nonkel Dimitri toch wel lief was. Een wereld met petekindjes is zoveel plezanter. Diezelfde dag liet Dirk Leyman zich positief uit over de invalshoek van de volgende VERZiN-column.
Twee complimentjes in één dag. Daar knapt een mens van op.

vrijdag 14 november
Om en bij de tweehonderd stuks waren het, tweehonderd ballonnen die door de wind op sleeptouw werden genomen, helemaal naar janneke maan en terug. Iedereen hield het klasje in de gaten toen we ze loslieten. Dertig kleuters die naar de ballonnen keken en joelden en sprongen en de hunne nawezen, kleine vingertjes prikkend uit te lange mouwen. Vijf jaar waren ze. Dat is te vroeg, veel te vroeg om afscheid te moeten nemen van een klasgenootje. Twee maand na zijn vijfde verjaardag zagen de dokters de tumor in zijn hoofdje. Toen was het al te laat. Zondagavond is hij ingeslapen in de armen van zijn moeder en niet meer wakker geworden. Dat hij met zijn Sinterklaasbrief bezig was, vertelde mijn collega. Dat hij prentjes uit speelgoedfolders geknipt had zodat de sint zou weten wat hij zou moeten brengen de zesde december.
Rillend op het grasveldje voor het crematorium zagen we de ballonnen in de wolken verdwijnen. We waren sprakeloos.

zaterdag 15 november
Dag van de gevangen schrijver is het vandaag en dan is PEN Vlaanderen in de weer. Vandaag lieten we gastauteurs aan het woord. Dichters Fatena Al-Gorrah bracht verzen over vier Palestijnse kinderen die hun uitje naar het strand met de dood moesten bekopen, Kaptue Frotso slamde over Darfoer, de zeventienjarige Nozizwe Dube bracht een bezielende speech, PEN-flatgast Tade Ipadeola waarschuwde toeristen dat het risico te verdrinken in de Sahara groter is dan er van dorst om te komen.
De letterenkaravaan streek eerst neer in de Antwerpse Groene Waterman om vervolgens door te reizen naar het West-Vlaamse Tielt, waar theaterhuis Malpertuis onze gastheer was. Op de terugweg luisterden Joke Van Leeuwen en ik naar het Arabisch van Fatena Al-Gorrah en haar vertaalster (en dichteres) Nisrine Mbarki. Ze giechelden als schoolmeisjes op de achterbank.

dinsdag 18 november
Waargebeurde verhalen uit de mannenkleedkamer van een yogaschool. Een turner op een trampoline maakte een zware val. Hij merkte dat er iets ernstigs mis was, greep naar zijn hoofd en voelde dat het zwaar in zijn handen lag, alsof hij een emmer water vast hield. Bleek dat zijn nekwervels naar voren geschoven waren. Had hij niet naar zijn hoofd gegrepen dan had hij het niet meer kunnen navertellen. Ik noteer alvast: blijf ver weg van de trampoline.

donderdag 20 november
Op bezoek in het Letterenhuis. Nog geen eervolle vermelding van deze schrijver op de tijdslijn – daar is het nog wat vroeg voor. Wel ontdek ik mijn naam op het exemplaar van het tijdschrift Gierik dat in een lade van de tijdlijn onder glas ligt. Zonder het zelf te beseffen ben ik dus toch al een museumstuk geworden.

veertig

DSCN0123

Veertig jaar geleden woonde een driejarige uk samen met zijn papa en mama in de Pottershofstraat in Wilrijk. (Fiets nu door die straat en je zult zien dat iemand het woord ‘Harry’ aan het straatnaambordje heeft toegevoegd.) Het jongetje was met zijn matchbox-autootjes aan het spelen toen er plots een wieg in de living verscheen waarin een wriemelend bundeltje werd gelegd. Het jongetje kreeg te horen dat hij zopas grote broer was geworden. Wat hij van de gezinsuitbreiding dacht, weet het jongetje niet meer. Wellicht vond hij dat zusje iets te veel weende en sliep, maar leek haar kale hoofdje wel leuk om er zijn autootjes over te laten rijden.

Het jongetje vervulde de rol van grote broer met brio. Getuige daarvan de familiefoto’s waarin hij – zelf amper uit de luiers – zusje de fles gaf, zusje in zijn armpjes hield of zusje met de plastic walvis in bad liet spelen ook al was het zijn walvis. Niet alles was peis en vree in de Pottershofstraat. Het jongetje herinnert zich één Sinterklaas waarin zusje meteen de raket stukmaakte en met de kop van zijn action man ging lopen. Later zou het jongetje wraak nemen door zusjes barbie-boot te slopen.

Het gezin verhuisde naar een sleutel-op-de-deur-woning met tuin in een Edegemse nieuwbouwwijk. Buiten speelden broer en zus samen met de kinderen uit de buurt, binnen bleven ze elk in hun eigen kamer. Het jongetje liep voortaan school aan het OLVE-college terwijl zusje dat aan het Pulhof deed. Het jongetje ging naar de scouts naast de E-19-autostrade, zusje naar de gidsen in het centrum. Het jongetje tekende stripverhalen, zusje zong voor de spiegel, een haarborstel als micro, en deed ballet. Soms keek het jongetje stiekem toe hoe zusje haar pasjes oefende en haar armen als vleugels uitsloeg wanneer ze de stervende zwaan naspeelde.
Toen besefte het jongetje nog niet hoe wijd zusje haar vleugels wel kon uitslaan.

Het jongetje bleef grote broer. Op de dag dat Lady Di met haar prins trouwde, speelden broer en zus in bevroren tuinen en zakte zus door het ijs. Broer nam verkleumde zus bij de hand en nam haar mee naar huis. Daar ontfermde mama zich over haar dochter en miste daardoor de rest van de bruiloftsceremonie.

Tsjernobyl, de Challenger, de Val van de Muur, Tienanmen. Het jongetje studeerde op zijn kamer voor zijn eerste zit terwijl zus in de tuin ijsthee dronk samen met haar eerste vriendje. Af en toe staarde hij uit het raam, vrezend dat ze elk jaar een beetje verder van elkaar zouden vervreemden. Het tegendeel gebeurde. Terwijl mama en papa de woorden niet meer vonden om hun huwelijk mee te redden en de stilte als vulkaanas uit het plafond neerdwarrelde, zochten broer en zus steun bij elkaar. Ze voerden gesprekken over de toekomst, keken samen naar Coen Brother-films, gingen naar optredens van Crowded House en Grandaddy.

Het jongetje vond werk, sloeg zijn vleugels uit en verliet het ouderlijk nest. Zus volgde een jaar later. Aanvankelijk woonden ze nog in dezelfde appartementsblok aan de Stadswaag, later ruilde ze haar flat in voor een eigen stek op het Zuid om kort nadien bij de man te gaan wonen die later haar echtgenoot zou worden. Maar haar vleugels reikten verder. Haar bruiloft werd een afscheidsfeest. Samen met haar man verhuisde ze naar China. De miljoenensteden Beijing, Chengdu en Shanghai werden haar nieuwe thuis.

Zus woonde in Chengdu toen op 12 mei 2008 de aarde er met een kracht van 7.8 op de schaal van Richter beefde. Het jongetje schreef aan zijn derde boek die dag en was zich van geen kwaad bewust toen papa hem in tranen opbelde. Nooit verliep de tijd trager. Het duurde tot een stuk in de namiddag voor zus een telefoon vond die werkte en meldde dat ze oké was. Tot op heden blijft 12 mei 2008 de zwartste dag in het leven van het jongetje.

Op 23 februari 2009 beviel zus van een zoontje en werd het jongetje peter. Het jongetje zag het kind in schokjes opgroeien. De eerste keer dat het petekindje het vliegtuig naar België nam, kreeg hij nog borstvoeding, de tweede keer kende hij enkele woordjes, de vierde keer rende hij door Arrivals op oma af.

Op de dag dat de scheurkalender het velletje bereikt waarop 8 november 2014 gedrukt staat, neuriet het petekindje een Chinees liedje en hangt hij een nieuwe tekening aan de koelkast.

Op diezelfde dag, veertig jaar geleden, verscheen een wieg in een appartement aan de Pottershofstraat.

En wenst dit jongetje zijn zus een gelukkige veertigste verjaardag.

Winkeldochters

Deze column las u reeds in het zomernummer van
het t
ijdschrift VERZiN (juli-aug-sept ’14)
– ja, ik weet het, da’s al even geleden maar u kent
mijn problematiek intussen uit een vorig bericht.
Over het hoofd gezien? Ha, lees hem dan hier.

Kerkvaders hebben het niet gemakkelijk. Hun handboek kan dan wel uitstekende verkoopcijfers voorleggen maar hun vacatures raken niet meer ingevuld en hun voorstellingen trekken weinig tot geen volk. Zonder roepingen geen personeel om kansels en kloostercellen mee te vullen, zonder parochianen geen eucharistie. Het is godgeklaagd maar de man in de straat vertikt het al een poos om zijn geloof te praktiseren. Enkel voor trouwpartijen, dopen en begrafenissen wil hij nog wel ’s een keertje ter communie gaan.
Of paus Franciscus I het tij zal kunnen keren, valt af te wachten. Gelovigen dragen hem misschien op handen maar de oude krokodillen van de Romeinse curie lusten hem en zijn hervormingsdrang intussen rauw.

Dichters hebben het evenmin gemakkelijk. Eerst dienden ze af te rekenen met die vermaledijde Coda-erfenis uit de jaren tachtig. Veertigplussers herinneren zich vast nog wel het programma waarmee de BRT haar televisieavond afsloot. De premisse: man in coltrui neemt plaats in kuipzetel, steekt sigaret op, nipt van glas wijn, kijkt boos in camera en leest voor. Door de culturele centra en achterafzaaltjes te verlaten en de straat op te trekken, maakten dichters komaf met dat imago. Sterker nog, net als de Panini-sticker, de moestuin en de koffiebar heeft de dichter anno 2014 een hipsterstatus verworven. Sonnetten verschijnen op gevels, trams en Boerentorens, verzen worden geslamd, gerapt en op muziek gezet, dichters meten zich een lelieblank-scharlakenrood alter ego aan en fluisteren hun zinnelijke zinnen vanachter een Venetiaans masker.
Het is dan ook godgeklaagd dat hun bundels vaak winkeldochters worden. De man in de straat mag in het Felixpakhuis dan graag naar een met slow motionbeelden en elektroklanken opgeluisterde gedichtencyclus komen luisteren, hij vertikt het om zich achteraf een gedrukte en ingebonden versie van diezelfde cyclus aan te schaffen. Enkel als hij een trouwmisboekje, geboortekaartje of rouwbrief ter hand neemt, wil hij nog wel ’s een keertje een gedicht lezen.

Kerkvaders en dichters voeren dus dezelfde strijd, zij het in omgekeerd evenredige zin. Hoog tijd om de krachten te bundelen. Hoog tijd dat onze aannemers in de letteren rond de tafel gaan zitten met de Vaticaanse aannemer in geloofsbelijdenissen. Praten over hoe er in den beginne het woord was, ideeën uitwisselen, plannen smeden. Kortom, tijd voor een rondje literair en evangelisch verantwoorde problem solving.
_______
In VERZiN vind je interviews met bekende en minder bekende schrijvers, info over literaire tijdschriften, schrijfcursussen, recensies, en columns van de hand van deze ouwe jongen. Meer info vind je hier.

doe de Book Bucket List

“My desert-island, all-time, top 5 most memorable split-ups, in chronological order:
1) Alison Ashworth
2) Penny Hardwick
3) Jackie Allen
4) Charlie Nicholson

5) Sarah Kendrew
Zo begint High Fidelity, de geestige roman van Nick Hornby, al even geestig verfilmd door Stephen Frears, met Jack Black in een memorabele bijrol – Jack Black kent u trouwens van de evergreen Fuck Her Gently. Het boek vertelt het verhaal van een platenzaakeigenaar en zijn twee hulpjes, die hun uren vullen met lijstjes op te stellen. Top 5 Dustin Hoffman-films, top 5 guitaarsolo’s, top 5 platen-gemaakt-door-blinde-muzikanten. Enzovoort. High Fidelity is een prima romantische komedie met tonnen muziek en evenveel lijstjes.

Lijstjes. Over een goede maand, net na het tornadoseizoen, gaan de tijdschriften in eindejaarsmodus en vullen ze er hun pagina’s mee. Mensen als Rik Torfs en Joy Anna Thielemans worden dan gevraagd naar wat ze de beste film van het afgelopen jaar vonden, het beste boek (als ze er een gelezen hebben), de vreemdste internethype.

Kans is groot dat sommigen de Ice Bucket Challenge als hype van het jaar zullen vernoemen. We hebben met zijn allen immers meer ijsblokjes over hoofden gekieperd dan er figureren in de natte droom van een gletsjer.
In het kielzog van de ijsblokjesemmers zijn er nu de Book Bucket Lists, waarin schrijvers en lezers en andere opiniemakers opsommen welke boeken bij hen op de hoogste plank vertoeven. Zo’n beetje de MTV Cribs van de Canvaskijker, zo u wil, waarin geletterden hun belezenheid etaleren in plaats van hun master bedroom.

Lijstjes. Samen met kattenfilmpjes kunnen we er maar niet genoeg van krijgen. En om die mensen een plezier te gunnen die hun boekenemmerlijstje al gepubliceerd hebben en even geen zin hebben in Candy Crush Saga, heb ik een volgende opdracht klaar: de Fish Bucket Challenge!
Mijn top vijf:
1) Blauwe wijting
2) Schar
3) Pieterman
4) Karper
5) Gestreepte poon

Een gedurfde keuze, dat besef ik. En ik nomineer bij deze Julien Stroobants, Frankie Loosveld en Rudy Verboven.
Een hype in de maak.

Social media & sharing icons powered by UltimatelySocial
Facebook
Instagram