weekberichten

 Woensdag 13 mei
Sergio Herman zal zijn lekkere bordjes met sexy gerech’jes pas serveren als ze de perfecte cuisson hebben, en tot zolang blijven die bordjes in de keuken. Op dezelfde manier schrijft elke normale schrijver de eerste versie van zijn volgende roman met de deuren dicht. En zo hoort het ook. Wel, deze schrijver heeft een maand of wat geleden een punt gezet achter de derde versie van zijn volgende boek en heeft vervolgens de deur opengezet. Die versie kwam dan terecht op de uitgever zijn tafel waarna de uitgever vandaag tegenover mij op een terras terechtkwam. En hoe gaan die dingen dan: de uitgever geniet van het zonnetje, bestelt koffie en taart en de schrijver houdt het bij een spa bruis omdat zijn zenuwen strak als pianosnaren staan.
Gelukkig zijn we anderhalf uur later aan het inpilsen en verdwijnt het manuscript niet in de eerste de beste afvalbak met A-logo.
Dus juicht gij allen, mijn schare fans, want er zit een nieuw boek in de pijplijn.
Nee, het zal niet voor dit jaar zijn want ik moet eerst versie vier nog schrijven en wellicht daarna nog versie vijf maar dat zal zo’n beetje van de redacteur afhangen.
Nee, ik verklap de titel niet voor ik honderd procent zeker ben dat hij op de kaft gaat belanden.
Oei, het gaat een dik boek worden, dikker dan de vorige.
Ja, je komt er deze keer wel in voor.
Stop nu maar met vragen stellen. Tot nader order gaat de deur weer dicht.

En wat met een open keuken, Bontenakel? Die koks koken toch ook met open en geen gesloten deuren?
Ik ook met mijn vergelijkingen.

Donderdag 14 mei
Op Ardennenweekend met een hoop vrienden. We logeren in een tot gîte omgebouwd hotel. ’s Avonds wordt H. uitgelachen omdat ze in die doolhof van gangen, trappen en opkamers de weg naar haar slaapkamer niet vindt. Ik meelachen Een uur later vind ik mijn eigen weg naar de slaapkamer niet meer.

Zaterdag 15 mei
Uitstap naar Sedan, een lelijk Noord-Frans dorp op zoek naar een imago. In en rondom het kasteel – een van de grootste van Europa – vindt een Middeleeuws spektakel plaats. Vier tentenkampen rondom de vier hoge muren en op het binnenplein van de burcht. Kinderen kunnen er aan volksspelen doen en paardrijden en krijgen er zwaardvechtlessen van de plaatselijke Syrio Forel, volwassenen kunnen er speenvarken eten en bier drinken en klop krijgen van hun kinderen die zonet hebben leren zwaardvechten van de plaatselijke Syrio Forel. Je kan er smeden en mandenvlechters aan het werk zien, je kan een selfie nemen van jezelf met een beulsbijl tegen je nek en – mocht het appareil werken – dan kan je er warme choco drinken.
Een groep West-Vlaamse muzikanten imponeert met hun doedelzakken, hun trommels, hun Keltische tatoeages en hun Samsung Galaxy s5-telefoons.
Een twintiger met issues morst ketchup op zijn Winter is coming-T-shirt.

Woensdag 20 mei
In het Wezenbergzwembad is het peddelen tussen een kelpwoud van bierbuikmannen. Onderweg naar een eethuis formuleert iemand uit de zwemclub een prima zij het aangebrande definitie voor de muziek die men op het Sfinksfestival pleegt: muziek voor Antilliaanse hoeren. Toch geestig.

Tijdens het eten komt Annick De Ridder ter sprake. Nu probeer ik de woorden van de grote Frank Zappa te respecteren – a mind is like a parachute, it doesn’t work if it’s not open – maar als de naam valt van dat van de blauwe neoliberalen naar de gele neoliberalen overgelopen stuk politica klapt mijn parachute dicht als een in de kramp geschoten slijkmossel. Ik bedoel, geef De Ridder een kroon en een paarse cape et voilà de koningin van Onderland.
Ik kan hier zeer lelijke dingen over haar schrijven. Ik kan haar dingen toewensen die ze via haar beerput van een twitteraccount zelf aan anderen toewenst. Ik ga dat niet doen. Ik ga het houden bij een citaat van de intussen alweer vergeten gelegenheidsrecensent J. De Witte: “Neen, die Annick De Ridder, die is het niet.”
Nu even Frank Zappa opleggen.

Donderdag 21 mei
Terwijl ik mijn toertjes in het Nachtegalenpark loop ontdek ik babykonijntjes in de berm. Stampertjes laatste lenteworp. Vertederd kijk ik naar de voor me uit huppelende knuffeldiertjes. Tot ik Art Garfunkel plots Bright Eyes in mijn hoofd hoor zingen.
Daar gaat mijn ochtendhumeur.

weekberichten

zondag 1 maart
Met onze PENflatgast een bezoek gebracht aan het Red Star Line Museum en daar een op maat gesneden rondleiding gekregen van Ariane. Ariane is niet alleen een enthousiasmerend museumgids, ze is ook de levensgezellin van Sven Cooremans, de dichter die u binnenkort in het Sportpaleis aan het werk zult kunnen zien. Zijn laatste bundel Het is dat of stoppen met zingen zou u overigens alleen al voor de titel in huis moeten halen.
Het Red Star Line Museum stond allang op mijn lijstje en om er dan rond te lopen naast een Russische activist die zijn eigen moederland is moeten ontvluchten, maakt het des te bewogener. Overigens laat het museum meerdere bezoeken toe. Op één namiddag krijg je nooit alle verhalen verhapstukt. Binnenkort fiets ik nog ’s een keer naar de Montevideostraat.

Op de terugweg vroeg onze Rus me of ik een paar foto’s kon nemen. Het namiddaglicht boven de Schelde was inderdaad prachtig maar toen ik hem ernaartoe wilde dirigeren, liet hij verstaan dat ik totaal verkeerd bezig was en dat ik me op zijn gezicht moest concentreren. Het was hem om zijn oogopslag en glimlach (of de afwezigheid daarvan) te doen, niet om de stadsgezichten. Onze PENflatresident is veel dingen, camera shy is hij niet.

 dinsdag 3 maart
Op straat passeer ik een aangelijnde Rottweiler. Hij draag twee groene sokjes om zijn voorpoten en lijkt er zich niet voor te schamen. Niets mietjesachtig aan deze sokken, lijkt zijn brede kop te denken.

woensdag 4 maart
Vanaf vandaag kunnen nieuwe leerlingen zich inschrijven aan de Andreas Vesalius-gemeenteschool in Edegem. Aangezien het aspirant-scholiertje – mijn petekindje – zich samen met zijn ouders in Shanghai bevindt, is het aan de oma, de opa en de nonkel peter om zich over de formaliteiten te ontfermen. In naburige scholen hebben sommige ouders al drie dagen hun tenten opgeslagen maar Andreas Vesalius laat dergelijke padvinderij niet voor haar schoolpoort toe. Terwijl jonge moeders en vaders zich aan de ene kant van de zaal over inschrijvingsformulieren buigen, buigt de plaatselijke seniorenvereniging zich aan de overzijde over hun sjoeltafel. ’t Is competitie en daar wordt niet mee gelachen. De Willy heeft gewonnen en ontvangt van iedereen een schouderklopje.

vrijdag 6 maart
Redactiewerk en koffie in café Kamiel. Tegen twaalven nemen twee bouwvakkers tegenover elkaar plaats aan een naburig tafeltje. De vijftiger trekt een krant naar zich toe en begint te lezen. De twintiger haalt zijn iPhone tevoorschijn. Zo gaat dat.
Het doet me terugdenken aan die keer toen ik in de frituur om de hoek stond aan te schuiven en de habitué achter me aan de uitbater vroeg waarom er geen tijdschriften meer in de vensterbank lagen. ‘Niet meer nodig,’ was zijn antwoord. ‘Iedereen zit op zijn smartphone tegenwoordig.’

Even later klinkt Rosie door de boxen, dat mooie nummer van Claw Boys Claw dat veel te weinig op de radio wordt gedraaid. Twintig jaar ouder is die song nog altijd even mooi.

zaterdag 7 maart
Nervositeit alom wanneer ik het afgewerkte derde en vierde deel van mijn volgende roman naar de uitgever doormail. Het bericht is nog niet verzonden of de twijfel begint weer te knagen. Wat had de wereld een betere plek geweest mocht ik als kleuter in de ketel met onwrikbaar zelfvertrouwen zijn gevallen. De uitgever stuurt me op de dag nadien een mailtje dat hij eraan gaat beginnen. Of ik zijn volgende mailtje evenzeer op prijs zal stellen, valt – nagelbijtend – af te wachten.

zondag 8 maart
Op mijn zonovergoten terras neergestreken met Een goede school van Richard Yates, laatst in vertaling uitgebracht door de Arbeiderspers. De kleine maar dappere schare lezers die deze weblog al meer hebben geraadpleegd, weten dat ik mijn bewondering voor deze Amerikaanse schrijver nooit onder stoelen of banken heb gestoken, en ook nu is het weer koekenbak. Wat een scherp observator! Wat een efficiëntie!

Over Myra Stone, de echtgenote van een kostschoolleraar:
Ze had kunnen huilen, maar het kwam vrijwel nooit in haar op om te huilen als ze alleen was.

Over Richard Lear, een Britse kostschooljongen:
Zijn houding was kaarsrecht, hij had dik, zwart haar en een stralende blik en had knap kunnen zijn als hij die mond niet had gehad, die slap en nat was als die van een wroetend dier.

Over het hoofdpersonage:
Zelfs voor een chronische mislukkeling als William Grove waren sommige jongens wat moeilijk te verdragen.

Bám. Getypeerd. En zo slaagt Yates erin om op een slordige 200 pagina’s het hele verhaal van de Dorset Academy kostschool te vertellen daar waar mindere auteurs er 600 pagina’s of meer voor nodig hebben. Een speciaal soort voorzienigheid, zijn vorige roman, overtuigde minder, maar dit is opnieuw vintage Yates. Lezen, die handel.

weekberichten

maandag 10 november
Halftien, in het portaal van de Sint-Rochuskerk in Deurne. Een koude wind blies de stank en het lawaai van een manoeuvrerende vuilniswagen in mijn gezicht. Het ergerde me. Het voelde aan als een gebrek aan respect. Vandaag hoorde hier geen verkeer. Vandaag hoorde hier ook geen ergernis. Enkele dagen geleden stierf een echtgenote, een moeder en een grootmoeder en vandaag namen we afscheid. De familie leek wel van glas toen ze de kerk betrad. Ik sloot aan, boog met hen het hoofd en hoorde hun stemmen breken op de plavuizen. ’s Avond meende ik een nieuwe bladzijde te hebben omgeslagen. Voorbij de veertig nu. De bruiloften waren bijna allemaal opgebruikt en de geboortekaartjes zouden langzaam aan plaatsmaken voor doodsbrieven. Ik huiverde bij die gedachte. Maar ik huiverde niet genoeg. Toen wist ik immers nog niet dat er vandaag nog iemand was heengegaan.

donderdag 13 november
Vanuit het verre Shanghai berichtte mijn zuster me in een mailtje over haar week. Ze meldde me dat haar zoontje besloten had dat zijn nonkel Dimitri toch wel lief was. Een wereld met petekindjes is zoveel plezanter. Diezelfde dag liet Dirk Leyman zich positief uit over de invalshoek van de volgende VERZiN-column.
Twee complimentjes in één dag. Daar knapt een mens van op.

vrijdag 14 november
Om en bij de tweehonderd stuks waren het, tweehonderd ballonnen die door de wind op sleeptouw werden genomen, helemaal naar janneke maan en terug. Iedereen hield het klasje in de gaten toen we ze loslieten. Dertig kleuters die naar de ballonnen keken en joelden en sprongen en de hunne nawezen, kleine vingertjes prikkend uit te lange mouwen. Vijf jaar waren ze. Dat is te vroeg, veel te vroeg om afscheid te moeten nemen van een klasgenootje. Twee maand na zijn vijfde verjaardag zagen de dokters de tumor in zijn hoofdje. Toen was het al te laat. Zondagavond is hij ingeslapen in de armen van zijn moeder en niet meer wakker geworden. Dat hij met zijn Sinterklaasbrief bezig was, vertelde mijn collega. Dat hij prentjes uit speelgoedfolders geknipt had zodat de sint zou weten wat hij zou moeten brengen de zesde december.
Rillend op het grasveldje voor het crematorium zagen we de ballonnen in de wolken verdwijnen. We waren sprakeloos.

zaterdag 15 november
Dag van de gevangen schrijver is het vandaag en dan is PEN Vlaanderen in de weer. Vandaag lieten we gastauteurs aan het woord. Dichters Fatena Al-Gorrah bracht verzen over vier Palestijnse kinderen die hun uitje naar het strand met de dood moesten bekopen, Kaptue Frotso slamde over Darfoer, de zeventienjarige Nozizwe Dube bracht een bezielende speech, PEN-flatgast Tade Ipadeola waarschuwde toeristen dat het risico te verdrinken in de Sahara groter is dan er van dorst om te komen.
De letterenkaravaan streek eerst neer in de Antwerpse Groene Waterman om vervolgens door te reizen naar het West-Vlaamse Tielt, waar theaterhuis Malpertuis onze gastheer was. Op de terugweg luisterden Joke Van Leeuwen en ik naar het Arabisch van Fatena Al-Gorrah en haar vertaalster (en dichteres) Nisrine Mbarki. Ze giechelden als schoolmeisjes op de achterbank.

dinsdag 18 november
Waargebeurde verhalen uit de mannenkleedkamer van een yogaschool. Een turner op een trampoline maakte een zware val. Hij merkte dat er iets ernstigs mis was, greep naar zijn hoofd en voelde dat het zwaar in zijn handen lag, alsof hij een emmer water vast hield. Bleek dat zijn nekwervels naar voren geschoven waren. Had hij niet naar zijn hoofd gegrepen dan had hij het niet meer kunnen navertellen. Ik noteer alvast: blijf ver weg van de trampoline.

donderdag 20 november
Op bezoek in het Letterenhuis. Nog geen eervolle vermelding van deze schrijver op de tijdslijn – daar is het nog wat vroeg voor. Wel ontdek ik mijn naam op het exemplaar van het tijdschrift Gierik dat in een lade van de tijdlijn onder glas ligt. Zonder het zelf te beseffen ben ik dus toch al een museumstuk geworden.

veertig

DSCN0123

Veertig jaar geleden woonde een driejarige uk samen met zijn papa en mama in de Pottershofstraat in Wilrijk. (Fiets nu door die straat en je zult zien dat iemand het woord ‘Harry’ aan het straatnaambordje heeft toegevoegd.) Het jongetje was met zijn matchbox-autootjes aan het spelen toen er plots een wieg in de living verscheen waarin een wriemelend bundeltje werd gelegd. Het jongetje kreeg te horen dat hij zopas grote broer was geworden. Wat hij van de gezinsuitbreiding dacht, weet het jongetje niet meer. Wellicht vond hij dat zusje iets te veel weende en sliep, maar leek haar kale hoofdje wel leuk om er zijn autootjes over te laten rijden.

Het jongetje vervulde de rol van grote broer met brio. Getuige daarvan de familiefoto’s waarin hij – zelf amper uit de luiers – zusje de fles gaf, zusje in zijn armpjes hield of zusje met de plastic walvis in bad liet spelen ook al was het zijn walvis. Niet alles was peis en vree in de Pottershofstraat. Het jongetje herinnert zich één Sinterklaas waarin zusje meteen de raket stukmaakte en met de kop van zijn action man ging lopen. Later zou het jongetje wraak nemen door zusjes barbie-boot te slopen.

Het gezin verhuisde naar een sleutel-op-de-deur-woning met tuin in een Edegemse nieuwbouwwijk. Buiten speelden broer en zus samen met de kinderen uit de buurt, binnen bleven ze elk in hun eigen kamer. Het jongetje liep voortaan school aan het OLVE-college terwijl zusje dat aan het Pulhof deed. Het jongetje ging naar de scouts naast de E-19-autostrade, zusje naar de gidsen in het centrum. Het jongetje tekende stripverhalen, zusje zong voor de spiegel, een haarborstel als micro, en deed ballet. Soms keek het jongetje stiekem toe hoe zusje haar pasjes oefende en haar armen als vleugels uitsloeg wanneer ze de stervende zwaan naspeelde.
Toen besefte het jongetje nog niet hoe wijd zusje haar vleugels wel kon uitslaan.

Het jongetje bleef grote broer. Op de dag dat Lady Di met haar prins trouwde, speelden broer en zus in bevroren tuinen en zakte zus door het ijs. Broer nam verkleumde zus bij de hand en nam haar mee naar huis. Daar ontfermde mama zich over haar dochter en miste daardoor de rest van de bruiloftsceremonie.

Tsjernobyl, de Challenger, de Val van de Muur, Tienanmen. Het jongetje studeerde op zijn kamer voor zijn eerste zit terwijl zus in de tuin ijsthee dronk samen met haar eerste vriendje. Af en toe staarde hij uit het raam, vrezend dat ze elk jaar een beetje verder van elkaar zouden vervreemden. Het tegendeel gebeurde. Terwijl mama en papa de woorden niet meer vonden om hun huwelijk mee te redden en de stilte als vulkaanas uit het plafond neerdwarrelde, zochten broer en zus steun bij elkaar. Ze voerden gesprekken over de toekomst, keken samen naar Coen Brother-films, gingen naar optredens van Crowded House en Grandaddy.

Het jongetje vond werk, sloeg zijn vleugels uit en verliet het ouderlijk nest. Zus volgde een jaar later. Aanvankelijk woonden ze nog in dezelfde appartementsblok aan de Stadswaag, later ruilde ze haar flat in voor een eigen stek op het Zuid om kort nadien bij de man te gaan wonen die later haar echtgenoot zou worden. Maar haar vleugels reikten verder. Haar bruiloft werd een afscheidsfeest. Samen met haar man verhuisde ze naar China. De miljoenensteden Beijing, Chengdu en Shanghai werden haar nieuwe thuis.

Zus woonde in Chengdu toen op 12 mei 2008 de aarde er met een kracht van 7.8 op de schaal van Richter beefde. Het jongetje schreef aan zijn derde boek die dag en was zich van geen kwaad bewust toen papa hem in tranen opbelde. Nooit verliep de tijd trager. Het duurde tot een stuk in de namiddag voor zus een telefoon vond die werkte en meldde dat ze oké was. Tot op heden blijft 12 mei 2008 de zwartste dag in het leven van het jongetje.

Op 23 februari 2009 beviel zus van een zoontje en werd het jongetje peter. Het jongetje zag het kind in schokjes opgroeien. De eerste keer dat het petekindje het vliegtuig naar België nam, kreeg hij nog borstvoeding, de tweede keer kende hij enkele woordjes, de vierde keer rende hij door Arrivals op oma af.

Op de dag dat de scheurkalender het velletje bereikt waarop 8 november 2014 gedrukt staat, neuriet het petekindje een Chinees liedje en hangt hij een nieuwe tekening aan de koelkast.

Op diezelfde dag, veertig jaar geleden, verscheen een wieg in een appartement aan de Pottershofstraat.

En wenst dit jongetje zijn zus een gelukkige veertigste verjaardag.

doe de Book Bucket List

“My desert-island, all-time, top 5 most memorable split-ups, in chronological order:
1) Alison Ashworth
2) Penny Hardwick
3) Jackie Allen
4) Charlie Nicholson

5) Sarah Kendrew
Zo begint High Fidelity, de geestige roman van Nick Hornby, al even geestig verfilmd door Stephen Frears, met Jack Black in een memorabele bijrol – Jack Black kent u trouwens van de evergreen Fuck Her Gently. Het boek vertelt het verhaal van een platenzaakeigenaar en zijn twee hulpjes, die hun uren vullen met lijstjes op te stellen. Top 5 Dustin Hoffman-films, top 5 guitaarsolo’s, top 5 platen-gemaakt-door-blinde-muzikanten. Enzovoort. High Fidelity is een prima romantische komedie met tonnen muziek en evenveel lijstjes.

Lijstjes. Over een goede maand, net na het tornadoseizoen, gaan de tijdschriften in eindejaarsmodus en vullen ze er hun pagina’s mee. Mensen als Rik Torfs en Joy Anna Thielemans worden dan gevraagd naar wat ze de beste film van het afgelopen jaar vonden, het beste boek (als ze er een gelezen hebben), de vreemdste internethype.

Kans is groot dat sommigen de Ice Bucket Challenge als hype van het jaar zullen vernoemen. We hebben met zijn allen immers meer ijsblokjes over hoofden gekieperd dan er figureren in de natte droom van een gletsjer.
In het kielzog van de ijsblokjesemmers zijn er nu de Book Bucket Lists, waarin schrijvers en lezers en andere opiniemakers opsommen welke boeken bij hen op de hoogste plank vertoeven. Zo’n beetje de MTV Cribs van de Canvaskijker, zo u wil, waarin geletterden hun belezenheid etaleren in plaats van hun master bedroom.

Lijstjes. Samen met kattenfilmpjes kunnen we er maar niet genoeg van krijgen. En om die mensen een plezier te gunnen die hun boekenemmerlijstje al gepubliceerd hebben en even geen zin hebben in Candy Crush Saga, heb ik een volgende opdracht klaar: de Fish Bucket Challenge!
Mijn top vijf:
1) Blauwe wijting
2) Schar
3) Pieterman
4) Karper
5) Gestreepte poon

Een gedurfde keuze, dat besef ik. En ik nomineer bij deze Julien Stroobants, Frankie Loosveld en Rudy Verboven.
Een hype in de maak.

Tony Soprano en ik

Wat nu, Bontenakel? Dat laatste blogbericht dateert alweer van mei en dan was het nog die gerecycleerde VERZIN-column. Tong verloren?
Klopt, deze jongen is enkele maanden lang sprakeloos geweest. Een woordje uitleg.

Wie The Soprano’s heeft gezien, herinnert zich van de eerste aflevering dat Tony in de steek wordt gelaten door de eendenfamilie die zich in zijn zwembad had genesteld en dat hij tijdens een barbecue een paniekaanval krijgt. Enter dokter Melfi, de psychologe.

Ik stond geen eendjes in het zwembad te voeren toen ik in mei mijn eerste paniekaanval kreeg en tenzij mijn vader iets voor me achter houdt ben ik ook geen capo van een mafiafamilie. Ik kan je wel vertellen dat zo’n aanval behoorlijk… heu… angstaanjagend is, zeker als het je in het midden van de nacht overkomt. Ik dacht verdorie dat ik een beroerte kreeg en was dan ook ten zeerste opgelucht toen die eerste merel ’s ochtends begon te fluiten.

Er is een fijne stripreeks die De dagelijkse worsteling heet. Dat zijn de maanden juni en juli voor mij ook geweest – een worsteling. Twee maanden lang heb ik geen letter geschreven, heb ik weinig tot geen kranten gelezen, geen enkele WK-match van de Belgen gezien (nee écht, geen enkele), en kon de hele online-carrousel me vierkant gestolen worden. Het is waar wat ze zeggen: zodra de gezondheid het laat afweten, worden een heleboel dingen een pak minder belangrijk. En op een dag zat ik huilend bij de dokter en kon ik maar één ding zeggen: ‘ik wil mijn leven terug.’

Het duurde even voor de diagnose bevestigd werd en in die tijd heb ik de sociale zekerheid flink op kosten gejaagd met mijn huisartsabonnement en ziekenhuisbezoeken. Over beroertes hoef ik me de eerste jaren geen zorgen te maken. Nee, het probleem zat tussen mijn twee oren. Zonder in details te treden kan ik het als volgt samenvatten: ik had met de jaren meer zorgenkinderen geadopteerd dan mijn lichamelijke huishouding aankon. Ik ben nu eenmaal een piekeraar. En een controlefreak. En als je overdag werkt en na de uren schrijft en na de schrijfuren nog een toerke wilt gaan lopen en een weblog en een Facebookpagina wil bijhouden… Dat zijn een hoop ballen waarmee je moet jongleren en die zijn in mei allemaal tegelijk op mijn kop terechtgekomen.

Net als Tony Soprano heb ik nu mijn eigen Jennifer Melfi om tegen te emmeren. Emmeren helpt. Sinds een week of drie voel ik me beter en kan ik opnieuw een beetje mee in de vaart der volkeren. Hoera, ik kan weer boeken beginnen schrijven! Hoera, ik mag weer op de online-carrousel!

Bij deze.

lotgenoten

De opzet was eenvoudig. Elke eerste donderdag van de maand in het achterafzaaltje van café De Berenbak. En als we teksten hadden, moesten die tijdig in eenieders mailbox belanden. Niemand van ons had een titel in een toonrek staan maar we twijfelden er niet aan dat publicatie slechts een kwestie van tijd zou zijn. Gedreven, ideeënspuwend, gepakt door de letteren.

In september 2003 kwamen we voor het eerst bij elkaar. Een rondetafelgezelschap van mensen die schreven en proeflezers voor die schrijfsels zochten. The Algonquin Round Table zoals op de foto maar dan zonder de New Yorkers. Een schrijfgroep. Aanvankelijk waren we met zijn tienen, en net als in Agatha Christie’s Ten Little Niggers viel de ene na de andere af (n.v.d.r.: zonder dat er moordzieke butlers aan te pas kwamen). Op het eind schoten we met zijn vijven over.

Pas op, het doornemen der teksten, het uitschrijven der notities, het geen blad voor onze mond nemen tijdens het uitschrijven der notities – daar kwam een zekere ernst bij kijken. Als we het niet goed vonden, dan brachten we die boodschap altijd zonder ze in suikerspin te verpakken. En als het wel goed was, dan was daar meestal een ‘maar’ aan verbonden. Maar… na de feedback kwamen de flessen op tafel, de petites histoires, de plannenmakerij, de lachstuipen, de vuile praat. Vaak waren we in het holst van de ochtend nog niet klaar dus besloten we onze teksten en onze flessen gedurende 60 uur in kustplaatsjes en Ardense gîtes onder te brengen.

De Berenbak sloot zijn deuren. We weken uit naar café De Kat en elkanders living en andere Boeren van Tienen. Sommigen vonden de liefde, sommigen vonden een uitgever, sommigen vonden andere overslaande vonken. De zomervakantie bleek geen evidentie om af te spreken dus sloegen we die over. En december was ook al zo’n drukke maand. Echt alweer de eerste donderdag? En mijn agenda zit al zo vol. O, was dat gisteren? Radicaal vergeten!

In 2012 waren we voor het laatst voltallig.

Ons tienjarig jubileum ligt alweer een halfjaar achter ons. De datum is geruisloos aan onze deuren voorbij getrokken. Vanavond zouden we voor het eerst sinds mensenheugenis opnieuw samenkomen. Maar tussen droom en daad enzovoort (Elsschot komt overal en altijd van pas). En omdat twee een wel erg magere opkomst leek, hebben we de langverwachte reünie uitgesteld. Tot nader order.

Zo gaat dat.

weekberichten

zondag 23 februari
De verjaardag van mijn petekindje gevierd. Langs een skype-venster. Hij is vijf geworden. Ik had het Happy Birthday-liedje in het Chinees geoefend om hem te verrassen. Helaas, er moesten cadeautjes uitgepakt worden en dies meer, en dan is de vertelnonkel even quantité negligeable. Niet erg. Ik zag een genietend petekindje op zijn knietjes, aandachtig kijkend of zijn papa de racebaan wel op de correcte manier in elkaar stak.

maandag 24 februari
Een holdag. Om vijf na acht ‘s ochtends nog op kantoor, om vijf na twaalf op de trappers, om vijf na half één op de Amsterdammer, in fijn gezelschap – collega’s Annemarie Estor en Lies Van Gasse reisden mee.
Uitgeverij Wereldbibliotheek is gefuseerd met uitgeverij Nieuw-Amsterdam en daar hoorden borrelnootjes, bier en een woordje uitleg bij. De opkomst was talrijk en de fondsauteurs verzamelden zich in enclaves tussen de verhuisdozen en boekentorens. Ik zag er SchrijversAcademie-klasgenote-van-weleer Femke Ponsioen terug, wisselde debutantenervaringen uit met Joy-auteur Patrick Bassant, luisterde naar de ‘Komt een vrouw bij de dokter’-mop van uitgever Koen, en ondervond dat ook Wereldbibliotheekschrijvers een mening over schoenenmode hebben.
We haalden nipt onze laatste trein.
Kanttekening: voor de laatste rit Amsterdam-Roosendaal-Antwerpen moet je om halfnegen al in Amsterdam-Centraal staan, anders haal je het niet.

dinsdag 25 februari
De laatste Paul Auster uitgelezen en hij valt tegen. De ene helft van Bericht vanuit het innerlijk bestaat uit foto’s, de andere uit de samenvatting van twee films. Daar zijn andere media voor, mijnheer Auster. Ik had beter Winterlogboek herlezen.
Kanttekening: terwijl in zijn fictie het toeval een prominente rol speelt, lijkt zijn levensloop geheel en al gedetermineerd door zijn resolute keuze voor het schrijverschap.

Woensdag 26 februari
Voor het eerst in mijn leven Perzisch gegeten. Het heeft gesmaakt. Van de weeromstuit wel geëindigd met Belgisch bier in bruine oerkroeg De Kat.

Donderdag 27 februari
Elke keer de nakende Oscaruitreiking ter sprake komt, zie je Veerle Baetens in haar bikini over die motorkap kruipen.

Vrijdag 28 februari
Mijn laatste vrijdag op kantoor. Vanaf volgende week werk ik deeltijds en vind je mij elke vrijdag achter mijn schrijftafel in plaats van op kantoor terug. Een scharnierpunt. Tenminste, toch voor mij.
Definieer kantoor, mijnheer Bontenakel! Herinnert u zich het werkhok van Jomme Dockx? Vervang zijn klassement door een bureau en denk de stofjas weg en je komt in mijn kantoor uit. Jawel, even groot, zonder foto van den Adelbert evenwel.
Definieer schrijftafel! Simpel, de tafel in het midden van mijn living. Want eten doet een mens toch gewoon in de keuken.
Ik beken, ik kies slechts deeltijds voor het schrijverschap en een schrijver hoort volgens het draaiboek als een compromisloze Diogenesfiguur te leven van de letteren, de koffie, de nicotine en de whisky. Ik besef, mocht het hem ter ore zou komen, dan zou J.M.H. Berckmans zou uit zijn graf verrijzen om me op mijn gezicht te kloppen. Ik spreek niettemin van een kantelpunt. Stuur me gerust een wenskaart.

Zaterdag 1 maart
Terwijl ik dit stukje schrijf, luister ik naar Blinking Lights and Other Revelations van Eels. Zanger Mark E. Everett (zie foto) heeft een hoop miserie meegemaakt in zijn leven en in plaats van naar de fles, de naald of het pistool te grijpen, heeft hij platen gemaakt – stuk voor stuk mooie, ontroerende, geestige, te koesteren platen. Eels-songs zijn het perfecte antidotum tegen de misantropie, en een wereld waarin iedereen naar Eels luistert, is een wereld zonder het fenomeen ‘forumvlaming’.

een blik nostalgie voor onderweg

Het is zover. Filmmakers hebben de Beatgeneratie herontdekt. Er was On the Road van Walter Salles, er was de Allen Ginsberg-biopic Howl, en binnenkort verschijnt Kill your Darlings in de zalen, die de heilige Beat-drievuldigheid Ginsberg, Kerouac en William Burroughs in één film samenbrengt. Vanwaar de interesse? Volgens regisseur John Krokidas omdat de laatste serieuze opstoot van subcultuur de grunge was.
“Kurt Cobain was de Ginsberg van zijn generatie. Sindsdien geen opstootjes meer. Vandaar dat de kids van nu teruggrijpen naar de beats, de geboorte van de tegencultuur.”

Dit wordt vandaag ergens beaamd door Bart Steenhaut, chef muziek bij De Morgen. In een opiniestuk schrijft hij over de doortocht van de Pixies in de AB afgelopen woensdag en donderdag. De Pixies, generatiegenoten van Nirvana. Luister naar Smells like teen spirit en je hoort Debaser echoën.
“Pixies. Een van de meest baanbrekende groepen van de jaren tachtig en negentig warmt anno 2013 al negen jaar lang dezelfde oude kost op. Non-conformisme werd opportunisme. Vernieuwing werd mainstream.”
Misschien heeft hij gelijk. REM trok zijn conclusies en hield er een tijdje geleden al mee op. Misschien hadden de Pixies dat ook moeten doen. Misschien hadden ze de handdoek in de ring moeten gooien toen Kim Deal uit de groep stapte. Misschien.

Ik was er donderdag bij in de AB. Het publiek bestond uit dertigers, veertigers en enkele dappere vijftigers. Het was niet de eerste keer dat ik de Pixies live zag, en sommige van die concerten dateren van vóór hun reünie. Persoonlijk zag ik een groep met dezelfde attitude als de groep die ik op Werchter 1991 zag optreden: loud quiet loud en fuck de bindteksten. O ja, en krak dezelfde songs natuurlijk. Wat maakt hen dan minder relevant? Wel, de wereld rondom is twintig jaar ouder geworden. En die geruite-hemden-dragende, in-het-Amerikaans-en-Spaans-brullende, jonge schreeuwlelijk Black Francis is ook twintig jaar ouder geworden. Anno 2013 zal geen enkele tiener die dikke, kale, norse meneer op het podium nog non-conformistisch vinden.

Dus grijpt de jeugd anno 2013 terug naar de beatbeweging. Authenticiteit is tenslotte le mot de jour en de beats waren er het eerst bij. Bovendien zijn die lui in het echt allemaal dood en worden ze in de film gespeeld door hippe, jonge, mooie acteurs en actrices (en niet door dikke, kale, norse meneren). Mooi meegenomen.

Ik heb Kerouac’s On the Road gelezen toen ik een jaar of vijftien, zestien was en de ervaring is blijven hangen – waarover later meer. (Trouwens, niet alleen bij mij. De debuutplaat van Tom van Laere staat bol van de verwijzingen, en wie Kerouac gelezen heeft, weet dat Admiral Freebee de naam van een boot is.) Er zijn zij die beweren dat Kerouac niet relevant meer is. Een zestienjarige die met zichzelf in de knoop ligt, heeft lak aan die bewering. Laat de tieners de beats dus gerust herontdekken. Intussen trek ik samen met Bart Steenhaut een blik nostalgie open en leg Surfer Rosa & Come On, Pilgrim in de cd-lader.

dronken klussers

Een zomernamiddag in Berchem. Tapahapjes en bier en mojito’s met munt uit de tuin. (Tapahap, klinkt een beetje als een Azteekse afgod. Of een Bellewaerde-attractie.) Net als de wespen zwalpten de gesprekken lui over de terrastafel. Passeerden achtereenvolgens de revue: groendaken, geschrapte premies en bijgevolg: vermaledijde politiekers, het vliegveld van Deurne, de grote baas van Atlas Copco, en de optredens in het Rivierenhof van afgelopen donderdag.

Wat die optredens betreft, kan ik bondig zijn: hoogtepunten voor mij waren de americana van King Dalton, de teksten van Miles Benjamin Anthony Robinson II die – in tegenstelling tot wat zo’n naam doet vermoeden – niet voor een bankiersbaan bij Goldman Sachs koos maar voor een onzeker bestaan als singer-songwriter, en de wall of sound van Creature with the Atom Brain. Bij Protection Patrol Pinkerton wogen de songs lichter dan de branie van de zanger. Bed Rugs beklijfde niet. En wat het publiek betrof: het leek wel of een select clubje hipsters van het Antwerpse Zuid naar het OLT was afgezakt om er naar elkaar in plaats van naar het podium te kijken. Doch dit geheel terzijde.

Terwijl wij over Aldo Struyf en zijn twee drummers palaverden, amuseerde een peuter zich in de zandbak. Af en toe wees het knulletje een overvliegend vliegtuig aan en sprak hij ons bestraffend toe als we niet reageerden. Andere keren reikte hij ons stukken speelgoed aan die de gastvrouw en –heer voor hem hadden klaargelegd.

Eén van de zaken die op tafel belandde, was een vreemdsoortig donkergroen apparaat met een oranje aan- en uitknop. Verder nergens uitsteeksels of pluggen. Als je de knop indrukte, ging er een lichtje branden, dat was alles. Nergens knetterende elektromotoren of zoemende servo’s. Ongeschikt dus voor de gereedschapskist. Een stuk speelgoed? Nee, zelfs voor volwassenen kon het als speelgoed onvoldoende, heu, bevredigen.   Kortom, net als een journaal in het post-Jan Becaus-tijdperk leek het ding iets te missen.
‘Wat is het?’ vroegen we aan de gastheer.
‘Een zaagmachien,’ zei hij ferm. ‘Een zaagmachien voor doe-het-zelvers die ’s nachts van ’t café komen, nog geen vaak hebben en menen nog een uurtje te moeten gaan klussen.’

Eerst was het stil aan tafel – de gezwindheid waarmee hij ons met een antwoord om de oren sloeg (hij was toe aan zijn derde mojito) sloeg ons met verstomming. Dan algemene hilariteit. Een andere uitleg voor de aanwezigheid van het apparaat kregen we niet. Dat hoefde ook niet. Zijn repliek volstond ruimschoots.

Het is intussen gemeengoed: België is een surrealistisch land. Dat surrealisme vind je niet alleen terug in musea en galerijen, bij de appels van Magritte of de plastic riffen van Maarten Vanden Eynde, neen, dat surrealisme belandt ook onverhoeds op een Berchemse tuintafel, tussen de bierglazen en de wespen.

En dat het nog een geestige middag werd.

Social media & sharing icons powered by UltimatelySocial
Facebook
Instagram